Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Stuers, François Vincent Henri Antoine de

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
F.V.H.A. de Stuers
Borstbeeld (1902) door Alphonse de Stuers

Geboorte en huwelijk

François Vincent Henri Antoine ridder de Stuers was een KNIL-officier die van 1811 tot 1881 eigenaar was van de Boetselaersborg in 's-Heerenberg. Hij werd op 29 november 1792 geboren in Roermond als zoon van Pierre Jean Joseph Bernard ridder de Stuers en Petronella Jeanna Louisa de la Court.

Hij trouwde op 20 januari 1828 in Batavia, Nederlands-Indië, met jonkvrouw Adriana Jacqueline de Kock, geboren op 28 februari 1809 in Soerabaja als dochter van Hendrik Merkus de Kock en Louise Wilhelmina Gertrude von Bilfinger.

Zijn kinderen

De Stuers en zijn vrouw kregen zeven kinderen, van wie het tweede in 's-Heerenberg werd geboren.

  • Louis Henri Willem Merkus
  • Hubert Lambert Joseph Paul Clément
  • Eugène Paul Emmanuël, geboren in Middelburg op 3 december 1833, overleden op 13 augustus 1890 in Den Haag. Hij was marineofficier.
  • Louise Wilhelmine Françoise Felicite, geboren op 19 juni 1835 in Arnhem, overleden op 14 april 1915 in Den Haag. Zij trouwde in 1858 in Batavia met James Loudon, die van 1872 tot 1874 gouverneur-generaal van Nederlands-Indië was.
  • Cornelia Govertha Elisa Lucipara, geboren op 19 augustus 1837 in Amboina, overleden op 16 februari 1922 in Den Haag. Haar laatste voornaam verwijst naar een scheepsramp bij de Molukken die haar moeder meemaakte toen zij in verwachting was van haar (zie de paragraaf Terug in Nederlands-Indië). Zij trouwde in 1855 in Batavia met de advocaat Eduard Herman s'Jacob. Diens broer Frederik was van 1881 tot 1884 gouverneur-generaal van Nederlands-Indië
  • Henri Merkus, geboren op 13 december 1840 in Amboina
  • François Antoine Eugène, geboren in april 1842 in Den Haag, overleden op 24 oktober 1843 in Den Haag

Zijn militaire loopbaan

In Nederland

De Stuers begon zijn militaire loopbaan op 25 maart 1815 toen hij als 22-jarige vrijwillig dienst nam in het Regiment Jagers te Paard van het leger van het pas gevormde Verenigde Koninkrijk der Nederlanden. Twee maanden later werd hij overgeplaatst naar het 4e Regiment Lichte Dragonders, waar hij in anderhalve maand tijd, als ware het een formaliteit, opklom naar de rang van opperwachtmeester.

Dit was in de dagen dat op 18 juni Napoleon in de Slag bij Waterloo definitief verslagen werd. Op verschillende plaatsen wordt gesteld dat De Stuers aan deze slag en twee dagen eerder ook aan de Slag bij Quatre Bras heeft deelgenomen, maar dit is noch in zijn militair stamboek noch in andere bronnen te lezen. De Lichte Dragonders maakten deel uit van een reserveleger onder luitenant-generaal Ralph Dundas baron Tindal, dat bij die gelegenheden inderdaad niet is ingezet. De Stuers' oudere broers Lambert en Hubert hebben (aan de zijde van Napoleon!) wel bij Waterloo gevochten.

Hij diende bij het 6e Bataljon der Staande Armee toen hij op 2 april 1816 werd bevorderd tot 2e luitenant. Vervolgens was hij vanaf 20 december 1818 stafofficier bij de Brigade der Militaire Verkenningen. Op 2 augustus 1820 werd hij op eigen verzoek overgeplaatst naar het leger in Indië. Vermoedelijk heeft hij het verzoek tot overplaatsing ingediend, omdat zijn broer Hubert (inmiddels in Nederlandse dienst) op het punt stond als luitenant-kolonel naar het leger in Indië te vertrekken.

De beide broers vertrokken van Hellevoetsluis met het zeilschip Baron Van der Capellen naar Batavia. De reisdata in hun stamboeken stemmen niet precies overeen, mogelijk omdat de data van in- en ontscheping werden genoteerd en niet die van afvaart en aankomst. In François' stamboek staan 22 augustus en 29 december vermeld.

In Nederlands-Indië

De Stuers werd als stafofficier in Batavia gestationeerd, maar maakte al meteen in 1821 een strafexpeditie mee tegen Palembang op Zuid-Sumatra. Voor zijn optreden daar werd hij onderscheiden met de Militaire Willemsorde vierde klasse.

Op 14 mei 1822 werd hij benoemd tot aide de camp (adjudant) van luitenant-generaal Hendrik Merkus de Kock, de commandant van het KNIL. In januari 1826 werd hij diens particulier secretaris en op 20 januari 1828 bovendien diens schoonzoon.

Met generaal De Kock maakte De Stuers de Java-Oorlog (1825–1830) van nabij mee. In april 1826 raakte hij gewond bij de inname van de kraton (paleis) in Pleret, Djogjakarta, en opnieuw bij de herinname in juni. Naast andere verwondingen kreeg hij daarbij een kogel in zijn linkerknie.

Opstandelingenleider prins Diponegoro werd op 30 maart 1830 in Magelang gevangengenomen en vervolgens in opdracht van generaal De Kock door De Stuers naar Batavia overgebracht. Met een detachement huzaren voerde hij de prins over land naar Semarang en vervolgens over zee naar Batavia. Daar heeft hij de prins Diponegoro overgedragen aan Johannes van den Bosch, de nieuwe gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, die tevens generaal De Kock opvolgde als commandant van het KNIL.

Generaal De Kock ging voorgoed terug naar Nederland en nam De Stuers op die reis mee. Uiteraard gingen De Stuers' vrouw (De Kocks dochter) en zijn zes maanden oude zoon ook mee. Zij vertrokken op 7 juni 1830 na een ceremonieel uitgeleide van Batavia met de korvet Zr. Ms. Nehalennia. De aankomst in Nederland was op 21 oktober.

Intermezzo in Zeeland

In Nederland was kort voor zijn aankomst de Belgische Opstand uitgebroken. In verband hiermee was hij van 1831 tot 1834 gestationeerd in Zeeland als stafchef van generaal De Kock, die toen opperbevelhebber van de troepen in Zeeland was. Voor zijn optreden in augustus 1831 bij de Kapitale Dam en Assenede (op de huidige grens tussen België en Zeeuws-Vlaanderen) ontving hij bij koninklijk besluit een eervolle vermelding.

Eerder in 1831 had hij al twee onderscheidingen ontvangen. In maart was dat Militaire Willemsorde derde klasse voor zijn optreden in de Java-Oorlog en in juli was hij voor zijn buitengewone verdiensten benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

In Zeeland vond hij ook tijd om te schijven: in 1833 publiceerde hij zijn herinneringen aan de Java-Oorlog onder de titel Memoires sur la guerre de l'île de Java de 1825 à 1830.

De Stuers' derde kind werd in 1833 in Middelburg geboren.

Terug in Nederlands-Indië

In 1836 ging De Stuers als luitenant-kolonel terug naar Indië, waar hij per 15 mei 1837 tot gouverneur van de Molukken was benoemd. Op weg van Soerabaja naar de Molukken leed zijn schip in de nacht van 5 op 6 mei 1837 schipbreuk op een koraalrif zo'n tweehonderd kilometer ten zuiden van Ambon in de Bandazee. Aan boord waren ongeveer 140 bemanningsleden, militairen en passagiers, waaronder zijn vier kinderen en zijn zwangere vrouw. Een sloep met vier of vijf man kon worden uitgestuurd om hulp te halen. Na een verblijf van vijf weken op het rif arriveerde er inderdaad een schip. Op drie overledenen na werd iedereen gered. Als erkenning voor zijn leiderschap tijdens de vijf weken schipbreuk werd De Stuers bevorderd tot kolonel.

De naam van het rif was Lucipara, wat ook een van de doopnamen werd van De Stuers' dochter die twee maanden na de redding geboren werd. Ook een van zijn kleindochters (een dochter van zijn zoon Eugène) kreeg Lucipara als een van haar doopnamen.

De Stuers schreef een uitgebreid verslag van de schipbreuk en het verblijf op Lucipara, dat op 30 augustus 1837 verscheen in het Indische dagblad de Javasche Courant. In oktober van dat jaar werd het in Nederland overgenomen door de Leydse Courant, waarna de Haagse boekverkoper Fuhri de tekst als zelfstandige uitgave publiceerde.

Fragment uit een terugblik op de schipbreuk in De Sumatra Post van 21 april 1922 bij het overlijden op 84-jarige leeftijd van Cornelia Lucipara de Stuers
De Stuers heeft ter herinnering aan de schipbreuk bij Lucipara op zijn wapen aangepast. Op het schild en een van de banier liet hij een schip op een klip aanbrengen.

Intermezzo in Den Haag

In november 1841 werd De Steurs ontheven van zijn post op de Molukken en keerde voor herstel van zijn gezondheid terug naar Nederland. Daar diende hij bij het 5e Bataljon Infanterie en bekleedde een post op het Ministerie van Koloniën.

Bij koninklijk besluit van 6 maart 1843 werd hij in de adelstand verheven met de titel ridder, die op de eerstgeborene overerfde.

In 1847 verscheen de Nederlandse vertaling van zijn in 1833 gepubliceerde Memoires sur la guerre de l'île de Java de 1825 à 1830 onder de titel Gedenkschrift van de oorlog op Java van 1825 tot 1830.

Op 15 september 1849 benoemde koning Willem III hem tot zijn adjudant in buitengewone dienst.

Commandant van het KNIL

Uit De Nederlander van 19 december 1853

Op 5 oktober 1853 werd De Stuers bevorderd tot luitenant-generaal en benoemd tot commandant van het KNIL. Zijn schoonvader had het KNIL al in de jaren 1828-1830 gecommandeerd en zijn broer Hubert van 1831 tot 1835.

In december 1853 verliet hij Den Haag met zijn gezin om een aantal weken in 's-Heerenberg door te brengen. Aangenomen kan worden dat hij daar op de Boetselaersborg verbleef. Mogelijk was dit in verband met de verbouwing die hij heeft laten uitvoeren, waarbij de ingang verplaatst werd van de traptoren naar de vernieuwde zuidgevel.

Op 5 januari 1854 vertrok hij met zijn gezin per landmail naar Nederlands-Indië. Dit betekent dat zij per trein naar Marseille of Genua reisden en zich daar inscheepten voor de zeereis naar Indië. De treinreis bekortte de totale reisduur met wel een week. De aankomst in Batavia was op 21 februari. De volgende dag nam De Stuers het commando over van de waarnemend commandant.

Tijdens zijn commando heeft hij het KNIL gereorganiseerd volgens de bepalingen van een koninklijk besluit uit 1853.

De Stuers bleef commandant van het KNIL tot zijn eervol ontslag op 1 oktober 1858, waarna hij voorgoed naar Nederland terugkeerde.

Terug in Nederland

Na zijn terugkomst benoemde koning Willem III hem tot adjudant-generaal in zijn hofhouding met de rang van grootofficier. Ook benoemde de koning hem tot Ridder Grootkruis in de orde van de Nederlandse Leeuw, de hoogste graad in deze order, die zelden wordt toegekend. Daarnaast werden hem in de jaren na zijn terugkeer een aantal buitenlandse onderscheidingen toegekend. Zij staan in het onderstaande overzicht vermeld.

Uit het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage
van 24 februari 1861

In januari 1861 wees koning Willem III hem en zijn zoon Louis aan om namens Nederland de gelukwensen over te brengen aan koning Wilhelm I van Pruisen, die op 2 januari van dat jaar de troon was bestegen. Als dank kregen zij allebei een onderscheiding in de Orde van de Rode Adelaar van Pruisen. Hijzelf kreeg het grootkruis, zijn zoon werd ridder der derde klasse.

Van 1872 tot zijn dood was hij voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis.

Hij overleed op 29 december 1881 in Den Haag. Twee weken later, op 11 januari 1882 overleed daar ook zijn vrouw.

Eigenaar van de Boetselaersborg

De Stuers' vader werd in 1801 eigenaar van de Boetselaersborg in 's-Heerenberg. Hoewel François toen pas negen jaar oud was, en mogelijk nog bij zijn ouders woonde (als hij niet op kostschool was), is er geen bewijs dat hij officieel op de Boetselaersborg gewoond heeft. Dit is echter wel waarschijnlijk, want hij is lid geweest van Sociëteit De Vriendschap.

In 1811 erfde hij het kasteel van zijn vader. Op 27 september 1832 werd zijn zoon Hubert er geboren.

François de Stuers was zeventig jaar lang, tot zijn dood in 1881, eigenaar van de Boetselaersborg. Daarna kocht zijn neef Alphonse de Stuers het kasteel. Deze Alphonse de Stuers maakte in 1902 het hierboven afgebeelde levensgrote borstbeeld van zijn oom. Het jaar daarop heeft hij het samen met zijn broer Victor aan het Rijksmuseum geschonken. Een kopie van dit borstbeeld staat in de hal van het stadhuis van Maastricht.

De bark Generaal de Stuers

Een driemaster bark

In 1854 heeft een scheepswerf in Nieuw Lekkerkand een schip gebouwd dat Generaal De Stuers gedoopt werd. Deze driemaster bark heeft op routes naar Nederlands-Indië, Australië en Oost-Azië gevaren. In 1873 is het schip voor 41.000 gulden in handen gekomen van een Noorse eigenaar.

Het schip is vermoedelijk vernoemd naar luitenant-generaal François de Steurs – of naar generaal-majoor Hubert de Stuers – of naar allebei.

Rangen en onderscheidingen

  • 20 juni 1815: brigadier
  • 28 juni 1815: wachtmeester
  • 12 juli 1815: opperwachtmeester
  • 2 april 1816: 2e luitenant
  • 1 oktober 1821: 1e luitenant
  • 1 januari 1814: kapitein
  • 14 augustus 1829: majoor
  • 17 juli 1833: luitenant-kolonel
  • 27 augustus 1837: kolonel
  • 20 april 1849: generaal-majoor
  • 5 oktober 1853: luitenant-generaal
Uit het Algemeen Handelsblad van 15 juli 1843
Uit de Rotterdamsche Courant van 10 oktober 1863

Bronnen