Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Pospischil, Karl
Karl Pospischil was een landschaps-schilder die op 56-jarige leeftijd vanuit Oostenrijk naar Emmerik verhuisde en vriendschap sloot met enkele toenmalige notabelen aan beide zijden van de grens, zoals pastoor Van Sonsbeeck in Stokkum en Peter Meisters van de Bijvanck in Beek.
Jeugd
Hij werd in 1869 in Tullnitz (toen Oostenrijk-Hongarije, tegenwoordig Tsjechië) geboren en ging hier ook naar school. In de schoolvakanties was hij ganzenhoeder. Zijn vader was er gemeentedienaar. Met 14 jaar ging hij in de leer bij een knopenmaker, voornamelijk omdat er goed en voldoende te eten was. Veel plezier had hij echter niet bij het uitoefenen van zijn beroep. Hij wilde wat anders, hij wilde kunstenaar worden.
Daarom pakte hij op een dag zijn spullen samen en volgde een rontrekkende komediantengroep, sloot zich later aan bij een circus en eindigde uiteindelijk in Wenen. Hier was hij aanvankelijk een hulp in de bouw, daarna kleurenmenger en tenslotte binnenschilder. Het feit dat hij als kind al graag tekende kwam hem hierbij goed van pas. In de loop van de tijd deed hij zo steeds meer ervaring in zijn vak op. Enige cursussen hielpen hem daarbij al snel werkte hij als hulp bij decoratieschilders.
Studie in Wenen
Dertig jaar oud, hij was al getrouwd en vader in een gezin, besloot hij de Kunstgewerbeschule in Wenen te gaan bezoeken. Het feit dat hij van de onderbouw al vrij snel in de bovenbouw opgenomen werd, is een bewijs voor zijn vaardigheden en kunde. Een aanbieding als assistent aan deze school sloeg hij af, want zijn doel was een studie aan de kunstacademie in Wenen. Een beurs van de vorst van Liechtenstein hielp hem hierbij en in 1907 werd hij met voorrang toegelaten.
Pospischil bracht het in de schilderkunst tot zeer opmerkelijke prestaties, vooral op het gebied van de landschaps-schilderkunst. Dankzij zijn makkelijk omgang met allerlei soorten mensen kwam hij in de gunst bij de vorst van Lichtenstein in Eisgrub. Deze “Eisgruber Periode” rond 1912 was de tijd van een snel groeiende bekendheid voor de kunstnaar Pospischil.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog schilderde hij portretten van militairen en een groot doek met een landschap bij Eisgrub met eiken. De meeste van zijn werken die hij tijdens zijn verblijf in Znaim en Eisgrub schilderde, zo’n 50 schilderijen, kwamen in bezit van de vorst van Lichtenstein. Waar deze schilderijen zich tegenwoordig bevinden is onbekend. Na de oorlog waren al diegenen die hem altijd financieel ondersteund hadden verarmd en de klasse van de nieuwe rijken waren in zijn kunst niet geïnteresseerd.
Naar Emmerik
In 1925 verhuisde hij naar Emmerik aan de Niederrhein. Het rijke Nederland lag open voor hem en hier legde hij zich toe op de portretkunst. In deze tijd sloot hij ook vriendschap met Peter Meisters van de Byvanck , meester Vermeulen uit Beek en pastoor Van Sonsbeeck uit Stokkum. Karl Pospischil kwam regelmatig in Beek en Stokkum en heeft er verschillende landschapsschilderingen gemaakt. Een panorama van Stokkum in de zomer, gezien vanaf de Molenbult, is in bezit van pastoor Nollen. Daarnaast bestaat er een serie van vier kleine schilderijtjes, allen uit een ander seizoen. Alle vier zijn in particulier bezit in Beek. Met uitzondering van deze en enkele andere doeken, die zich in de collectie van zijn tegenwoordig in Wenen levende dochter bevinden, zijn de meeste van zijn werken wegens onvakkundige behandeling tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan.
Op 8 november 1933 stierf Karl Pospischil in Emmerik en is daar ook begraven.