Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Müller, Johannes

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Een Duitse soldaat

Johannes Müller met wellicht zijn bruid. De foto is van na 11 maart 1944, want op de borstzak van zijn uniform draagt hij het Verwundetenabzeichen in Schwarz.
Een bladzijde uit Müllers Soldbuch
Het certificaat van 6 juli 1944

Schütze Johannes Müller was een Duitse soldaat van wie werd aangenomen dat hij een van de drie gesneuvelden was, die meester Helmes op 1 april 1945 in de Bovendorpsstraat in Zeddam heeft gevonden, 's morgens vlak voor de Canadezen het dorp bevrijdden. De andere twee zouden Johann Huber en Karl-Heinz Rühl zijn geweest. De drie doden waren echter naar alle waarschijnlijkheid Michael Dorn, Heinz Elmshäuser en Wilhlem Schindler.

De Heemkundekring Bergh is in het bezit van een kopie van Müllers Soldbuch (soldijboek). Waarschijnlijk is het origineel rond de bevrijding van Bergh in Zeddam gevonden. Dit hoeft niet te betekenen dat Müller toen zelf in (de buurt van) Zeddam was, want Duitse Soldbücher waren geld waard, en er werd dan ook mee gefraudeerd en gehandeld.

Uit het Soldbuch blijkt dat Müller op 15 maart 1923 werd geboren in Petershagen als zoon van Friedrich Müller, postbeambte, en Meta Joachim. Het dorp Petershagen hoorde bij de toenmalige Vrije Stad Danzig, die bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog door het Derde Rijk werd ingelijfd. Tegenwoordig ligt dit dorp op Pools grondgebied en heet Pęciszewko.

Zijn lotgevallen

Bij de uitgifte van zijn Soldbuch op 1 september 1943 was Müller ingedeeld bij de Infanterie-Nachrichten-Ersatz-Kompanie 522. Volgens de aantekeningen was hij van 15 tot 30 januari 1944 met verlof bij zijn ouders. Zij woonden toen op het adres Lauberweg 8 in Tiegenhof bij Danzig. Tegenwoordig is dit Nowy Dwór Gdański bij Gdańsk.

Waarschijnlijk moest Müller na zijn verlof naar het front, want van 8 maart tot 2 mei 1944 werd hij met een kogelwond in zijn onderarm verpleegd in een lazaret in Matzen. Mogelijk wordt hier Matzenheim in de Elzas bedoeld, waar destijds een Reservelazarett in bedrijf was. Drie dagen nadat hij werd binnengebracht, ontving het Verwundetenabzeichen in Schwarz, dat werd toegekend aan soldaten die voor de eerste of tweede keer gewond waren geraakt.

Na ontslag uit het hospitaal was hij tot 11 mei met Genesungsurlaub bij zijn ouders in Tiegenhof. Een maand later, van 8 tot 19 juni, was hij met buitengewoon verlof in Erstein, een plaats vlak bij Matzenstein in de Elzas. Dit maakt het aannemelijk dat de plaats Matzen die als locatie van het lazaret wordt genoemd, in werkelijkheid Matzenheim was. Er zijn aanwijzingen dat Müller in Ernstein getrouwd is – met een verpleegster die hij in het lazaret heeft leren kennen?

Op 6 juli 1944 gaf het postkantoor in de Danziger wijk Langfuhr (nu Wrzeszcz) een eenvoudig certificaat af ter bevestiging dat Müllers beroep Postarbeiter (Zeichner) was. Het doel hiervan is niet meteen duidelijk, want hij was nog steeds in militaire dienst. Van 28 juli tot 12 augustus 1944 was hij weer in Tiegenhof; dit keer met Einsatzurlaub. Er zijn geen gegevens voorhanden over de plaats waar hij na zijn verlof werd ingezet, maar waarschijnlijk was het ergens in Nederland.

In januari 1945 werd er voor het laatst iets van Müller vernomen. Dat is althans de datum van zijn letzte eigene Nachricht. Hij was toen ingedeeld bij Feldersatz-Bataillon 346, een onderdeel van de 346. Infanterie-Division. Deze divisie was in augustus 1944 in Normandië vernietigd, maar werd in december 1944 in Nederland heropgericht en aangevuld met de restanten van een aantal andere divisies. In januari 1945 werd ook Feldersatz-Bataillon 346 heropgericht. Dit bataljon wordt als Müllers laatste eenheid vermeld. Als hogere eenheid wordt ook de 1. Fallschirm-Armee genoemd, waar de 346. Infanterie-Division vanaf april 1945 bij was ingedeeld. Zoals hieronder te lezen is, leefde Müller toen waarschijnlijk al niet meer.

Zijn vermissing

In het systeem van de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge staat dat Müller op 19 januari 1945 in Schiedam als vermist werd opgegeven. Nadien is er in zijn Soldbuch nog wel aangetekend dat de Wehrmachtskommandantur in Rotterdam hem 36 gulden heeft uitbetaald voor de periode 16 maart–31 maart 1945. Niet uitgesloten kan worden dat dit een frauduleuze uitbetaling aan iemand anders is geweest. Hoe zijn Soldbuch in Bergh is terechtgekomen, zal wel altijd een vraag blijven.

De Suchdienst van het Duitse Rode Kruis heeft in juli 2010 desgevraagd meegedeeld dat Müller al vele jaren als vermist geregistreerd staat en dat alle pogingen hem te vinden zonder resultaat zijn gebleven. Dit is vastgelegd in een rapport dat op 19 maart 1981 over zijn verdwijnen werd opgesteld. Hierin staat dat hij hoogstwaarschijnlijk tussen midden februari en eind maart 1945 is omgekomen bij gevechten aan de Rijn tussen Duisburg en Arnhem-Nijmegen. In dat geval heeft hij al vóór de bevrijding van Bergh het leven verloren, misschien tijdens Operatie Plunder. Mogelijk is hij ergens als onbekende soldaat begraven, maar daarover kan, zoals dat met onbekende soldaten het geval is, niets naders gezegd worden.

In Zeddam hebben ook twee onbekende Duitse soldaten begraven gelegen. In theorie zou Müller een van deze twee kunnen zijn, maar het ligt voor de hand dat de bevoegde instanties hun gegevens met die van Müller hebben vergeleken en geconcludeerd dat ze niet overeenkomen.

Müller werd in 1983 door de rechter in Braunschweig officieel dood verklaard, maar zijn dossier blijft open tot een mogelijke opheldering van zijn lot.


Joh.Müller.jpg

Bronnen