Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Kok, Ernst Wilhelm Ewald

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Ernst Wilhelm Ewald Kok was KNIL-militair. Hij werd op 16 juni 1849 geboren in de Zeddam als zoon van Johannes Franciscus Kok en Wilhelmine Henriette Elisabeth Andrée.

Wat Kok in Nederlands-Indië allemaal heeft meegemaakt, is niet meer na te gaan, maar de hoofdlijnen van zijn 27 dienstjaren konden wel gereconstrueerd worden.

Zijn broer Johan Gustav Adolph en zijn neven (oomzeggers) Johannes Kok en Carel Frans Leo Hoogland zijn ook naar Nederlands-Indië gegaan, maar niet als militair.

Een vertraagd vertrek

Op 11 april 1865 meldde Kok zich, vijftien jaar oud, vrijwillig bij het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk. Daar tekende hij voor een verbintenis van tien jaar bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), ingaande op de dag van inscheping. Die inscheping heeft op zich laten wachten, want drie jaar later – hij was inmiddels sergeant – was hij nog steeds in Nederland. Hij werd toen op 23 mei 1868 van zijn verbintenis ontheven en nam dienst bij het 6e Regiment Infanterie van de Koninklijke Landmacht. Hij tekende voor zes jaar, maar ook die verbintenis heeft hij niet uitgediend. Op 2 februari 1871 tekende in Harderwijk voor zes jaar bij het KNIL. Het dienstverband ging weer in op de dag van inscheping, die op 26 augustus 1871 inderdaad plaatsvond. Hij nam die zaterdag ook een premie van 140 gulden in ontvangst.

Kok was op die 26e augustus een van de 125 KNIL-militairen die van Harderwijk per trein naar Rotterdam reisden om daar aan boord te gaan van het fregatschip Zuid-Holland. Drie dagen later is dit schip van Hellevoetsluis naar Indië vertrokken, waar het op 5 december aankwam in Batavia. De ontscheping gebeurde de volgende dag.

Uit het Algemeen Handelsblad van 29 augustus 1871
Uit het Bataviaasch Handelsblad van 6 december 1871

Het eerste verblijf in Indië

Kok was ruim twaalf jaar in Indië voor hem verlof naar Nederland werd verleend. Zijn loopbaan in deze periode zag er als volgt uit:

  • 6 december 1871: geplaatst bij het 10e Bataljon Infanterie
  • 16 augustus 1873: als élève aan zijn officiersopleiding begonnen aan de Militaire School in Meester Cornelis, een buitenwijk van Batavia
  • 4 augustus 1875: benoeming tot 2e luitenant
  • 31 augustus 1875: geplaatst bij het 8e Bataljon Infanterie
  • 27 december 1876: overgeplaatst naar het garnizoensbataljon van de Westerafdeling van Borneo
  • 13 juni 1879: bevorderd tot 1e luitenant
  • 30 maart 1880: overgeplaatst naar het 2e garnizoensbataljon van Atjeh en Onderhorigheden
  • 20 september 1880: overgeplaatst naar het 11e Bataljon Infanterie
  • 23 februari 1882: overgeplaatst naar het 3e depotbataljon
  • 22 februari 1883: overgeplaatst naar het garnizoensbataljon van Amboina en Ternate

Op 5 juni 1884 werd Kok een verlof van twee jaar in Europa verleend. Hij duurde even voor hij vertrok, maar op 27 september 1884 is hij met het stoomschip Sumatra aan de zeereis begonnen. De aankomst in IJmuiden was op 7 november. Hij heeft dit verlof bij zijn familie in Zeddam doorgebracht.

Uit De Locomotief van 29 september 1884
Uit De Tijd van 10 november 1884

Het tweede verblijf in Indië

Kok maakte geen vol gebruik van zijn verlof, want al op 29 juli 1885, toen hij nog maar een dik halfjaar in Nederland was, aanvaardde hij in Amsterdam de terugreis. Als commandant van een detachement bestaande uit twee onderofficieren en dertig manschappen ging hij aan boord van het stoomschip Prins Alexander, dat op 9 september in Batavia arriveerde.

Uit het Algemeen Handelsblad van 29 juli 1885
Uit de Java-Bode van 10 september 1885

Zijn loopbaan ging als volgt verder:

  • 24 september 1885: geplaatst bij het 2e depotbataljon
  • 14 maart 1889: overgeplaatst naar het garnizoensbataljon van Amboina en Ternate
  • 12 december 1889: bevorderd tot kapitein
  • 7 februari 1890: twee jaar verlof naar Europa verleend wegens ziekte

Op 23 april 1890 is hij met hem al bekende stoomschip Sumatra naar Nederland vertrokken. Volgens de passagierslijst reisde hij met zijn echtgenote. Zij heette Petronella Catharina van der Weerd en was op 13 maart 1853 geboren in Utrecht als dochter van Wilhelmus van der Weerd en Wilhelmina Josephina de Groot. Zij was vroedvrouw van beroep. In 1877 was zij getrouwd met Abraham Bedier, maar dit huwelijk werd op 12 mei 1885 ontbonden door de arrondissementsrechtbank in Den Haag. Zij waren toen al meer dan vijf jaar gescheiden van tafel en bed.

Mogelijk heeft Kok zijn vrouw in 1885 tijdens zijn verlof in Nederland leren kennen, maar het kan ook zijn dat zij na haar scheiding naar Nederlands-Indië is gegaan en Kok daar heeft leren kennen. In de Nederlandse archieven is van hen geen huwelijksakte aangetroffen, zodat het erop lijkt dat zij in Nederlands-Indië getrouwd zijn.

Uit de Java-Bode van 22 april 1890
Uit het Algemeen Handelsblad van 28 mei 1890

Het tweede verlof in Nederland

De Sumatra legde op 24 mei 1890 aan in Genua, waar Kok en zijn vrouw net als de meeste andere passagiers van boord gingen en hun reis naar Nederland per zogenaamde boottrein voortzetten. Dat bekortte de reis met meerdere dagen, want de Sumatra was pas op 2 juni in IJmuiden, terwijl de trein via Duitsland al na een dag of twee in Nederland was. Een bijkomend voordeel was dat de trein in Emmerik en Arnhem stopte. Het is goed mogelijk dat Kok en zijn vrouw in een van deze plaatsen zijn uitgestapt.

Zij gingen logeren bij hun familie in Zeddam, maar op 21 augustus 1890 vertrokken zij naar Arnhem. Daar werd op 28 april 1891 hun zoon Ernst Wilhelm Joseph geboren. Helaas overleed zijn vrouw een paar dagen later, op 2 mei, waarna nog geen jaar later, op 1 april 1892, ook hun zoon stierf. Kok was niet bij het overlijden van zijn zoon aanwezig. Al in juni 1891 is hij (zonder zijn zoon) weer naar Zeddam gegaan en daarna op 14 september 1891, wederom ruim voor het einde van zijn verlof, naar Indië teruggekeerd.

Hij reisde dit keer met het stoomschip Koningin Emma, dat voer op de route Amsterdam–Batavia. Ook nu was commandant van een detachement KNIL-militairen, dat op deze reis bestond uit zes onderofficieren en vijftig manschappen. De Koningin Emma kwam op 24 oktober aan in Batavia.

Uit De Tijd van 14 september 1891
Uit het Bataviaasch Handelsblad van 24 oktober 1891

Het derde verblijf in Indië

Uit de Java-Bode van 19 juli 1892

Kok begon zijn derde verblijf in Indië bij het 2e depotbataljon, waar hij op 31 oktober 1891 geplaatst werd. Hij diende hier maar kort, want al op 3 juni 1892 werd hij op eigen verzoek eervol uit de dienst ontslagen wegens volbrachte diensttijd. Dit ontslag volgde op een besluit van 28 mei 1892, waarbij hem tevens een pensioen van 1500 gulden per jaar werd toegekend.

Op 20 juli 1892 ging Kok als gepensioneerd kapitein aan boord van het stoomschip Ardjoeno om voorgoed naar Nederland terug te keren. Dit schip had Rotterdam als eindbestemming, maar Kok en andere passagiers zijn op 15 augustus in Marseille van boord gegaan om hun reis per boottrein voort te zetten. Anders dan de boottrein uit Genua volgde de boottrein uit Marseille een route via Parijs en Brussel, en kwam na een dag of twee in Nederland aan. De Ardjoeno voer pas op 23 augustus de Nieuwe Waterweg op.

Onderscheidingen

Aan Kok werden de volgende onderscheidingen toegekend:

Koks KNIL-stamboekgegevens


Terug in Nederland

Uit Het Nieuws van den Dag van 5 december 1892

Kok ging na zijn terugkeer in Nederland weer in Zeddam wonen. Op 1 december 1892 hertrouwde hij in 's-Heerenberg met Margaretha Johanna Henderika Heijt, geboren op 10 januari 1868 in Assen als dochter van Dingenis Heijt en Jansien Leppers. Zij was net als Koks eerste vrouw vroedvrouw, maar dat zal toeval zijn. Zij werkte sinds april 1891 als vroedvrouw in Zeddam en woonde daar dus al ruim een jaar toen Kok uit Indië arriveerde.

De getuigen bij het huwelijk waren:

Zijn kinderen waren:

  • Gustaf Adolf Johan, geboren op 24 december 1893 in Gendringen, overleden in Vorden op 3 maart 1928
  • Ida Elise Henriette Wilhelmina, geboren op 27 augustus 1899 in Vorden, overleden aldaar op 20 september 1899
  • Jeanne Dingena Elise Henriette Wilhelmina, geboren op 28 augustus 1900 in Vorden, overleden in Ede op 6 juni 1929
Uit De Graafschapbode van 3 oktober 1896

Kok en zijn vrouw verhuisden in februari 1893 van Zeddam naar Gendringen en van daar in mei 1894 naar 's-Heerenberg. Daar was Kok erelid van Sociëteit De Vriendschap. Op 1 mei 1895 gingen zij weer in Zeddam wonen om vervolgens in februari 1897 naar Vorden te verhuizen. Daar was zijn vrouw al in oktober 1896 tot gemeentevroedvrouw benoemd. In november 1900 werd hij met zijn gezin uitgeschreven naar Zuidhorn in Groningen, maar blijkbaar beviel het daar niet, want twee jaar later, op 15 november 1902 werden zij weer in Vordense bevolkingsregister ingeschreven.

Kok overleed in Ede op 9 december 1926, 77 jaar oud. Zijn vrouw overleed in Zutphen op 3 maart 1938, zeventig jaar oud.

Bronnen