Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Wiel, Arnoldus Willebrordus te

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 21 mrt 2021 om 11:44 (Geëmigreerd naar Amerika: Broers)
Ga naar: navigatie, zoeken

Geëmigreerd naar Amerika

De portretfoto die Arnold liet maken in Davenport, Iowa. Vermoedelijk is dit in 1894 gebeurd. Van deze foto zijn drie afdrukken bekend.

Arnold te Wiel werd op 7 november 1860 geboren in Azewijn. Zijn vader en grootvader heetten ook Arnold, zijn moeder was Johanna Lucassen. Hij was een broer van Bernard en Dorus te Wiel.

Arnold was al jaren timmerman toen hij op zijn 31e besloot naar Amerika te emigreren. Op een of andere manier had hij contact met de gebroeders Jannes en Dorus Messink, leeftijdgenoten uit Breedenbroek die zo’n tien jaar eerder naar Dubuque waren gegaan, een stad aan de Mississippi in de staat Iowa. Daar woonden al sinds het midden van de negentiende eeuw een oom en tante van Jannes en Dorus; Gerrit Heukels en Elisabeth Messink.

Arnold ging begin maart 1892 met een groep van negen landverhuizers uit Bergh en omgeving in de haven van Antwerpen aan boord van de Rhynland. Dit stoomschip van de Belgisch-Amerikaanse rederij Red Star Line kwam op 18 maart 1892 aan op Ellis Island in de haven van New York. Het aankomstcentrum voor immigranten uit Europa op dat eiland was juist begin dat jaar in gebruik genomen.

Wanneer de Rhynland uit Antwerpen is vertrokken kon nog niet worden achterhaald, maar de oversteek duurde ongeveer elf dagen. Arnold werd op 3 maart 1892 uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Bergh, dus hij heeft zo'n vier dagen de tijd gehad om de Antwerpse haven te bereiken en daar alle formaliteiten af te handelen. De reis naar Antwerpen zal hij grotendeels met de trein hebben afgelegd.

De passagierslijst die bij de inscheping in Antwerpen is opgesteld, is nog niet gevonden, maar die van de ontscheping op Ellis Island wel. Op deze lijst van 847 immigranten, opgesteld voor de Collector of the Customs of the Collection District of the City of New York, zijn de namen van Arnold en zijn reisgenoten eenvoudig te vinden. Ze staan netjes onder elkaar staan (no. 561-569) en vallen op tussen de vele Duitse, Franse, Italiaanse, Oostenrijkse en vooral Hongaarse namen. Buiten hun groepje waren er maar weinig Nederlanders of Vlamingen aan boord. De vraag rijst daarom hoe Arnold en zijn metgezellen bij de Red Star Line zijn terechtgekomen. Vertrokken Nederlandse emigranten niet eerder vanuit een Nederlandse haven? Dat moet nog uitgezocht worden.

De Rhynland

Het stoomschip Rhynland werd in 1879 in Engeland gebouwd voor de Belgisch-Amerikaanse rederij Red Star Line, die het schip inzette op de route Antwerpen – New York. Het bood plaats aan 150 eersteklas- en 1.000 derdeklaspassagiers. In 1898 ging het schip over naar de Britse concurrent White Star Line op de route Southampton – New York. In 1906 werd de Rhynland aan een Italiaan verkocht en datzelfde jaar gesloopt.

Zijn reisgenoten

Arnold en zijn reisgenoten staan in de navolgende tabel in de volgorde van hun nummer op de New Yorkse passagierslijst. Arnold staat als eerste vermeld; misschien omdat hij als veruit de oudste de leiding op zich had genomen en zodoende bij de ontscheping vooraan stond. De spelling onder "Vermeld als" is die van de Amerikaanse ambtenaar of van de transcriptie waarop online gezocht kan worden. Hendrik en Johanna Ketelaar waren broer en zus. De meeste van Arnolds reisgenoten hebben zich in Iowa gevestigd.

Nr. Achternaam Vermeld als Voornamen Leeftijd Geboorteplaats Woonplaats Uitgeschreven
561 Te Wiel Dewiel Arnoldus Willebrordus 31 Azewijn Azewijn 3 maart 1892
562 Verheij Verheg Bernardus Hendrikus 25 Wehl Pruisen -
563 Berendsen Berendoen Hendrikus 23 Etten Pruisen -
564 Wieskamp Wiesramp Franciscus 22 Gendringen Gendringen 2 maart 1892
565 Ter Horst … horst Bernardus Johannes 25 Azewijn Azewijn 3 maart 1892
566 Ketelaar Redelaas Hendrikus Jacobus 22 Azewijn Azewijn 27 februari 1892
567 Kremer Kremer Theodorus 22 Gendringen Gendringen 2 maart 1892
568 Ketelaar Retelaas Johanna Gesina 24 Azewijn Azewijn 12 maart 1885
568 Kaalberg Kaalberg Arnoldus 20 Gendringen Gendringen 2 maart 1892
Arnold te Wiel kort voor zijn vertrek naar Amerika omringd door zijn ouders en broers Bernard (links) en Dorus (rechts). Heeft hij deze foto meegenomen naar Amerika?
Het stoomschip Rhynland was ook nog een zeilschip. Hier vaart het met gestreken zeilen.

Terug naar Nederland en verdronken

Over Arnolds tijd in Amerika weten we iets dankzij de brieven die de Messinks in Dubuque aan hun familie in Breedenbroek hebben geschreven. Uit de periode 1869-1895 zijn 35 brieven bewaard gebleven, die in 2008 werden geschonken aan de Oudheidkundige Vereniging Gemeente Gendringen (OVGG). Die heeft de brieven stap voor stap gepubliceerd in haar verengingsblad De Ganzeveer.

Pas in de laatste brieven, gepubliceerd in juni 2014, duikt de naam van Arnold op. Ze zijn allemaal geschreven na januari 1895, dat wil zeggen ná zijn terugkomst uit Amerika. Om onbekende redenen is hij in januari 1895 teruggegaan naar Nederland, waar hij op 17 januari 1895 weer ingeschreven werd in het bevolkingsregister van Bergh. Twee dagen later, op 19 januari om 9 uur 's morgens, werd hij dood gevonden. Hij was verdronken in een sloot.

De toedracht

Als iemand dood wordt gevonden, stelt de politie een onderzoek in naar de toedracht. Er moet worden nagegaan of er een misdrijf in het spel is, en de doodsoorzaak moet worden vastgesteld. Dit gebeurde ook nadat Arnold te Wiel gevonden was.

Het onderzoek naar een mogelijk misdrijf werd dezelfde dag nog uitgevoerd door de marechaussee, en dokter Schikker uit 's-Heerenberg heeft lijkschouwing verricht. Hiervan hebben zij een proces verbaal en een lijkschouwingsrapport opgemaakt en naar de officier van justitie in Arnhem gestuurd. Deze moest beslissen wanneer het stoffelijk overschot vrijgegeven kon worden om te begraven. Aangezien er geen aanwijzingen voor een misdrijf waren, heeft burgemeester Van Hugenpoth tot Aerdt nog op 19 januari een brief aan de officier van justitie geschreven met het verzoek het vereiste verlof tot begraven spoedig te verlenen. Helaas is het archief van de officier van justitie in Arnhem tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan, en daarmee ook het proces verbaal, het lijkschouwingsrapport en de brief. Welke details deze drie documenten hebben bevat, zal nu voor altijd onbekend blijven. Gelukkig is in het gemeentearchief van Bergh een afschrift van de brief bewaard gebleven, waarin deze documenten genoemd worden. Of de brief van de burgemeester effect heeft gehad, is evenwel niet meer na te gaan. Het begraafboek van de parochie Azewijn vermeld wel dat Arnold in januari 1895 is begraven, maar de dag staat er niet bij. De begrafenis kan dus een of enkele dagen later hebben plaatsgevonden dan onder normale omstandigheden het geval zou zijn geweest.

De meeste vragen over de toedracht moeten dus onbeantwoord blijven. Hoelang had Arnold al in het water gelegen toen hij gevonden werd? Waar is hij in het water gevallen? Is hij wel gevallen, of heeft hij zich verdronken? We zullen het nooit weten, maar misschien is het ongeveer als volgt gebeurd. Tussen het huis van Te Wiel en het dorp liep "door de Pas" een kerkpad met daarlangs een sloot. Volgens de burgemeester werd Arnold uit een langs een haag loopende sloot ter diepte van ± 1 meter, als verdronken opgevischt. Zijn woordkeuze lijkt nogal respectloos, maar duidelijk is dat de sloot niet langs een weg liep. Het kan dus de sloot door de Pas geweest zijn (die later bij de ruilverkaveling is verdwenen). Als Arnold inderdaad in die sloot is gevallen, dan kan dat de avond tevoren al gebeurd zijn. Misschien had hij zijn terugkeer uit Amerika gevierd in een van de cafés of bij vrienden, en was hij op weg naar huis in het donker ongelukkig ten val gekomen en in de sloot gerold. Vanwege het late uur heeft zijn familie wellicht pas de volgende morgen gemerkt dat Arnold niet thuis was gekomen. Het was half januari en nog lang donker, dus de volgende dag moest men wachten met zoeken tot het licht was. Dat hij om 9 uur werd gevonden, past goed in dit scenario. Hij kan op dat moment dus al wel een uur of tien in het water hebben gelegen. Maar of het echt zo gegaan is, zullen we nooit weten.

Een aspect dat gezien de tijd van het jaar nog een rol gespeeld kan hebben, is het weer. Is Arnold misschien door het ijs gezakt? De eerste twee weken van januari 1985 waren een periode van lichte, en 's nachts soms matige vorst. Het vroor dus niet al te hard, maar wel genoeg om het kalme water van een sloot te bevriezen. Vanaf de zestiende zette de dooi in, maar niet meer dan enkele graden boven nul. Het is goed mogelijk dat er nog ijs op de sloot gelegen heeft, maar dat was niet sterk genoeg om een man te dragen. Het ligt ook niet voor de hand dat Arnold in het donker met opzet op het ijs is gaan staan, maar hij kan natuurlijk een misstap hebben gemaakt. Na drie jaar afwezigheid kende hij de weg niet meer blindelings.

De correspondentie met Amerika

Al op 13 februari 1895 ontvingen Jannes en Dorus Messink in Dubuque een brief van hun familie met het bericht dat Arnold verdronken was. Ze waren daar erg bedroefd over, want ze hadden hem goed gekend. Hij had Dorus zelfs 300 dollar geleend voor de aankoop van een stuk grond (dat 2100 dollar kostte). In de zomer van 1894 is hij naar "een andere stad" gaan werken. Waarschijnlijk was dit Davenport, dat ten zuiden van Dubuque stroomafwaarts aan de Mississippi ligt. Het ligt voor de hand dat hij daar met een karakteristieke Mississippi-raderboot naartoe is gereisd.

Davenport wordt in de correspondentie niet genoemd, maar de portretfoto van Arnold bovenaan deze pagina is daar gemaakt. Er zijn drie afdrukken van bekend, maar aangenomen kan worden dat het er meer zijn geweest. Het zou goed kunnen, dat hij de foto in Nederland aan zijn familie en vrienden heeft willen uitdelen.

Arnold is in 1894 teruggekeerd naar Dubuque. Hij heeft daar afscheid genomen van de Messinks en is toen meteen doorgereisd naar Nederland. Zijn terugkeer in Dubuque zal dus in december 1894 zijn geweest. Bij zijn vertrek naar Nederland was hij Jannes Messink nog een week werk schuldig, waarvoor hij al wel betaald was. Hoe dit nu te verrekenen, terwijl Dorus zijn geleende 300 dollar wilde terugbetalen aan vader Arnold te Wiel in Azewijn. Dit is een geharrewar waarover in een aantal brieven geschreven werd.

Daarnaast had Arnold zijn gereedschapskist bij oom Gerrit Heukels laten staan, maar de sleutel meegenomen. Dorus stuurde daarom een brief naar Azewijn, geadresseerd aan Mr Te Wiel, Europa, Koninkrijk Holland, Provinsie Gelderland, te Azewijn bij Etten. Hij vroeg daarin de sleutel op te sturen. Bernard te Wiel stuurde op 8 april 1895 een sleutel, maar wist niet zeker of het de goede was. Zo niet, dan moest de kist maar met geweld opengebroken worden. Het gereedschap en ook de ladentafels die Arnold had gemaakt, maar nog bij Jannes Messink stonden, moesten verkocht worden om met de opbrengst de schuld aan Jannes te voldoen. Mocht er geld overschieten, dan moesten ze dat aan hun pastoor geven, zodat er missen voor Arnold gelezen konden worden. Ook voor de terugbetaling van Arnolds lening aan Dorus Messink stelde Bernard te Wiel een regeling voor. Voorts vertelde hij nog dat hij bij de twee zusters van Jannes en Dorus op bezoek was geweest, en bedankte hij hen voor de gastvrijheid die zij Arnold geboden hadden. Hij sloot af met de wens dat zij Arnold in hun gebeden zouden gedenken en ondertekende met "deszelfs broeder B.J. te Wiel". Deze brief van Bernard te Wiel is de enige van de 35 die niet in Dubuque geschreven is. Het merkwaardige is dat hij tóch in deze verzameling is terechtgekomen, want als hij nog in Nederland is, betekent dit dat hij niet verstuurd is, of dat hij later vanuit Amerika is teruggestuurd naar Breedenbroek.

Arnolds dood was voor zijn familie moeilijk te verwerken. In zijn brief aan de gebroeders Messink schrijft Bernard te Wiel dat hij "stilzwijgend aan deze droevige omstandigheden zal voorbijgaan". Dit kan uitgelegd worden als een verwijzing naar zelfmoord, maar zoals hierboven beschreven, sluiten de feiten een ongeluk zeker niet uit. De mooie portretfoto die hij in Davenport liet maken, zijn eerder een aanwijzing dat hij nog veel plannen had, dan dat hij levensmoe was. Verder was zijn terugkeer naar Nederland op zich niet uitzonderlijk. Van zijn acht reisgenoten in 1892 zijn er drie (562, 563 en 568) een keer terug geweest in Nederland en daarna weer naar Amerika gegaan. Het kan dus zijn dat Arnold het werk dat hij nog schuldig was aan Jannes Messink, ná terugkomst uit Nederland nog wilde uitvoeren (al zijn hiervoor in de brieven van de gebroeders Messink geen aanwijzingen te vinden). Broer Bernard beperkte zich in zijn brief dan ook tot praktische aangelegenheden betreffende de sleutel en de vereffening van schulden.

Slotwoord

Al gauw werd er niet meer over Arnold gesproken. De broers Arnold, Bernard en Dorus hadden geen van drieën kinderen, maar hun zus Maria had er acht. Hoewel de oudste van hen nog kleine kinderen waren toen Arnold verdronk, en de jongste nog geboren moesten worden, heeft geen van hen het ooit over hem gehad. Er is alleen weleens een oom genoemd die naar Amerika is gegaan, waarna er nooit meer iets van hem is gehoord. Het is dus dankzij de brieven die de OVGG heeft gepubliceerd dat bovenstaand verhaal na meer dan een eeuw verteld kan worden.

Bronnen