Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Oorlogsverslag van Piet en Hend Welling

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 7 dec 2016 om 15:43 (interne link)
Ga naar: navigatie, zoeken

De oorlog van 1940-'45 verteld door Piet en Hend Welling

Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers Nederland binnen. 's Morgens om drie uur hoorden wij de kanonnen die de bruggen bij Doetinchem en Westervoort opblazen. De wacht stond hier onderaan de berg ten oosten van Beekermark (in de buurt van Bleekman) met de versperring. Het wachthuisje staken ze in brand en ze gingen er vandoor. Zo ook bij de Windveer.

In 's-Heerenberg viel het eerste slachtoffer, de gemeenteontvanger Overbeek, die even uit het raam keek en getroffen werd door een scherf. Toen kwamen ze met honderden auto's hier voorbij richting Zevenaar - Arnhem - Grebbeberg. De Eerste en Tweede Pinksterdag was het kanongebulder niet van de lucht. Overal werd flink gevochten. Zo ook te Zutphen, waar de Mof een kanon voor de brug had geplaatst, maar de Hollanders schoten met het tweede schot het kanon aan flarden. Toen met rubberboten over de IJssel, maar de Hollandse jongens sprongen van de brug met messen in de mond, in de bootjes en maakten er veel af. De overmacht was echter te groot en ze moesten wijken. Op 10, 11, 12 en 13 mei werd er nog gevochten en toen was het met ons land gebeurd.

De Koningin en de regering was naar Engeland gevlucht, een treurige tijd begon onder de dwang en verdrukking van de bezetter. Alles werd geroofd en hele wagons gingen naar Duitsland, waar dan om het volk te beliegen op stond: Een geschenk van Nederland. Wat ze niet mee konden nemen werd gewoon vernietigd of in brand gestoken. Zelfs de kerken werden niet ontzien. Hier werden de kaarsen van het altaar gestolen en de Kilderse kerk zou ook in brand gestoken zijn als ze de tijd hadden gehad. Ze waren o zo poeslief als ze ingekwartierd waren. Zo waren er bij ons (P. Welling), die 's nachts naar Arnhem moesten om auto's vol textielgoed te roven. Ook waren er wel enkelen bij, waar niets op te zeggen viel. Zo ook hier. Twee voor de Zwitserse grens wonend: één wijnboer en een van een melkerij, die gaarne de grens waren overgegaan, maar niet konden. De school lag vol en alle huizen.

Ook waren hier in de school Rotterdammers en Hagenaars die moesten werken voor de Todt, tankvallen en loopgraven graven. De meesten kregen niet genoeg te eten, moesten op los stro slapen met één of geen deken, weinig kleren, soms met blote voeten in kapotte schoenen of klompen, en daarbij allemaal onder de luizen. In die harde kou kwamen mensen uit Arnhem en uit het westen bedelen om brood of een klein stukje spek. Alles wat de mensen uit het westen missen konden ruilden ze voor eetwaren. De mensen uit onze school deden 's avonds mee om langs de huizen eten of' een boterham te vragen.

Kapelaan Veenhuis zorgde dat alle Rotterdammers 's avonds een adres hadden om te gaan eten. Een, twee, soms tot tien man die dan eten kregen en soms de mogelijkheid zich eens een keertje te wassen. Daarbij kwamen nog vier- tot vijfhonderd vluchtelingen uit Siebengewald, Gennep, Gendt, Doornenburg, Lobith, Tolkamer, Herwen, Aerdt, Oud-Zevenaar, Zevenaar, Babberich, Duiven, Velp, enz. Velen zijn hier gebleven, een aantal zijn doorgezonden naar Overijssel, Drente, Groningen en Friesland.

Zo ook Willem Welling, een zoon van Piet Welling, die in Roermond woonde en die via Duitsland naar Groningen moest met heel zijn gezin. Zeven kinderen in die harde kou in januari in veewagens op een bos stro. Hij was acht dagen in Wildervank, toen zijn gezin door de geboorte van een tweeling werd uitgebreid. Op 30 november 1944 kwamen een zoon en schoonzoon uit Düsseldorf naar hier gevlucht. Ze waren vier jaar gedwongen werkzaam geweest. Ze waren vanaf Düsseldorf dwars door Duitsland over Aalten naar Zeddam en dan naar Kilder gelopen. Vier maanden in Kilder geweest, de akkers omgespit enz. enz. Zij konden nog niet naar huis wegens het front bij Doornenburg en Lobith. Tien dagen in april vertrokken ze naar Nijmegen. Maar in Zevenaar zijn ze een paar dagen vastgehouden voor ze verder konden, maar toen zal de vreugde ook wel groter zijn geweest, In één jaar hadden ze niets van vrouw en kinderen gehoord, daar ze met het bombardement op Nijmegen ook wel dood konden zijn. Een dochter van P. Welling, Christina, die in Wageningen woonde, is gevlucht naar Ederveen en heeft bij een boer in het bakhuis gewoond. In Amsterdam. Rotterdam. Hilversum, Delft, Den Haag, Utrecht en andere grote plaatsen zijn duizenden mensen gestorven van honger voordat de Engelsen uit de vliegtuigen voedsel konden gooien voor de hongerige bevolking, tussen de fronten in, in niemandsland.

Hier in de bossen is iemand uit Siebengewald door het verzet vermoord, een NSB'er die bekend stond als verrader, een marechaussee. In de winter van 1944 hadden wij hier veel te lijden van luchtgevechten. Een aangeschoten vliegtuig viel na het uitwerpen van fosfor- en andere bommen bij Bulsink en Von der Linden in de wei en brandde uit en een huis werd met de grond gelijk gemaakt. Overal waren de ruiten kapot en de dakpannen eraf. ' t Was zomer. De zes piloten lagen dood in de wei en de koeien stonden er aan te likken. Maar de Moffen stonden met het geweer in de aanslag op wacht. Geen koe mocht de wei uit, geen lijk mocht weggehaald worden die dag. Later zijn die zes vliegeniers op het kerkhof zonder militaire eer begraven, iets wat Mardon, die twee jaar eerder was verongelukt, wel ten beurt was gevallen.

De mensen werden overal opgevangen om voor de Mof te werken, dikwijls onder het granaatvuur. Jan Mijnen en een jongen van Thuis uit Loerbeek zijn in Didam getroffen door scherven van bommen. Meijnen heeft nog één dag geleefd, Thus was direct dood. Bernard en Jan Welling waren ook op die weg, maar zo'n 200 meter voor die ongelukkigen.

Bijna elke nacht moesten wij naar de schuilkelder. De vrouw van B. Welling met een kleine van twee dagen oud en dan bijna zonder licht, slechts een kaars of een klein oliepitje, Er zijn hier V1's, negen Engelse en negen Duitse vliegtuigen gevallen. Een bij Smeenk, een bij Hoksbergen, een bij Buiting, een bij Von der Linden, een V1 bij Evers, een bij Heitman-Thus, een bij Witjes, welke verongelukte vlieger met militaire eer werd begraven. Dit was een Engelsman.

Hein Reinders overleed één jaar na de meidagen van 1940 als gevolg van de Grebbeberg-ervaringen, als soldaat opgelopen en door zenuwziekte is hij gestorven. Een jongen van Buiting, die naar Amersfoort was, gebracht, die ze ook opgepikt hadden, was zo mishandeld dat hij na een jaar nog in bed moest blijven. De pastoor en de kapelaans van 's-Heerenberg zijn ook gevangen. Ze zijn overleden in het gevangenkamp, zeker ook niet wegens de goede behandeling.