Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Josina Judoca Walburgis van Löwenstein-Wertheim-Rochefort

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 4 apr 2021 om 12:03 (Het praalgraf in Maastricht: redactie)
Ga naar: navigatie, zoeken

Haar levensloop

Josina Judoca Walburgis van Löwenstein-Wertheim-Rochefort was de echtgenote van Herman Frederik van den Bergh. Zij werd op 15 februari 1615 gedoopt in Rochefort in de Ardennen als dochter van Johann Dietrich van Löwenstein-Wertheim-Rochefort en Josina van der Marck.

Weinig bronnen vermelden haar met de drie voornamen Josina Judoca Walburgis; meestal is het Josina Walburgis, minder vaak Judoca Walburgis. Berghapedia kiest er voor de drie voornamen te vermelden. Er zijn aanwijzingen dat haar roepnaam Walburg was, wellicht omdat haar moeder al Josina heette. De naam Walburg wordt hieronder aangehouden.

In het Stift Thorn

Op 12-jarige leeftijd is Walburg met haar jongere zus Dorothea Catharina (16181655) als kanonesse ingetreden in het Stift Thorn, waar hun tante Anna van der Marck al sinds 1604 abdis was. Anna van der Marck was bij de intrede van de gezusters Van Löwenstein al op leeftijd, en om haar te ondersteunen werd Walburg in 1629 aangewezen als coadjutrix; plaatsvervangster met het recht op opvolging. Die opvolging vond plaats in maart 1631, toen Walburg op 15-jarige leeftijd en tegen de wil van de pauselijke nuntius die haar te jong vond, tot abdis werd gekozen.

Rond de tijd dat zij tot coadjutrix werd benoemd, heeft zij Herman Frederik van den Bergh leren kennen. Hoe en waar is niet bekend, maar Herman Frederik was in 1629 als officier in Spaanse dienst gelegerd in Roermond, niet ver van Thorn. Op 16 december 1632 trouwde zij in Stevensweert in besloten kring met hem. Behalve de pastoor waren alleen enkele getuigen bij de plechtigheid aanwezig. Herman Frederik was heer van Stevensweert. Roermond, Thorn en Stevensweert liggen niet ver van elkaar aan de Maas.

Na haar huwelijk

Na haar huwelijk keerde zij terug naar Thorn, maar werd daar (vanwege haar huwelijk) als abdis opgevolgd door Anna Eleonora van Stauffen. Toen haar vader een jaar later van het huwelijk hoorde, heeft hij haar naar een klooster in Rochefort laten ontvoeren en daar, bewaakt door speciaal ingehuurd personeel, gevangengehouden. Na vier jaar lukte het haar door een list te ontsnappen en terug te keren naar haar man. Die was in de tussentijd in Engeland en Italië geweest.

Zij woonde daarna met haar man afwisselend op Kasteel Ter Aa bij Berlicum ten zuidoosten van Den Bosch en op Kasteel Walburg bij Ohé en Laak in de heerlijkheid Stevensweert. Ook verbleven zij geregeld in Maastricht en Aken. Kasteel Ter Aa had Herman Frederiks vader Hendrik in 1607 gekocht voor diens zus Anna.

De laatste tien jaar van haar leven bracht Walburg de winters door in het jezuïetenklooster in Maastricht en de zomers op Kasteel Walburg, waar zij in 1677 haar testament heeft laten opmaken. Zij overleed op 25 december 1683 en werd overeenkomstig haar wil 's avonds zonder veel ceremonieel begraven naast haar man in zijn praalgraf in de Dominicanenkerk Maastricht.

Het praalgraf in Maastricht

Walburgs man Herman Frederik overleed in 1669 in Maastricht. Vlak voor zijn dood had hij een gedetailleerd ontwerp laten maken voor zijn praalgraf, dat moest worden opgericht in de plaats van zijn overlijden. Een uitgebreidere beschrijving van het praalgraf staat op Herman Frederiks pagina.

Het grafmonument zoals het gebouwd is, wijkt echter op een aantal belangrijke punten af van oorspronkelijke ontwerp. Dit reden hiervoor is niet te achterhalen, maar een feit is dat als gevolg van Herman Frederiks overlijden, hijzelf geen toezicht meer kon houden op de uitvoering van zijn ontwerp. Deze taak viel toen toe aan Walburg, die geen kinderen had, en daarom de enige erfgename was. De mogelijkheid om daarbij van de wensen van haar man af te wijken, heeft zij, zo lijkt het aangegrepen. Of misschien ook niet.

De meest in het oog springende afwijking van het oorspronkelijke ontwerp is dat Walburg en haar man niet knielend, maar liggend zijn uitgebeeld. De gestorven Herman Frederik ligt in militair uniform zoals zijn vader dat ook droeg, plat op zijn rug. Achter hem ligt de nog levende Walburg, die zich iets opricht en over haar man heen naar de toeschouwer kijkt. Met haar rechterhand steunt zij op een gevleugelde zandloper, symbool van de tijdelijkheid van het leven. In haar linkerhand houdt zij een zakdoekje.

Van een dergelijke liggende compositie zijn in Nederland slecht twee andere praalgraven bekend, beide niet gemaakt door de Maastrichtse beeldhouwer Jan de Boussier, maar door Rombout Verhulst, een Vlaamse beeldhouwer die in Den Haag werkte. Het eerste praalgraf maakte hij in de jaren 16541663 voor Willem van Lyere in opdracht van diens weduwe Maria van Reigersberch. Het bevindt zich nu in de Dorpskerk van Katwijk aan de Rijn (Zuid-Holland). Het tweede maakte hij in de jaren 16641669 voor Carel Hieronymus van Inn- en Kniphuisen in opdracht van diens weduwe Anna van Ewsum. Het staat nu in de kerk van Midwolde (Groningen).

Op alle drie de praalgraven zijn de weduwen levend uitgebeeld, liggend achter hun overleden echtgenoot.

Katwijk
Midwolde
Maastricht

De overeenkomst van Herman Frederiks praalgraf met de andere twee grafmonumenten kan geen toeval zijn, vooral niet met dat in Katwijk. De vraag rijst, wie wanneer heeft besloten het oorspronkelijke knielende ontwerp te vervangen door de ongebruikelijke liggende compositie? Aangezien Verhulst zijn atelier in Den Haag had (in elk geval het grafmonument in Midwolde heeft hij daar gemaakt), kan het zijn dat Walburg en haar man hem daar aan het werk hebben gezien. Verhulst begon zijn werk in 1654, dus na de Vrede van Münster van 1648. Het feit dat Herman Frederik in 1641 was overgelopen van de Spanjaarden naar de Republiek - en daarom (met Walburg) in het bestuurscentrum Den Haag geweest zal zijn - speelt hierbij waarschijnlijk geen rol, al noemen andere bronnen zijn overlopen als aanleiding voor verblijf in Den Haag. Aanwezigheid daar kan ook te maken hebben met het feit dat Walburg via haar moeders familie Van der Marck verwant was met de familie van Maria van Reigersberch, die het monument in Katwijk heeft laten maken. Hoe dan ook is het zeer wel mogelijk dat Herman Frederik zélf voor de liggende compositie heeft gekozen, wellicht pas op zijn sterfbed. Maar voor hetzelfde geld heeft Walburg het ontwerp na het overlijden van haar man op eigen houtje laten veranderen.

Financiële moeilijkheden hebben Walburg sowieso gedwongen over de uitvoering van het grafmonument na te denken. Zo is al het beeldhouwwerk niet uitgevoerd in wit marmer, maar in albast, een goedkopere en zachtere steensoort. Voor de ombouw is wel wit marmer gebruikt, in combinatie met zwart marmer. Een andere reden kan zijn dat Jan de Boussier niet zo ervaren was als Rombout Verhulst, wiens beelden er levensechter uitzien. Overigens is dit beeld van Walburg de enige afbeelding van haar die bekend is. Er zijn verder geen schilderijen of tekeningen van haar overgeleverd.

Misschien dat vanwege de geldproblemen ook twee putti zijn weggelaten. Een putto is een treurende kinderfiguur, zoals die bijvoorbeeld ook op het grafmonument voor graaf Oswald III en zijn vrouw in Boxmeer zit.

Bronnen