Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Meurs, Henricus: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Onjuiste info "Erfenis voor vandaag en morgen" verwijderd)
(afbeelding geplaatst)
Regel 1: Regel 1:
 +
[[Bestand:Pastoor Meurs.JPG|thumb|right|300px|'''Pastoor Meurs zoals hij in 1919 (37 jaar na zijn dood) door Louis de Breet geschilderd werd. Op de achtergrond zien we links de oude kerk van Azewijn uit 1819, en rechts de pastorie uit 1867. De pastorie is afgebeeld zoals hij er uitzag voor de verbouwing van [[1908]]. Het jaartal in de wimpel is 1867, het jaar dat de parochie Azewijn werd gesticht.]]
 
'''Henricus Meurs''' werd geboren op 11 november [[1808]] in Duistervoorde bij Twello.
 
'''Henricus Meurs''' werd geboren op 11 november [[1808]] in Duistervoorde bij Twello.
 
Hij was de eerste [[Pastoors en Kapelaans|pastoor]] van de [[H. Mattheus|Mattheüskerk]] in [[Azewijn]]. De parochie Azewijn werd kort voor zijn komst in september [[1867]] canoniek opgericht door afscheiding van de [[Sint Oswalduskerk|parochie Zeddam]]. In de praktijk had de parochie Azewijn al gefunctioneerd sinds [[1819]], toen het dorp een eigen kerk als bijkerk van Zeddam had gekregen. De nieuwe pastoor hoefde dus geen bouwpastoor te zijn. De bisschoppelijke akte waarin de oprichting werd goedgekeurd, werd op 6 oktober 1867 op de preekstoel voorgelezen, en vier dagen later werd pastoor Meurs feestelijk binnengehaald.
 
Hij was de eerste [[Pastoors en Kapelaans|pastoor]] van de [[H. Mattheus|Mattheüskerk]] in [[Azewijn]]. De parochie Azewijn werd kort voor zijn komst in september [[1867]] canoniek opgericht door afscheiding van de [[Sint Oswalduskerk|parochie Zeddam]]. In de praktijk had de parochie Azewijn al gefunctioneerd sinds [[1819]], toen het dorp een eigen kerk als bijkerk van Zeddam had gekregen. De nieuwe pastoor hoefde dus geen bouwpastoor te zijn. De bisschoppelijke akte waarin de oprichting werd goedgekeurd, werd op 6 oktober 1867 op de preekstoel voorgelezen, en vier dagen later werd pastoor Meurs feestelijk binnengehaald.
Regel 8: Regel 9:
 
Na zijn wijding was Meurs kapelaan te Doornik van 29 november [[1843]] tot 23 april [[1845]], daarna te Vaassen en Epe tot 29 september [[1846]], vervolgens te [[Wehl]] tot 23 april [[1847]] en opnieuw te Vaassen en Epe tot na Pasen [[1854]]. Op 5 april [[1854]] werd hij pastoor te Renswoude en Veenendaal en op 19 februari [[1859]] te Vreeswijk.
 
Na zijn wijding was Meurs kapelaan te Doornik van 29 november [[1843]] tot 23 april [[1845]], daarna te Vaassen en Epe tot 29 september [[1846]], vervolgens te [[Wehl]] tot 23 april [[1847]] en opnieuw te Vaassen en Epe tot na Pasen [[1854]]. Op 5 april [[1854]] werd hij pastoor te Renswoude en Veenendaal en op 19 februari [[1859]] te Vreeswijk.
  
Op 10 oktober [[1867]] werd hij, zoals hierboven reeds beschreven, de eerste pastoor van de nieuwe parochie Azewijn. Hij was geliefd bij zijn parochianen, die hem de erenaam "vader" gaven. Toch was hij was niet altijd even makkelijk, althans op het eind van zijn leven drukte hij zich tijdens de schoolstrijd in Azewijn uit in felle bewoordingen. Hij wilde in december [[1880]] de [[Sint Jozefschool|katholieke bijzondere school]] in het dorp over te doen aan de gemeente als openbare school. Het kerkbestuur, en daarna vrijwel de hele parochie, was hier tegen en schreef een protest aan de aartsbisschop in Utrecht. Hier was Meurs het niet mee eens, en in een donderpreek riep hij dat "de trompet des oorlogs ontstoken [was] en de vaan des opstands ontrold", en dat "onze voorouders zich diep zouden schamen als zij zouden zien welke vlegels zijn hadden achtergelaten". De aartsbisschop antwoordde op 7 januari [[1881]] dat de huidige situatie gehandhaafd moest worden om onaangenaamheden te voorkomen.
+
Op 10 oktober [[1867]] werd hij, zoals hierboven reeds beschreven, de eerste pastoor van de nieuwe parochie Azewijn. Hij nam zijn intrek in de [[Pastorie Azewijn|nieuwe pastorie]], die door de Azewijnse architect [[Architecten_Te_Wiel#Arnold_te_Wiel_senior|Arnold te Wiel]] was gebouwd. Hij was geliefd bij zijn parochianen, die hem de erenaam "vader" gaven. Toch was hij was niet altijd even makkelijk, althans op het eind van zijn leven drukte hij zich tijdens de schoolstrijd in Azewijn uit in felle bewoordingen. Hij wilde in december [[1880]] de [[Sint Jozefschool|katholieke bijzondere school]] in het dorp over te doen aan de gemeente als openbare school. Het kerkbestuur, en daarna vrijwel de hele parochie, was hier tegen en schreef een protest aan de aartsbisschop in Utrecht. Hier was Meurs het niet mee eens, en in een donderpreek riep hij dat "de trompet des oorlogs ontstoken [was] en de vaan des opstands ontrold", en dat "onze voorouders zich diep zouden schamen als zij zouden zien welke vlegels zijn hadden achtergelaten". De aartsbisschop antwoordde op 7 januari [[1881]] dat de huidige situatie gehandhaafd moest worden om onaangenaamheden te voorkomen.
  
 
Gedurende het pastoraat van pastoor Meurs zijn er in Azewijn 198 kinderen gedoopt, verreweg de meeste door Meurs zelf. Een aantal keren werd de doop verricht door kapelaan H.W. Hoegen (familie van [[Hoegen, Augustinus Walterus|rector Guus Hoegen]]?). Op 19 maart [[1882]] verrichtte Meurs zijn laatste doop. Daarna heeft hij blijkbaar niet meer kunnen werken. Op 23 april werd het volgende kind gedoopt door de karmeliet B. Jansen, en daarna doopten kapelaan Hoegen op 10 mei en J. Engberink op 9 juni.
 
Gedurende het pastoraat van pastoor Meurs zijn er in Azewijn 198 kinderen gedoopt, verreweg de meeste door Meurs zelf. Een aantal keren werd de doop verricht door kapelaan H.W. Hoegen (familie van [[Hoegen, Augustinus Walterus|rector Guus Hoegen]]?). Op 19 maart [[1882]] verrichtte Meurs zijn laatste doop. Daarna heeft hij blijkbaar niet meer kunnen werken. Op 23 april werd het volgende kind gedoopt door de karmeliet B. Jansen, en daarna doopten kapelaan Hoegen op 10 mei en J. Engberink op 9 juni.
Regel 16: Regel 17:
 
Pastoor Meurs werd opgevolgd door [[Hazelekke, Albertus|pastoor Hazelekke]].  
 
Pastoor Meurs werd opgevolgd door [[Hazelekke, Albertus|pastoor Hazelekke]].  
  
In [[1919]] werd feestelijk herdacht dat Azewijn sinds honderd jaar een eigen kerkgebouw had. Ter gelegenheid daarvan heeft L. de Breet twee portretten geschilder; een van pastoor Meurs en een van pastoor Hazelekke. Deze schilderijen zijn nog steeds in het bezit van de kerk.
+
In [[1919]] werd feestelijk herdacht dat Azewijn sinds honderd jaar een eigen kerkgebouw had. Ter gelegenheid daarvan heeft Louis de Breet twee portretten geschilder; een van pastoor Meurs en een van pastoor Hazelekke. Deze schilderijen zijn nog steeds in het bezit van de kerk.
  
 
In Azewijn is er een [[Pastoor Meursstraat|straat]] naar hem genoemd.
 
In Azewijn is er een [[Pastoor Meursstraat|straat]] naar hem genoemd.

Versie van 8 aug 2010 om 15:24

Pastoor Meurs zoals hij in 1919 (37 jaar na zijn dood) door Louis de Breet geschilderd werd. Op de achtergrond zien we links de oude kerk van Azewijn uit 1819, en rechts de pastorie uit 1867. De pastorie is afgebeeld zoals hij er uitzag voor de verbouwing van 1908. Het jaartal in de wimpel is 1867, het jaar dat de parochie Azewijn werd gesticht.

Henricus Meurs werd geboren op 11 november 1808 in Duistervoorde bij Twello. Hij was de eerste pastoor van de Mattheüskerk in Azewijn. De parochie Azewijn werd kort voor zijn komst in september 1867 canoniek opgericht door afscheiding van de parochie Zeddam. In de praktijk had de parochie Azewijn al gefunctioneerd sinds 1819, toen het dorp een eigen kerk als bijkerk van Zeddam had gekregen. De nieuwe pastoor hoefde dus geen bouwpastoor te zijn. De bisschoppelijke akte waarin de oprichting werd goedgekeurd, werd op 6 oktober 1867 op de preekstoel voorgelezen, en vier dagen later werd pastoor Meurs feestelijk binnengehaald.

Na de voltooiing van zijn studies aan een kleinseminarie, was Meurs in militaire dienst geweest tijdens de Belgische Opstand van 1830-1831. Daarna begon hij zijn hogere studies aan het grootseminarie in 's-Heerenberg. Toen deze opleiding in 1842 gesloten werd, heeft hij zijn studies afgemaakt op het enige nog resterende grootseminarie in Nederland, namelijk dat in Warmond bij Leiden. Daar werd hij op 29 augustus 1843 tot priester gewijd door mgr. C.L. baron van Wijckersloot.

Meurs' priesterwijding gebeurde dus vóór de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 hersteld werd. In Nederland bestonden in die tijd geen bisdommen, en hoewel C.L. baron van Wijckersloot bisschop was, had hij geen bestuursgezag. Hij was aldus bisschop van Curium in partibus infidelium, in het land der ongelovigen. Voor het gemak werd hij meestal "Curium" genoemd, zodat deze aanduiding ook in het parochiearchief van Azewijn voorkomt (dus zonder vermelding van zijn echte naam).

Na zijn wijding was Meurs kapelaan te Doornik van 29 november 1843 tot 23 april 1845, daarna te Vaassen en Epe tot 29 september 1846, vervolgens te Wehl tot 23 april 1847 en opnieuw te Vaassen en Epe tot na Pasen 1854. Op 5 april 1854 werd hij pastoor te Renswoude en Veenendaal en op 19 februari 1859 te Vreeswijk.

Op 10 oktober 1867 werd hij, zoals hierboven reeds beschreven, de eerste pastoor van de nieuwe parochie Azewijn. Hij nam zijn intrek in de nieuwe pastorie, die door de Azewijnse architect Arnold te Wiel was gebouwd. Hij was geliefd bij zijn parochianen, die hem de erenaam "vader" gaven. Toch was hij was niet altijd even makkelijk, althans op het eind van zijn leven drukte hij zich tijdens de schoolstrijd in Azewijn uit in felle bewoordingen. Hij wilde in december 1880 de katholieke bijzondere school in het dorp over te doen aan de gemeente als openbare school. Het kerkbestuur, en daarna vrijwel de hele parochie, was hier tegen en schreef een protest aan de aartsbisschop in Utrecht. Hier was Meurs het niet mee eens, en in een donderpreek riep hij dat "de trompet des oorlogs ontstoken [was] en de vaan des opstands ontrold", en dat "onze voorouders zich diep zouden schamen als zij zouden zien welke vlegels zijn hadden achtergelaten". De aartsbisschop antwoordde op 7 januari 1881 dat de huidige situatie gehandhaafd moest worden om onaangenaamheden te voorkomen.

Gedurende het pastoraat van pastoor Meurs zijn er in Azewijn 198 kinderen gedoopt, verreweg de meeste door Meurs zelf. Een aantal keren werd de doop verricht door kapelaan H.W. Hoegen (familie van rector Guus Hoegen?). Op 19 maart 1882 verrichtte Meurs zijn laatste doop. Daarna heeft hij blijkbaar niet meer kunnen werken. Op 23 april werd het volgende kind gedoopt door de karmeliet B. Jansen, en daarna doopten kapelaan Hoegen op 10 mei en J. Engberink op 9 juni.

Pastoor Meurs overleed op 22 juni 1882. Een aantal weken later, op 18 juli, werd zijn inboedel in het openbaar geveild. Van notaris Kolfschoten uit Gendringen, die de veiling leidde, weten we dat de deftigen uitmuntend onderhouden inboedel omvatte: allerhande mahonyhouten meubelen, linnen, pellen, bedden met hun toebehoor, kostbaarheden van allerlei aard, zilveren vorken, lepels, prachtig zilveren olie- en azijnstel, enz. Glas- en aardwerk, vloerkleden, tapijten, allerlei keukengereedschappen en wat verder tot een completen inboedel behoort.

Pastoor Meurs werd opgevolgd door pastoor Hazelekke.

In 1919 werd feestelijk herdacht dat Azewijn sinds honderd jaar een eigen kerkgebouw had. Ter gelegenheid daarvan heeft Louis de Breet twee portretten geschilder; een van pastoor Meurs en een van pastoor Hazelekke. Deze schilderijen zijn nog steeds in het bezit van de kerk.

In Azewijn is er een straat naar hem genoemd.

Bronnen

Sjabloon:Onderwerp