Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Beltman, Johannes Hendrikus

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
Pastoor Beltman
op latere leeftijd

Johannes Hendrikus Beltman was de tweede pastoor van Stokkum. Hij werd op 9 april 1888 geboren in de Overijsselse gemeente Zwollerkerspel als zoon van Wilhelmus Beltman en Berendina Johanna Damman.

Hij werd op 15 augustus 1912 in Utrecht tot priester gewijd en was daarna kapelaan in Rossum, assistent in Borne en vervolgens kapelaan in Renkum, Veendam en Amersfoort.

In 1930 werd hij de tweede pastoor van Stokkum als opvolger van de overleden pastoor Van Sonsbeeck. De parochianen waren nog zo in rouw om dood van pastoor Van Sonsbeeck, dat zij besloten de intrede van pastoor Beltman zonder feestelijkheden te laten plaatsvinden. Op vrijdag 18 juli, 's avonds om 7 uur, werd Beltman geïnstalleerd door deken Derksen van het dekenaat Terborg.

Pastoor Beltman heeft zich sterk ingezet voor de jeugd, maar hierbij kwam hij vaak in de problemen met het Sint Oswaldusgilde. Hij wilde graag het nieuwe gildehuis, geopend in 1932, gebruiken voor het jeugdwerk, maar het gilde was daar niet voor. Hierop probeerde hij geestelijk adviseur te worden, maar het bestuur sloeg dit aanbod af. Het gilde zou dan een rooms-katholieke vereniging worden, terwijl het liever een algemene vereniging bleef. Pastoor Beltman is daarna in een preek zo van leer getrokken tegen het gilde, dat dit zich bij de aartsbisschop heeft beklaagd.

Dit betekent niet dat pastoor Beltman het gilde slecht gezind was. Toen in november 1931 het Sint Suitbertusgilde werd opgericht als concurrent van het Sint Oswaldusgilde, verscheen er in het katholieke blad De Banier een artikel dat dit tegengilde fel afkeurde. Naar verluidt was pastoor Beltman degene die informatie over het Sint Suitbertusgilde aan De Banier had doorgespeeld.

Uit de nalatenschap van pastoor Van Sonsbeeck werd f 3.500 uitgezet bij de Boerenleenbank. Verder werd uit de nalatenschap een lening van f 3.500 verstrekt aan de Pancratiuskerk in 's-Heerenberg en van f 10.000 aan een boer in Azewijn. Deze nam het niet zo nauw met de aflossing, zodat zelfs pastoor De Greef hem in 1959 nog een aanmaning moest sturen.

In 1933 werden besprekingen gevoerd om het kerkhof te vernieuwen en uit te breiden. Het nieuwe kerkhof ging ook dienstdoen als processieterrein, zodat daar in 1934 de eerste sacramentsprocessie werd gehouden.

Pastoor Beltman hechtte bijzonder aan de uiterlijke vorm van de geloofsbegeleiding. "Als je over straat kwam met Allerheiligen moest je knielen en een kruisteken maken. Kwam je langs de kerk dan moest je de pet afnemen. O wee, als je het niet deed".

In 1936, na amper zes jaar, werd pastoor Beltman overgeplaatst naar de parochie van Sint Jacobus de Meerdere in Enschede. Hier werd hij op 10 juli geïnstalleerd door deken Weijenborg van het dekenaat Hengelo. Voordien was er op 8 juli een afscheidsavond in zaal 't Klaphek, muzikaal omlijst door de Harmonie Volharding. Meester Kolner hield een afscheidsrede, waarin hij pastoor Beltmans verdiensten prees, zoals de instelling van de sacramentsprocessie en de steun die hij in de crisisjaren aan minderbedeelden had verleend. Daarna bood hij de pastoor als afscheidsgeschenk een kruisbeeld aan voor de pastorie in Enschede. Na toespraken door vertegenwoordigers van enkele Stokkumse verenigingen hield pastoor Beltman een dankrede, waarin hij onder meer stelde ervan overtuigd te zijn dat hij de mooiste jaren van zijn priesterleven in Stokkum had doorgebracht.

Zijn opvolger was pastoor Spruijt.

Pastoor Beltman overleed in het r.-k. ziekenhuis in Enschede op 11 oktober 1954, 66 jaar oud. Op 15 oktober werd hij begraven op het r.-k. kerkhof aldaar.

Uit De Graafschapbode van 15 juli 1930
Uit de Volkskrant van 30 juni 1936


Bronnen