Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Holzate, Elza van

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Abdis van het Stift Elten

Elza van Holzate was de veertiende abdis van het Stift Elten. Zij was de opvolgster van Ermgard van den Bergh, die in 1365 overleed, maar het is niet bekend wanneer zij is aangetreden.

Haar voornaam komt ook voor als Elisabeth. In zo'n geval wordt zij wel aangeduid als abdis Elisabeth I ter onderscheid van abdis Elsa van Daun, die dan abdis Elisabeth II is. Haar achternaam komt in alle mogelijke vormen voor, voorafgegaan door "van" of "de", al naar gelang de tekst in het Nederlands of Latijn is. Naast Holzate zijn aangetroffen de varianten Holsate, Holsaten, Holtsate, Holtsaten, Holtzate, Holtzaten en Holzaten. Over haar afkomst is niets bekend, maar op grond van de Latijnse naam van Holstein, namelijk Holsatia, is wel verwantschap met de hertogen van Holstein voorondersteld. Het is echter aannemelijker dat zij uit de regio rond Elten stamde.

Volgens de literatuur beleefde het Stift onder haar bestuur zijn bloeitijd, maar nadere gegevens hierover zijn nog niet voorhanden. Over haar daden als abdis is maar weinig gevonden. In 1381 stichtte zij het Lieve Vrouwenaltaar in de kerk te Elten. Onduidelijk is nog of dit in de Sint Martinuskerk in Neder-Elten was of in de Sint Vituskerk in Hoog-Elten.

In abdis Elza's ambtsperiode is een nieuw exemplaar aangelegd van het Necrologium van Elten. Dit is het exemplaar waarvan N.C. Kist in 1853 een transcriptie heeft gepubliceerd (zie Bronnen), maar dat na diens dood in 1859 is verdwenen. Er zijn aanwijzingen dat de Russische regering het destijds gekocht heeft, maar daarover bestaat geen zekerheid. Het enige andere exemplaar dat, voor zover bekend, nog bestaat heeft Jan van Heek in 1925 gekocht en bevindt zich nu in de kunstverzameling van Huis Bergh.

Op 21 september 1400 stelde abdis Elza een oorkonde op die vastlegde dat het kapittel van het Stift de helft van het gruitrecht te Elten verkocht aan Frederik III van den Bergh. Gruit was tot in de vijftiende eeuw een ingrediënt van bier, waarna dit werd vervangen door hop. Het recht om gruit te produceren (en daarmee bier te brouwen) was een van de heerlijke rechten die een leenheer (of leenvrouw, in dit geval de abdis) kon toekennen.

Abdis Elza overleed op XIII Kal Nov. (19 oktober) 1402, waarna op 12 december Lucia van Kerpen als haar opvolgster werd gekozen.

Vermeldingen in het Necrologium van Elten

Elza van Holzate komt drie keer voor in het Necrologium van Elten. Zij is de eerste abdis wier overlijdensjaar in de inschrijving van haar overlijden staat vermeld.

A.D. M° CCC° II° O[[biit] vener[abilis] Elza D[omi]na de Holzate Abb[atiss]a h[uius] Eccl[esie] et dedit pro testamento ut infra habetur.
In het jaar des Heren 1402 overleed de eerbiedwaardge Elza, vrouwe van Holzate, abdis van deze kerk, en zij gaf het onderstaande testament.

Haar testament is een van de drie testamenten die als een los document bij het Necrologium gevoegd. De andere twee zijn van haar opvolgster Lucia van Kerpen en van kosteres Veronica van Limburg Stirum. Dat van abdis Elza is een lange tekst, waarvan de eerste alinea in het Latijn is geschreven en de rest in het Nederlands van die tijd en die streek. De eerste twee alinea's (waarvan de eerste dus in het Latijn is) luiden:

Anno dom[ini] milles[imo] quadringent[esimo] secundo ipso die undecim[orum] milium virg[inum] obijt uenerab[ili] Elza domina de holzaten Abba huius ecce que pdicte ecce XXXVII anis honorifice preerata c eandem laudabl'r rexerat pie recordacionis. Et condidit p[ro] testamento p[er] se et p. illis omibz. p. quibus in extremo aptauerat p'ut supra in hoc libro et in hijs scriptis infra sub hac forma continetur.
Item soe steet hier becreven erue en renthe die vrouwe Elza van holzaten vur's gegeue en gemaket heeft erflic en ewelic der gemeynre presencie deser kircken voer oer en voer oeren uader en moeder sustere en brodere en alle oerre vrende ziele daer se des uoet begeert heeft ffeste en memorien iaerlix en tytlix uan te doen gelijck hier na bescreuen steet.

Abdis Elza werd herdacht op Kal Febr. (1 februari), maar in plaats van de gebruikelijke herdenkingsmis, werd de lofzang Ave maris stella voor haar gezongen:

Festum Elze de Holsaten Abbatisse quod sic deseruietur. Processione sec[ularem] consuetudinem diei facta manebunt Domicelle cum Presb[ytero] stantes coram ymaginem b[eate] Marie cantantes ymnum ave maris stella, et cantatur ille versus: Monstra te [esse] matrem flexis genibus. Quo facto surget chorus cantando ultra ymnum ad finem. Et ipsa dedit Capitulo XL flor[ine] gelr[enses]. Et diuidentur ann[uatim] de una p[or]cia terre sita in Dottinchem empta erga Wolterum Duyst ij flor[ine].
Het feest voor abdis Elza van Holsate dat aldus zal worden opgedragen. Na de gewoonlijke dagelijkse processie blijven de bewoonsters met de priester voor het beeld van de gezegende Maria staan en zingen de lofzang "Ave maris stella", en zij knielen als de regel "Monstra te matrem" wordt gezongen. Hierna staat het koor op en wordt de lofzang tot het einde gezongen. En zijzelf gaf het kapittel vijftien Gelderse florijnen. En zij zullen jaarlijks samen verdelen twee florijnen van een stuk land in Doetinchem gekocht van Wolter Duyst.

Tot slot wordt haar naam vermeld in de inschrijving van het overlijden van haar dienstmaagd Tacle op Kal Maj. (1 mei) 1418:

Anno dom[ini] M° CCCC° XVIII° o[biit] tacle pedissequa Abbatisse de holzaten et dedit pro mem[oria] xx flor[eni] arnemiens[es] de bo[no] kistekens ann[uatim] j flor.
In het jaar des Heren 1418 overleed Tacle, de dienstmaagd van abdis Van Holzate, en zij gaf voor de gedachtenis twintig Arnhemse florijnen (en) van het goed Kistekens jaarlijks een florijn.

Bronnen

  • Op Google Books:
    • Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij, N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 42, 56, 65, 77, 97, 108–110, 189
    • Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom, door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348
  • Archief Huis Bergh, inventarisnummer 4899 en regest 244
  • R.W. Tadama in Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg, uitgeverij I.A. Nijhoff, Arnhem (1846), blz. 16
  • Op Wikipedia: