Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Putman, Jacobus Josephus

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Jacobus Josephus Putman was een priester die aan het seminarie in 's-Heerenberg gestudeerd heeft. Hij werd op 4 januari 1812 geboren in Oudewater als zoon van Jan Putman en Aletta van Dam.

Putman begon zijn priesterstudie aan het kleinseminarie Hageveld in Heemstede en kwam daarna naar 's-Heerenberg. Zijn priesterwijding ontving hij op 10 augustus 1835 in Oegstgeest van baron Van Wijckerslooth, bisschop van Curium. In maart 1837 vertrok hij als missionaris met de brik Maria & Jacoba van Amsterdam naar Curaçao, waar hij op 14 april aankwam. In de parochie Santa Rosa bouwde hij de eerste katholieke kerk met pastorie en stichtte er een jongens- en een meisjesschool voor arme kinderen.

Uit De Curaçaosche Courant van 30 april 1853
Uit De Tijd van 11 mei 1883

Op 26 augustus 1846 keerde hij met de Amerikaanse bark Jesurun terug naar Amsterdam voor een studiereis door Europa. Op de terugreis naar Curaçao werd hij vergezeld door acht zusters Ursulinen, onder wie zijn zus Johanna, die zijn werk op Curaçao kwamen ondersteunen.

Op Curaçao leerde Putman Papiaments en heeft een gebedenboek in deze taal samengesteld. Daarnaast schreef hij in het Nederlands het Gebedenboekje ten dienste der Katholyke Jeugd vooral van Curaçao, dat in juni 1849 verscheen.

Op 22 februari 1853 overleed zijn zus Johanna. Zij was nog maar 26 jaar oud. Deze gebeurtenis kan een van de redenen zijn geweest dat hij kort daarop om gezondheidsredenen naar Nederland terugkeerde. Hij vertrok op 25 april met de Nederlandse schoenerbrik Raphael naar Amsterdam.

Zijn ervaringen op Curaçao maakten hem een sterk tegenstander van de slavernij, die in 1860 Nederlands-Indië werd afgeschaft en in 1863 in Suriname en de Nederlandse Antillen.

Terug in Nederland werd Putman benoemd tot pastoor in Cabauw, waarna hij in 1857 werd overgeplaatst naar de Onze-Lieve-Vrouw-ten-Hemelopnemingkerk aan de Biltstraat in Utrecht, ook bekend als de kerk buiten de Wittevrouwenpoort. In 1858 werd hij bovendien kanunnik van de Sint Catharinakathedraal – de hoofdkerk van het aartsbisdom Utrecht – en in 1868 Decanus Civitatensis (deken) van de stad Utrecht. Zijn benoeming tot kanunnik hing samen met de opheffing van de Hollandse Missie en het herstel van de bisschoppelijk hiërarchie in 1853.

In 18691870 maakte hij een lange reis door Italië. Daarbij was hij tijdens het Eerste Vaticaans Concilie, dat toen gehouden werd, ruim drie maanden in Rome. Bijzonderheden over deze reis zijn niet voorhanden, maar het Concilie moest afgebroken worden, omdat de pauselijke zoeaven niet konden verhinderen dat Rome werd ingenomen door de troepen van Garibaldi.

Na terugkeer in Nederland voelde Putman zich te zwak om zijn werk als pastoor voort te zetten. Hij legde die functie neer, maar bleef kanunnik en deken. Een groot deel van zijn tijd besteedde hij daarna aan de studie van de Spaanse literatuur. Hij publiceerde enkele boeken over dit onderwerp, waaronder in 1880 zijn Studiën over Calderon en zijne geschriften over de dichter Pedro Calderón de la Barca (16001681), dat veel positieve kritiek kreeg. In 1881 schreef de Koninklijke Academie in Madrid een wedstrijd uit voor het beste gedicht ter gelegenheid van Calderóns tweehonderdste sterfdag. Putman maakte toen deel uit van de jury die de Nederlandse inzendingen moest beoordelen. Hij had immers sterk bijgedragen aan de bekendheid van de dichter in Nederland.

Putman overleed in Utrecht op 8 mei 1883, 71 jaar oud. Op 15 mei werd hij begraven in het priestergraf op de r.-k. begraafplaats in Oudewater. Op 21 mei werd er voor hem nog een requiemmis opgedragen in zijn kerk aan de Biltstraat.

Bronnen