Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Benoemingsrecht

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Het benoemingsrecht was het recht van de graaf van Bergh en andere landsheren om ambtenaren te benoemen, zoals landdrosten, schouten, schepenen, richters, administrateurs en rentmeesters. Ook functionarissen als schoolmeesters, organisten, kosters en doodgravers konden door de graaf benoemd. Voor de benoeming van geestelijken was er een afzonderlijk recht, namelijk het collatierecht.

Met het benoemingsrecht had de graaf directe greep op het bestuur van zijn bezittingen. Dit was in strijd met de idealen van de Franse Revolutie, zodat het recht in 1795 met de vorming van de Bataafse Republiek werd afgeschaft. Toen in 1798 de grondwet van de Bataafse Republiek in werking trad, werden alle overige heerlijke rechten ook afgeschaft.

Na het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid kwam het benoemingsrecht in 1814 terug in de afgezwakte vorm van het voordrachtsrecht. De graaf, destijds vorst Anton Alois, kon nog wel kandidaten voor een ambt voordragen, maar niet meer benoemen. Alleen enkele lagere functies, zoals die van nachtwaker, kon hij nog zelf invullen.

Bron