Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
1ste Korps Grensjagers van 1808-1811: verschil tussen versies
Regel 13: | Regel 13: | ||
*Joachims, J. Serg. 22e Esc | *Joachims, J. Serg. 22e Esc | ||
*Voer, J. van der **Fourier ***22e Esc | *Voer, J. van der **Fourier ***22e Esc | ||
− | + | | valign=top width=100 | | |
− | + | *Serg.Maj. 22e Esc | |
− | + | *Serg. 22e Esc | |
− | + | *Serg. 22e Esc | |
− | * | + | *Serg. 22e Esc |
− | + | *Fourier 22e Esc | |
Versie van 12 sep 2020 om 14:03
Het 1e Korps Grensjagers van 1808-1811 was een Franse militaire eenheid. Voor het onderzoek naar militairen moeten we naar het Nationaal Archief in Den Haag, om aldaar de archieven van de tweede afdeling te raadplegen. In het op de tafel liggende overzicht (rode klapper) vinden we onder de rubriek 2.01 de Bataafs-Franse tijd. Onder inv.nr. 2.01.15 komen we een eerste interessante inventaris tegen, die ons in een korte inleiding nog meer bronnen mededeeelt. Ik citeer: “de in deze inventaris opgenomen stamboeken, naamlijsten, conduite- en pensioenstaten van officieren, onderofficieren en minderen der Landmacht zijn voornamelijk afkomstig uit de archieven van de Raad van State en van het Ministerie van Oorlog. Daar de eigenlijke serie stamboeken betrekkelijk onvolledig is, werd getracht door het opnemen van andere bescheiden – zoals stamlijsten, conduite- en pensioenstaten - aan dit euvel zoveel mogelijk tegemoet te komen.
Alle in deze stukken vermelde militairen, zowel officieren, onderofficieren als minderen, zijn opgenomen in de klappers op de militaire stamboeken en pensioenen van vóór 1813 en in de afzonderlijke klapper op de overlijdensakten van Nederlandse soldaten in Franse krijgsdienst, 1792-1815". Deze klappers zijn te vinden onder inv.nr 2.01.16 t/m 18 en 2.01.19 en 20. In een later stadium doken klaarblijkelijk nog meer stukken op, waardoor supplementaire klappers, inv.nr. 2.01.34 t/m 38, nodig waren.
De archiefstukken uit het Nationaal Archief
Er zijn maar liefst 4 zg conduite-lijsten gevonden (zie onder bronnen voor details): | valign=top width=300 |
- Lijst 1: Grensjagers 8 april 1808 (2a)
- Fischer, J.G. Serg.Maj. 22e Esc
- Koonings, J. Serg. 22e Esc
- Fielt, C. Serg. 22e Esc
- Joachims, J. Serg. 22e Esc
- Voer, J. van der **Fourier ***22e Esc
| valign=top width=100 |
- Serg.Maj. 22e Esc
- Serg. 22e Esc
- Serg. 22e Esc
- Serg. 22e Esc
- Fourier 22e Esc
Fischer, J.G.|Serg.Maj.|22e Esc|Fisscher, J.G.|Serg.Maj.|22e Esc| Koonings, J. Serg. 22e Esc Konings, J. Serg. 22e Esc Fielt, C. Serg. 22e Esc Fielt, C. Serg. 22e Esc Joachims, J. Serg. 22e Esc Joggehms, J. Serg. 22e Esc Voer, J. van der Fourier 22e Esc Veer, J. van der Serg. 22e Esc Nadere vergelijking leert ons dat er nogal wat verschillen tussen deze beide lijsten zijn, zelfs het aantal escouades blijkt niet gelijk, 39 op lijst 1 en 40 op lijst 2.
Lijst 3: Emploies de Retraite 15.5.1811 (3) Lijst 4: Korps Grensjagers (4) Departement de L'Issel Superieux (ongedateerd) Fisscher, Johan Godfried Serg.Maj. 's Heerenberg Fischer, J.G. Konings, Johannes Serg. 's Heerenberg Konings, J. Fielt, Carel Serg. 's Heerenberg Fielt, C. Joggems, Jacob Serg. 's Heerenberg Joggemes, J. Veer, Jan van der Serg. 's Heerenberg Veer, J. van der
Lijst 2: Grensjagers 21 mei 1808 (2b)
Lijst 3 is gedateerd op 15 mei 1811. Het vermeld de familienamen, de voornamen, de rang en de standplaats. Het tevens op de lijst vermeldde pensioen bedraagt 218 franc. Tenslotte is de lijst getooid met enkele opmerkingen. Op lijst 4 komen een aantal kruisjes voor, die tesamen met opmerkingen als 'niet aangekomen' en 'niet gearriveerd', de indruk wekken dat het hier om een soort presentielijst gaat.
.Stukken in het Geldersch Archief te Arnhem.
Ook in het Geldersch Archief zijn nog een aantal archiefstukken gevonden. Uit het decreet (art. 3) blijkt duidelijk dat de Grensjagers vallen onder de “Inspecteurs der gemeene middelen in de respective Departementen of van zodanige ambtenaar als welgemelde Minister hiertoe mogt designeren”. Het gevolg hiervan is dat we feitelijk onder alle Hollandse Departementen naar stukken moeten gaan zoeken. Voor wat betreft Gelderland werd me dit gedeeltelijk wel heel gemakkelijk gemaakt. In 1983 verscheen er namenlijk een inventaris getiteld 'Archieven der gewestelijke besturen in de Bataafs – Franse tijd in Gelderland 1795 - 1813'. Deze inventaris bestaat uit 7 boekwerken die gezamenlijk maar liefst 2194 pagina's bevatten, kent als toegangsnummer 0016. Hierin treffen een tweetal dossiers aan die mede over Grensjagers handelen.
Het eerste dossier, inv.no. 3763 is getiteld “Stukken betreffende de aanstelling en verplaatsing van ambtenaren bij het Korps Grensjagers en bij de ambulante divisie van het Korps ter Recherche bij de middelen te lande in het departement Gelderland 1808 - 1811". Het bestaat uit 1 omslag. Hierin vinden we een aantal stukken, waarvan er vijf voor onderzoek van belang zijn.
Het eerste stuk is een 'extract uit het financieel verbaal van den landdrost van het departement Gelderland, gedateerd op zaterdag den 16de juli 1808. Uit dit gedrukte stuk blijkt volgens een missive van de Minister van Financiën van de 12e juli no. 21 dat “binnen weinige dagen naar dit Departement, vijf Escouades Grensjagers zouden op marsch gaan, welke aldus gezamenlijk met de vijf Escouades, die bereids naar derwaards waren vertrokken, de voor dit Departement bestemde, tien Escouades uitmaakten”. Verzocht wordt deze nieuwe Escouades te stationeren in Didam, 's Heerenbergh, Varsseveld, Winterswijk en in Groenlo. Dit geschiedt alles onder aanhaling van een missive van den 6de juni. Uit een missive van de 14de blijkt vervolgens dat deze Grensjagers, volgens de aan hun afgegeven marsorder, op 19 juli te Arnhem zullen arriveren. De Landdrost besluit vervolgens: -de Escouades in genoemde plaatsen te stationeren, -de burgemeester van Arnhem en de Inspecteur der Middelen te Lande op de hoogte te stellen, -de bailluws van Didam, 's Heerenberg, Varsseveld en Winterswijk alsmede het gemeentebestuur van Groenlo aan te schrijven om hen mede te delen dat voornoemde Escouades bij hun arriveren onmiddellijk 'behoorlijk ten hunne redelijke kosten' te dienen worden ondergebracht. -de gaarders van genoemde plaatsen, met inzending van een order van 18de juli no. 5, te gelasten om met het uiteinde der week, de wekelijkse soldij aan voornoemde Escouades uit te betalen.
Het tweede stuk, een extract uit het financieel verbaal van den Landdrost van het departement Gelderland, gedateerd op 27 van louwmaand 1810 (januari), blijkt dat als Grensjagers zijn geplaatst: -Evert Willem van Straaten, Serg.Maj. 19e Esc; -Jacob German, Serg.Maj. 25 Esc; -Cornelis Steijnder, Serg. 23 Esc.
Het wekelijkse soldij van de Sergeant Majoor bedraagt Fl. 2 guldens, als tractement van reforme en Fl. 3 guldens, 12 stuiver en 4 penningen als supplement, de soldij van de Sergeant is hieraan gelijk met dien verstande dat zijn supplement slechts Fl. 2 gulden 11 stuiver en 4 penningen groot is.
Het derde stuk, bestaat feitelijk uit twee delen. Het eerste deel, handgeschreven, is een missive van de Inspecteur der Middelen te Lande in het departement Gelderland gedateerd van 9 bloeimaand 1810 (mei). Hieruit blijkt dat uit de aan Frankrijk afgestane departementen, Brabant en een deel van Gelderland, Grensjagers zullen worden terug getrokken. Hij stelt voor deze in de Betuwe te stationeren en wel als volgt:
6e Esc Vuuren/Dalem 10e Esc Varik/Heesfelt 14e Esc Dodewaard/Hien 7e Esc Herwijnen/Hellouw 11e Esc Ophemert/Zennewijnen 15e Esc Slijk Ewijk/Wolferen 8e Esc Tuyl/Haaften 12e Esc Zandijk/Wadenoijen 16e Esc Lent/Oosterhout en 9e Esc Opijnen/Neerijnen 13e Esc Ijzendoorn/Echteld 20e Esc Bemmel/Hulhuizen
In eerst genoemde plaats zouden de Serg.Maj. en 2 Grensjagers moeten worden gestationeerd, in de andere plaats de beide resterende Grensjagers van de Escouade. Een gespecificeerde lijst met bedoelde Grensjagers is bijgesloten. Deze Escouades zullen zich, binnen 24 uur na ontvangst van hun orders, op mars begeven. De beide laatste Escouades (nr. 16 en 20) zullen reeds overmorgen op hun nieuwe standplaats arriveren.
Het tweede, gedrukte, deel is een extract uit het financieel verbaal van de Landdrost van het departement Gelderland, gedateerd op 10 bloeimand 1810 (mei), van vrijwel gelijke inhoud, met dien verstande dat alhier geen gespecificeerde lijst met Grensjagers bij is. Wel worden ook hier weer de verschillende lokale besturen genoemd, die op de hoogte moeten worden gesteld. Hieronder volgt dan deze gespecificeerde lijst:
voorbeeld Grensjagers 10 bloeimand 1810 (mei) 6e Esc Gaster, A Serg.Maj. Vuren 6e Esc Schrijber, G Serg. Vuren 6e Esc Gillard, J. Serg. Vuren 6e Esc Nauer, L. Serg. Dalem 6e Esc Hoffman, J. Serg. Dalem
Uit het vierde stuk, een extract uit het financieel verbaal van de Landdrost van het departement Gelderland, gedateerd van 20 wijnmaand 1810 (october), blijkt dat, volgens een missive van de Minister van Financiën van de 15e oct. no 43, de 16e Escoude die gestationeerd is te Lent en Oosterhout orders heeft ontvangen zich op mars te begeven naar Gouda.
Het vijfde en laatste stuk, is een extract uit het financieel verbaal van de Prefect van het departement van den Boven-IJssel, gedateerd op 23 jan. 1811. Speelden de vorige vier stukken zich nog af in het tijdperk van het Koninkrijk Holland, nu zijn wij inmiddels ingelijfd en worden derhalve Hollandse Departementen genoemd. Het vertelt ons, onder aanhaling van missives van de Staatsraad Intendant Generaal der Financiën van de Publieke Schatkist in Holland d.d. 15 jan. en van de Minister van Oorlog d.d. 31 dec. 1810 nr. 224, iets aangaande nieuwe Grensjagers. De Opperwachtmeesters H. Obdien en H. Smulders, alsmede de Serganten A. Dekker en G. Versteeg worden tot Grensjager aangewezen en ontvingen derhalve orders zich bij de Intendance te melden, ten einde hunne 'destinatie' te vernemen bij het Korps Grensjagers. Ook de Opperwachtmeesters K. Klaassen en H. Fasbinder, de Sergeant Majoor F. Oostermeijer, de Wachtmeesters L. Pot, M. Bode, C. Scheepers, L. Habitz en S. Oostermeijer alsmede de Sergeanten S. Nell, H.C. Breeman, C. Caspari en H. Holl worden op dezelfde dag tot Grensjagers aangewezen. Verder wordt gemeld dat de actes van retraite en reforme voor de 13 Sergeanten en bekwaam om langer den dienst als Grensjager te kunnen waarnemen, spoedig zullen worden toegezonden.
De Prefect besluit vervolgens navolgende personen tot Grensjagers te benoemen en aan te stellen: -in de 18e Esc: Wachtmeester L. Post i.p.v. de op pensioen gestelde Serg. G. Westerhoff; -in de 2de Esc: Wachtmeester L. Habits i.p.v. den overleden Serg. P. H. Nadler; -in de 2de Esc: Wachtmeester C. Scheepers i.p.v. de op pensioen stelde Serg. F. Anthonij; -in de 23e Esc: Wachtmeester M. Bode i.p.v. de op pensioen gestelde Serg. Schmidt en -in de 23e Esc: Serg. S. Nell i.p.v. de op pensioen gestelde Sergeant J. Rijnberg.
Het tweede dossier, inv.nr. 3782, draagt als titel: besluiten en missiven van de Minister van Financiën en besluiten van de Landdrost betreffende bezoldiging van ambtenaren van het Korps Grensjagers en van de ambulante divisie van het Korps ter Recherche bij de middelen te lande in het departement Gelderland, 1808-1810. Het bestaat uit een omslag en omvat merendeels afschriften, waarvan enkele voor dit onderzoek van belang zijn.
Het eerste stuk, een extract uit het financieel verbaal van den Landdrost van het departement Gelderland, is gedateerd van 18 juli 1808. Hieruit blijkt, volgens een missive van de Minister van Financiën van 13 juli, dat een reglement is ontvangen voor een opgericht Korps Grensjagers alsmede een nominatieve staat der 39 Escouades. Ook zijn bepalingen aangaande de betaling deze manschappen ontvangen. De gaarders wordt opgedragen aan wekelijkse soldij uit te betalen vijf gulden, 12 stuiver en 4 penningen voor de Sergant Majoor (jaarlijks Fl.159; 188,-) en vier gulden, 11 stuiver en 4 penningen voor de Serganten en Fouriers (jaarlijks Fl.159;133,5). Een deel van dit geld n.l. Fl.159; 104,- is het tractement van reforme.
Het tweede stuk is een brief van de Minister van Financiën gericht aan de Landdrost van het departement Gelderland, gedateerd op 30 oogstmaand 1809 (aug.). Hieruit blijkt dat de Inspecteur Generaal een verzoek heeft ontvangen van de Inspecteur der Middelen te Lande in het departement Gelderland, om een maand gage voor te schieten, teneinde in de behoefte te voorzien van ieder der Grensjagers die uit dat departement naar Bergen op Zoom is vertrokken, als mede dat van hun achtergebleven vrouwen en kinderen. De minister gaat hiermee accoord en deelt de Landdrost mee dat een en ander reeds is geschied.
Het derde stuk, een extract uit het financieel verbaal van de Landdrost van het departement Gelderland, gedateerd op 20 zomermaand 1810 (juni), vertelt ons, onder aanhaling van een missive van de Minister van Financiën van 13 juni no. 59, dat de Grensjagers afkomstig uit de aan Frankrijk afgestane gebiedsdelen op hun posten gestationeerd zijn. Er wordt hem tevens opgedragen voor de uitbetaling der soldijen zorg te dragen.
Het vierde en laatste stuk is een extract uit het financieel verbaal van den Landdrost van het departement Gelderland, gedateerd van 7 hooimand 1810 (juli). Hier uit blijkt dat Serg.Maj. J. Grol naar de 27e Esc verplaatst is, en dat zijn plaats in de 18e Esc zal worden ingenomen door de Serg.Maj. Doede Roseveld.
Samenvatting en conclusies.
Het Korps Grensjagers werd opgericht bij Koninklijk Decreet van 8 april 1808 door Lodewijk, een broer van Napoleon, die koning van Holland was. De manschappen zijn voor een groot deel afkomstig zijn uit de Regimenten Infanterie en Jagers. Reorganisatie van deze regimenten leidden er toe dat velen overbodig werden en vervolgens met pensioen gestuurd werden. De meesten van hen waren echter nog fit genoeg om andere functies te vervullen. Na overleg tussen de Ministeries van Oorlog en Financiën ontstond het idee deze manschappen onder te brengen in een nieuw Korps Grensjagers genaamd. Hun pensioen werd, uit de kas van het Ministerie van Financiën, aangevuld met een tractement zodat ze er feitelijk niet op achter uit gingen. Aanvankelijk bestond het korps uit 39 Escouades van elk 5 man, maar al op 21 mei wordt het aantal escouades verhoogt naar 40.
Nog weer later wordt dit aantal opnieuw verhoogd, zodat er in 1811, bij de opheffing van het korps, maar liefst 50 escouades in dienst zijn. Deze escouades zijn voornamelijk gestationeerd langs onze landsgrenzen. Als in 1810 het Koninkrijk Holland bij Frankrijk wordt ingelijfd moet ons land Brabant en delen van Gelderland afstaan aan het Franse Keizerrijk. De aldaar gestationeerde 12 escouades Grensjagers worden daarop terug getrokken en in de Betuwe gestationeerd. De twee eerste escouades arriveerden op 11 mei 1810 op hun nieuwe post. Zij bleven daar overigens niet erg lang, al in october verhuist er een escouade vanuit de Betuwe naar Gouda.
Bij de opheffing van het korps treffen van nog maar een escouade in de Betuwe n.l. te Tiel. Men werd Grensjager op voordracht van het Ministerie van Oorlog. Vervolgens bepaalde het Ministerie van Financiën in welk departement men gestationeerd werd. Aldaar bepaalde men in welke plaats de Grensjager uit eindelijk terecht kwam. De feitelijke benoeming gebeurde dan ook door de Drost, later Prefect. Uit de bronnen blijkt dat enkele manschappen voor een post bedankt hebben. Gedurende het bestaan van het korps werden verschillende Grensjagers als nog gepensioneerd, ook overleden er nog een aantal, zodat telkens nieuwe benoemingen nodig waren.
De taak van de Grensjagers lag op het gebied der belastinginning. Hoe dat plaats vond weten we nog niet, weliswaar weten we uit diverse bronnen dat er een reglement moet zijn dat ons hierover meer kan vertellen, maar helaas is dit tot op heden nog niet terug gevonden. Ook het ontbreken van een stamboek voor dit korps speelt ons parten, zodat we noodgedwongen moeten terug vallen op de enkele conduite-lijsten, waarvan die van 1811 nog het belangrijkste is: hier worden tenminste alle standplaatsen genoemd.
In de Achterhoek (Departement de L'Issel Superieux) worden Zevenaar, Beek, Didam, ‘s Heerenberg, Doesburg, Winterswijk en Grol (Groenlo) als standplaats genoemd. In Bergh waren de navolgende Grensjagers gestationeerd:
Standplaats Beek Standplaats's Heerenberg Schoonbrood, Johan Wilhelm Serg.Maj. Fisscher, Johan Godfried Serg.Maj. Valk, C. Serg. Konings, Johannes Serg. Pegman, P. Serg. Fielt, Carel Serg. Putters, Adriaan Christoph Serg. Joggems, Jacob Serg. Ulman, Jacob Serg. Veer, Jan van der Serg.
Ondanks het feit dat het korps slechts vier jaar heeft bestaan ben ik er derhalve nog niet in geslaagd de complete geschiedenis te ontrafelen. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in het grote aantal verschillende bronnen dat onderzocht moet worden. In de eerste plaats de archieven van de Ministeries van Oorlog en Financiën. Weliswaar zijn hierop registers met trefwoorden, waaronder het trefwoord Grensjagers, maar de op die manier gevondene stukken zijn dermate beperkt dat een groot vraagteken gezet moet worden bij de volledigheid van deze trefwoord-registers. Ook in alle departementale archieven kunnen stukken bewaard zijn gebleven. Tenslotte zijn ook aan de lokale gemeentelijke overheden diverse malen stukken toegezonden. Op al deze plaatsen kan derhalve een stuk bewaard worden dat nergens anders meer bewaard is gebleven. Een ding is mij wel duidelijk: er is niets nieuws onder de zon. Ook anno 1993 is de vraag aan de orde, wat te doen met militairen, die overtollig worden wegens de afslanking van de krijgsmacht.