Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Hulst, Theodorus Gerhardus Maria

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 21 jan 2022 om 15:25 (Bronnen: cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken
Theo Hulst (1927-1949)
Theodorus Gerhardus Maria Hulst werd geboren te 's-Heerenberg op 6 december 1927 als zoon van Gerhardus Hendrikus Hulst ('s-Heerenberg) en Wilhelmina Theodora Fransen (Vierlingsbeek) en als broer van Bernard Hulst. Het gezin heeft gewoond op het adres Klinkerstraat 44 in 's-Heerenberg. Vader Gerhardus was een achter-achter-achterneef van een andere Theo Hulst, die net als zijn naamgenoot als militair in Indië is geweest.

Tweede Wereldoorlog

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog moest Theo in Elten voor de Duitsers werken, maar omdat hij de omgeving op zijn duimpje kende, kon hij zich aan daaraan onttrekken. Hij meldde zich 's morgens bij een meldpost, reed wat rond en meldde zich bij een andere post weer af. Zijn verplichte dagelijkse tochtjes naar Elten zijn echter niet tevergeefs geweest, want Theo heeft er een mensenleven mee gered.

In de avond van 13 december 1944 liep Theo binnen bij de familie Vermaas, die een eindje verderop bij hem in de straat woonde, op nummer 26. Daar trof hij Johanna van de Brink, een 22-jarige vrouw uit Apeldoorn. Zij was op zoek naar haar vader, de 48-jarige Gerrit van de Brink, die op 2 december bij een razzia in Apeldoorn was opgepakt. Bij een zoektocht een week eerder was zij tot in Zevenaar gekomen, en had daar gehoord dat haar vader in Elten zat. De opgepakte mannen die jonger waren dan veertig, waren van Elten doorgestuurd naar Kamp Rees, zo was haar verteld.

Theo bood aan Van de Brink te gaan zoeken en bij de familie Vermaas te brengen. Als alles volgens plan verliep zou haar vader de volgende maandag, 17 december, 's avonds bij Vermaas zijn, zodat ze hem de dag daarna kon komen ophalen. Johanna kon Theo nog vertellen dat ze had gehoord dat haar vader in het verenigingsgebouw in Elten ondergebracht was, en ze gaf hem nog een foto. Theo vond Van de Brink inderdaad in dat verenigingsgebouw, waar deze net op het biljart zat zijn laarzen uit te trekken om te gaan slapen. Op de vloer lag wel stro, maar dat was veel te vies om op te slapen. Dat was zondagavond.

Theo en Van de Brink spraken in het geheim een plek af waar ze elkaar de volgende avond zouden ontmoeten. Van de Brink heeft daar een tijd gestaan, maar toen Theo niet kwam opdagen, besloot hij naar het verenigingsgebouw terug te gaan. Hij was daar nog maar net terug, toen Theo ook binnenkwam. Samen zijn ze toen weer naar buiten geslopen, en bereikten vervolgens veilig de woning van Vermaas in de Klinkerstraat in 's-Heerenberg.

De volgende dag zijn Johanna en haar zus Aaltje hun vader op de fiets komen ophalen. Verkleed als vrouw hebben ze hem kunnen terugvoeren naar Apeldoorn. Theo kende Van de Brink helemaal niet, maar toch heeft hij zijn leven voor hem gewaagd.

Nederlands-Indië

Motorordonnans bij 5-5 RI

Theo was kleermaker toen hij op 1 juli 1947 moest opkomen in de Westenbergkazerne in Schalkhaar, waar hij motorordonnans werd bij de ondersteuningscompagnie van het infanteriebataljon 5-5 RI, een onderdeel van de Drietand-Divisie. Op 17 december 1947 is hij in Amsterdam aan boord gegaan van de Zuiderkruis en na de ontscheping in Semarang op 16 januari 1948 altijd op Midden-Java gestationeerd geweest. 5-5 RI heeft actief deelgenomen aan de verovering van Jogjakarta (de zetel van de regering van Soekarno) tijdens de Tweede Politionele Actie van 19 december 1948 tot 5 januari 1949.

Theo sneuvelde op 21-jarige leeftijd, twee maanden na de Tweede Politionele Actie op 2 maart 1949 om 15.30 uur. Hij maakte als brenschutter op een brencarrier deel uit van een groep die een konvooi moest ontzetten, dat op de weg van Barongan naar Djogjakarta in een hinderlaag was gelopen. Onderweg werd de groep beschoten, waarbij Theo dodelijk werd getroffen. Zijn lichaam is daarop door zijn makkers op een brancard meegevoerd. Bij de terugkeer naar het bivak zagen zij al van verre dat de vlag halfstok hing.

Na de begrafenis verscheen in het bataljonsblad van 5-5 RI, De Mortier van 5, onderstaand afscheidswoord van de aalmoezenier.


Sold. 1e kl. Th. G. M. Hulst
Ondersteuningscompagnie.

Het gebeurt altijd zo onverwachts; dat is nu wel duidelijk aan een ieder. Theo begeleidde voor de zoveelste maal een fouragecolonne; even buiten Djocja kwamen zij onder vijandelijk vuur. Dit was zo fel en dichtbij, dat snel moest worden gehandeld. Onmiddellijk werd de carrier, onder de beschieting door, gekeerd, hetgeen noodzakelijk was voor de bediening van de wapens.

Volgens de commandant ging hij rustig en zeker van zijn zaak te werk, maar de hinderlaag bleek te overmachtig. Al spoedig werd hij getroffen: een kogel door zijn hoofd. Zijn kameraden zagen hem achter zijn wapen stilletjes wegzakken. Enkele ogenblikken later werd de zwaargewonde teruggebracht naar Djocja.

Gelukkig kon Aalmoezenier Lamers hem nog het H. Oliesel toedienen.

Dat bij het bericht van Theo's dood een ieder verslagen was, hoeft geen verwondering te wekken, want allen kenden Theo. Uiteraard is een ordonnans wel bekend en vooral Theo om zijn steeds goede humeur. Ik persoonlijk zal hem missen. Och, hoe gaat het. Je hebt nu eenmaal meer of mindere vriendschap, die de omstandigheden meebrengen. Dikwijls zat hij in mijn kamer; soms kwam hij mijn gascape lenen, als een stortbui hem overviel. Altijd een leuk praatje. Was er wat te verstellen of maken aan mijn kleren, dan fixte hij dat wel: kleermaker was zijn vak. Zulke dagelijkse dingen maken je meer vertrouwd met elkander.

Met veel weemoed in ons hart brachten wij Theo Hulst naar zijn laatste rustplaats. Zo langzamerhand wordt de dodenlijst van ons bataljon groter. Theo was de zevende, terwijl ik dit schrijf ligt de achtste op de lijkbaar. Hoe lang zal dit doorgaan?

Moge de goede geest onder de jongens en een degelijk Christelijk leven de bloemenkrans zijn, die, wij, de overblijvenden tot nu toe, op hun graf neerleggen. In ons gebed mogen en zullen wij hen niet vergeten.

Djocja, 2 Maart 1949.
A. Ph. WILLEMS
Aalmoezenier.

Het bericht van het sneuvelen van Theo Hulst in het Kerkblad voor Bergh van 11 maart 1949.
Een impressie van het Nederlandse Ereveld Candi in Semarang, Indonesië. Vooraan in het midden het graf van Hulst.
Foto Marcel Messing

De nacht voor hij sneuvelde had Theo doorgebracht op de legerpost waar zijn plaatsgenoot Gerrit Gerritsen lag. Hij werd begraven op een kerkhof in Djogjakarta, maar is later overgebracht naar het Nederlandse Ereveld Candi in Semarang, vak C, graf 78. Daar heeft hij nu nog steeds zijn laatste rustplaats. Op 9 maart 1949 is er in 's-Heerenberg een requiemmis voor hem gelezen. Zijn overlijden is op 8 juni 1949 in Bergh genoteerd.

Op bovenstaande foto draagt Theo het embleem van de T-brigade (bijgenaamd Tijgerbrigade), waar 5-5 RI bij ingedeeld was.

Theo is een van de 37 gevallenen van het bataljon 5-5 RI. Zijn naam staat vermeld op het monument van 5-5 RI op het terrein van het Infanteriemuseum in Harskamp op de Veluwe. Een foto van dit monument en een lijst van de 37 namen daarop, staan op de website van de Stichting Veteranen 5-5 RI.

Meer gegevens over het Ereveld Candi en een foto van het graf van Hulst zijn te vinden op de website van de Oorlogsgravenstichting.

Naschrift 2008

Het bataljonsblad van 5-5 RI, de Mortier van 5, bestaat nog steeds als mededelingenblad van de Stichting Veteranen 5-5- RI. In de aflevering van december 2008 wordt aandacht besteed aan het verhaal over Theo Hulst op de Berghapedia.

In dit artikel geeft een veteraan van 5-5 RI een aanvulling door zijn herinneringen aan het sneuvelen van Theo Hulst te vertellen. Deze veteraan was chauffeur van een vrachtwagen die deel uitmaakte van een konvooi dat eerder die dag van Djogjakarta naar Barongan was vertrokken, maar in een hinderlaag was gereden. De vrachtwagen was geladen met proviand, waaronder flesjes limonadegazeuse. Vele daarvan knalden met een klap uit elkaar toen ze door een kogel geraakt werden. De banden van de vrachtwagen werden op één voorband na ook lek geschoten.

Theo behoorde tot een groep die werd uitgestuurd om het konvooi te ontzetten, maar al werd beschoten voor het konvooi bereikt werd. De hulptroepen kwamen zodoende ook vast te zitten, en Theo sneuvelde. Hij werd dwars door zijn helm geschoten.

Pas nadat er pantserwagens op het konvooi en de hulpgroep werden afgestuurd, lukte het de vijand te verdrijven. Daarna kon Theo worden afgevoerd. Van de vrachtwagen konden alleen de voorbanden hersteld worden, zodat hij verder moest met twee lekke achterbanden.

Zie ook

Bronnen

  • De verzwegen deportatie, Stichting Dwangarbeiders Apeldoorn 1940-1945, 2005, blz. 216
  • Awas, pijp-pijp datang (Gedenkboek 5-5 RI, 1950), blz. 112
  • De Mortier van 5, nr. 13, 21 mei 1949 en nr. 75, december 2008