Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Bovendorpsstraat 9: verschil tussen versies
Regel 207: | Regel 207: | ||
<gallery> | <gallery> | ||
− | + | Bestand:VR53.jpg | |
Bestand:VR52.jpg | Bestand:VR52.jpg | ||
Bestand:VR50.jpg | Bestand:VR50.jpg |
Versie van 30 jun 2023 om 13:21
Het woonhuis met het adres Bovendorpsstraat 9 in Zeddam is sinds 17 april [2001]] een gemeentelijk monument (nr. 5).
Het pand vormt een goed voorbeeld van een rijk gedetailleerd laat-negentiende eeuwse villa in eclectische stijl (een combinatie van verschillende bouwstijlen). De villa valt op door de bijzondere detaillering zoals de gepleisterde pilasters en gepleisterde decoraties rond de vensters, inclusief de lateien. Samen met de overige historische bouwwerken in het gebied rond de r.-k. kerk vormt de villa een karakteristiek ensemble.
Bewoningsgeschiedenis
- Nadat de broer(s) en zusters Reintjes in 1897 de boerderij Korenhorst hadden verkocht, gingen ze hier wonen.
- Van 1914 tot 1919 woonden de kunstschilder Leeb Garschagen en zijn moeder en zus hier.
- Nadat de Duitsers in 1945 het Gerardus Majella Gesticht in brand hadden gestoken vonden de Zusters hier tijdelijk onderdak.
- Nadien hebben er onder anderen de veeartsen Jaarsveld en Metz gewoond.
VILLA REINTJES
De heer A.M. Metz verteld:
Het huis Bovendorpsstraat 9 te Zeddam is een prachtig gebouw uit het einde van de negentiende eeuw. Sinds 2001 is het een gemeentelijk monument. Op deze plek treffen wij opvallende bewoners aan, zoals de oprichters van Varwijks timmerfabriek, de stichter van Wolkenland en de zusters Augustinessen. Begin 19e eeuw was het een boerderij, 150 jaar later huisvestte de villa een dierenartsenpraktijk, het kantoor van een broedmachinefabriek en een tandartsenpraktijk.
Wij hebben er met ons gezin rond 1970 tien jaar gewoond en vonden onlangs in onze privé collectie een foto van het pand met nog de oorspronkelijke uitstraling. Deze foto wilden wij met de lezers delen en dit is tevens de aanleiding de bewoningsgeschiedenis uit te zoeken. De naam “Villa Reintjes” had ik nooit eerder gehoord; ik vond deze op een ansichtkaart uit 1913. Het lijkt mij een passende en praktische naam om in dit verhaal te gebruiken.
Huizen en perceel Een plek pal tegenover de kerk is aantrekkelijk voor een woning of een café. De kerk in Zeddam wordt al genoemd in 1145. Er zullen al vroeg huizen rond de kerk zijn geweest. Zeker is, dat er op het terrein van Villa Reintjes in 1650 twee huizen staan. De eerste kadasterkaart van 1832 laat zien, dat de bouwplaats “Villa Reintjes” is ontstaan door het samenvoegen van twee percelen, die naast elkaar aan de Bovendorpsstraat liggen. A. Op de hoek met de Kerkweg ligt het kadastrale perceel E 578/577. Dit is van Gradus Schnitzler. Zijn huis staat pal aan de Bovendorpsstraat over de volle breedte van het terrein. B. Daarnaast, iets hoger aan de Bovendorpsstraat, ligt het kadastrale perceel E 579/580 van de familie Varwijk. Hun huis was vastgebouwd aan dat van Schnitzler en stond ook op de rand van de straat. Er moet een flink achterhuis aan gezeten hebben, daar Cornelis Varwijk een behoorlijke boerderij had. Het hele perceel was 2090 m2 groot en werd later door vererving in tweeën gesplitst. Beide delen werden resp. in 1885 en in 1887 verkocht aan Gradus Pas. Deze verkoopt in 1895 het hele pand met een gedeelte van het erf ter grootte van 1365 m2 aan de dames Reintjes. Hij trekt de grens met zijn eigen terrein recht en houdt aldus 725 m2 voor zichzelf over aan de transactie.
De bewoners vóór 1900: Van beide huizen zijn de bewoners bekend vanaf 1650; zij worden beschreven in “Bergh, Heren, land en volk.” Vanaf 1775 zijn de bewoners relevant voor ons verhaal.
A. In 1775 trouwt Gerhard Schnitzler in bij het huis op de hoek met Margaretha Jansen. De opeenvolgende generaties Schnitzler zijn eigenaar en blijven er wonen tot zij in 1895 hun huis verkopen.
B. In het andere huis komt de familie Varwijk. 1. Meester-timmerman Cornelis Varwijk (1736-1806) koopt dit huis in 1776. Hij trouwt in 1768 met Berendina Dieker (1733-1797) uit Zeddam. Dit paar krijgt zes kinderen. Cornelis Varwijk is een gefortuneerd man. Hij koopt regelmatig een stuk land en is een van de grootste veehouders in Zeddam. Hij lijkt meer boer en handelaar dan timmerman.
2. Zijn opvolger is de jongste zoon Engelbert (Bart) Varwijk, ook meester-timmerman. Bart Varwijk (1773-1835) trouwt in 1797 met Wilhelmina Stel (1772-1852) uit Zeddam. Zij krijgen zeven kinderen. Bart Varwijk heeft veel meer timmerwerk verricht, dan zijn vader. Talrijke rekeningen en andere bewijzen daarvan zijn bewaard gebleven. Hij heeft vooral ook veel herstelwerk en onderhoud van de kerk gedaan. Zijn naam en jaartal staan ingesneden in een balk boven in de toren. Daarnaast was Bart Varwijk lid van de Landstorm en rotmeester (een soort wijkhoofd) van de helft van Zeddam. Tenslotte was hij ook boer. In 1805 koopt hij in Azewijn een weide en van het Huis Bergh heeft hij land in pacht. Bij de start van het kadaster in 1832 bezit hij in Zeddam twee huizen met erf en tuin en zes perceeltjes bouwland in het Vinkwijkse veld. Het achterhuis van de boerderij zal tevens als werkplaats hebben gediend. Het timmerwerk gebeurde doorgaans op locatie en grote machines had men nog niet.
Bart Varwijk overlijdt in 1835. Zoon Jan Varwijk, ook meester timmerman, zet het timmerbedrijf voort. Jan Varwijk (1804-1876) trouwt in 1838 met Gerarda Steintjes. Zij gaan niet op het ouderlijk huis wonen, maar eerst tijdelijk op het terrein van Kaak aan de Huttenstraat (nu Ettemastraat). Zij krijgen een talrijk nageslacht. Zij zijn de stamouders van Gerrit en Frans Varwijk. De familie Varwijk koopt in 1842 het huis van de koopman Levi aan de Kerkweg. Jan Varwijk verhuist daar met zijn gezin naar toe en bouwt er ook de werkplaats bij. Hij heeft daar de ruimte, want het pand ligt naast een stukje bouwland, dat al in bezit is van de familie. Het is de plek van de latere timmerfabriek.
3. Op het ouderlijk huis blijven achter de weduwe Varwijk-Stel en haar nog ongehuwde kinderen Aleida Maria en Cornelis. Op 20 juni 1845 gaat Aleida Varwijk naar ‘s-Heerenberg en gaat de weduwe Varwijk naar huis Zeddam nr 64, waar zij intrekt bij haar dochter Theodora, getrouwd met Jan Berndsen. Cornelis Varwijk blijft hier voorlopig wonen.
Op 26 augustus 1851 komt de notaris naar Zeddam. Willemina Varwijk-Stel maakt haar testament op; het vaderlijk erfdeel is al eerder verdeeld. Willemina Stel overlijdt 23-1-1852. Het ouderlijk huis met tuin wordt voor de helft toegedeeld aan Aleida Maria Varwijk en voor de andere helft aan Berendina Varwijk, gehuwd met Jan te Baaij in Emmerich. Op 23-2-1857 verkoopt Berendina haar deel aan haar broer Jan Varwijk. Jan Varwijk erft het huis met de werkplaats aan de Kerkweg, dat al door hem bewoond wordt en dat ook tot de nalatenschap behoort. Hij erft ook de perceeltjes bouwland links en rechts van de Kerkweg.
Van het ouderlijk huis worden twee wooneenheden gemaakt. 4a. De ene helft wordt eerst nog bewoond door Cornelis Varwijk. Hij gaat op 27-3-1853 als kostganger naar de familie Buiting te Wehl. Cornelis Varwijk overlijdt op 21-1-1866 te Utrecht op de leeftijd van 59 jaar. 4b. De andere helft wordt per 1 mei 1847 verhuurd aan Wolterus Theodorus Wouters, geboren in 1811, onderwijzer. Hij woont hier tot 1855 samen met zijn vrouw en zijn zus. Wouters is geen onbekende in Zeddam; hij is o.a. lid van het Sint Oswaldus gilde .
5a. Aleida Maria Varwijk (1810-1886) trouwt in 1858 te Bergh met de commies Henricus Tangelder (1807-1884) uit Terborg. Zij blijven eigenaar van de helft van het ouderlijk perceel. Zij krijgen geen kinderen. Na het overlijden van haar man verkoopt Aleida Varwijk op 24-1-1885 haar deel van het huis aan buurman Gradus Pas. 5b. De andere helft wordt in 1855 verhuurd aan de metselaar Rutgerus Harmsen. Hij woont er tot zijn overlijden in 1896. In 1873 draagt eigenaar Jan Varwijk bij leven deze helft van huis en erf over aan zijn zoon Bart Varwijk jr. (een kleinzoon van de oude Bart). Als deze op 20-1-1885 op 45-jarige leeftijd overlijdt, wordt dit deel door zijn erfgenamen bij openbare verkoop op 19-1-1887 ook verkocht aan Gradus Pas.
De komst van de zussen Reintjes. Peter Heinrich Marcus Reintjes, geb. 25-4-1828 te Hüthum, is sinds 1857 boer op De Korenhorst te Lengel, een boerderij van bijna 70 ha. Reintjes komt uit Duitsland; hij weidt ook ieder jaar nog vee in Hüthum. Peter Heinrich Reintjes en zijn vrouw Maria Theresia Lensing hebben drie kinderen: 1. Mechtildis Hendrina Maria, geb. 24-12-1858 2. Heinrich Gerhard Reintjes, geb. 9-8-1860 3. Wilhelmina Maria Hendrina Reintjes, geb. 24-7-1862
Op 25-2-1879 komt de zoon en beoogd opvolger Heinrich Gerhard Reintjes te overlijden, pas 18 jaar oud. Op 8-1-1887 overlijdt ook vader Peter Heinrich Reintjes, 58 jaar oud. Op 27-8-1894 overlijdt moeder Maria Theresia Lensing. De twee meisjes Mechtildis en Wilhelmina, resp. 36 en 32 jaar oud, erven deze grote hoeve en besluiten de Korenhorst te verkopen. De openbare verkoop vindt plaats op 10 april 1895 (de inzet) en op 24 april 1895 (de toeslag) in 16 percelen. Een aantal percelen wordt niet gegund, maar later alsnog onderhands verkocht. In het voorjaar 1896 is er een openbare veiling van de inboedel.
Op 6 mei 1895 kopen Mechtilda Reintjes en Wilhelmina Reintjes van Gradus Pas te Zeddam een huis tot twee woningen ingericht, met erf en tuin, samen groot 1365 m2. De koop geschiedt voetstoots voor de prijs van 1400 gulden. De zussen kopen ook het eraan vast gebouwde huis met erf en tuin, samen groot 1280 m2 , van de familie Schnitzler. De dames laten alle gebouwen slopen en bouwen op het aldus ontstane terrein van 2645 m2 een nieuw huis, het pand dat er nu nog staat. De serre hebben zij van de boerderij de Korenhorst meegenomen en aan hun nieuwe huis laten aanbouwen . Op 1 juni 1896 verhuizen zij naar hun nieuwe villa Zeddam nr 37.
De zussen Reintjes hebben 15 jaar samen op deze plek gewoond. Over Wilhelmina Reintjes is weinig bekend. Zij overlijdt op 30 maart 1911 te Cleve. Mechtilda Reintjes was actief in het dorp. In 1901 is zij presidente van de Sint Elisabeth Vereniging afd. Zeddam, opgericht in 1890 door de toenmalige pastoor Leijzer . Iedere donderdag kwamen de leden, meest ongehuwde dames, na de ochtendmis bijeen om kleding te maken voor de armen . In 1912 is zij nog steeds presidente. Ook heeft zij aanzienlijk bijgedragen aan de bouw van het Majella-gesticht, dat rond 1910 is opgericht voor de verzorging van zieken en bejaarden. Mechtilda Reintjes overlijdt op 24 april 1913 te Zeddam. Zij was draagster van het erekruis Pro Ecclesia et Pontifice.
Een maand na haar overlijden gaat dienstbode Catharina Steenbreker weg en staat het huis leeg. Die zomer verblijven er korte tijd twee familieleden Reintjes in het huis: Therese Reintjes (20 jaar) en Mathilde Reintjes (16 jaar), dochters van een neef van de overledene uit Cleve. Op 15 mei 1913 maakt notaris Romondt te Didam de inventaris op van de nalatenschap van Mechtilda Reintjes. Er worden 19 erfgenamen genoemd, allen neven en nichten of hun nakomelingen; tante-zeggers heeft zij niet.
De erfgenamen: 1 Jacobus Johannes Wessels, landbouwer te Netterden, executeur testamentair. 2 Zuster Johanna Reintjes, religieuze te Amersfoort. 3 Zuster Catharina Wessels, religieuze te Amersfoort. 4 Antoon Capellen, ingenieur, wonende te Cöln, in gemeenschap van goederen gehuwd met Maria Wessels. 5 Zuster Agnes Wessels, religieuze te Zenderen. 6 Gerhard Wessels, assistent generaal van de paters Carmelieten te Rome. 7 Gerhard Reintjes, koopman te Cleve. 8 Peter Reintjes, zonder beroep, wonende te Hüthum. 9 Theodoor Reintjes, koopman te Cleve. 10 Maria Cremer, onderwijzeres te Cöln-Nipper. 11 Mathias Cremer, student te Bonn. 12 en 13 De minderjarigen Therése en Paula Cremer. 14 Friedrich Reintjes, steenfabrikant te Hüthum. 15 Theodoor Wessels, koopman te Cleve. 16 Wilhelm Lensing, grondeigenaar te Hüthum. 17 Felix Lensing, grondeigenaar te Hüthum. 18 Carl von Dreveldt, grondeigenaar te Voorthuizen bij Elten, in gemeenschap van goederen gehuwd met Maria Lensing. 19 Susanna Lensing, zonder beroep wonende te Cleve.
Zij legateert: a. Aan het kerkbestuur van de RK parochie Zeddam het huis met erf en tuin door haar bewoond en daarboven een som van 6.000 gulden voor het verzorgen van heilige missen en jaargetijden voor de zielerust van de overledene en haar familie, zoals nader in het testament is bepaald. b. Aan het armbestuur van de RK parochie Zeddam een som van 11.000 gulden, waarvan 5.000 gulden te besteden voor het Gast- of Ziekenhuis Majella, 1.000 gulden voor de Sint Elisabeth vereniging en het overige voor de werkverschaffing en het ondersteunen van schoolgaande kinderen en bejaarden. c. Aan hetzelfde Armbestuur 5.000 gulden met de bedoeling de jaarlijkse rente te besteden aan de wijkverpleging door de zusters van het Majella-huis. d. Aan haar petekind Mathilde Reintjes een som van 1.000 gulden. e. Aan Josepha Reintjes, petekind van haar overleden zus Wilhelmina, een som van 1.000 gulden. f. Aan Therese Cremer een som van 1.000 gulden. g. Aan haar dienstbode Kaatje Steenbreker een som van 1.000 gulden, plus 25 gulden voor ieder jaar, dat zij bij haar in dienst geweest is. Al deze legaten dienen binnen 6 maanden na haar overlijden te worden uitgekeerd, vrij van kosten en successierechten.
1. De inventarisatie en taxatie van de inboedel komt uit op een bedrag van 3.579,50 gulden (zij bezit een piano van 300 gulden en goud en zilver ter waarde van 889,50 gulden). Dit minus de begrafeniskosten van 1.122,50 gulden, blijft over 2.457 gulden. 2. Al haar vorderingen en spaargelden plus de aanwezige contanten bedragen samen 92.160,86 gulden.
Dit brengt de waarde van de gehele nalatenschap op 94.617,86 gulden, exclusief het huis. Hiervan is 26.250 gulden per testament toegekend, zodat de erfgenamen samen nog ruim 68.000 gulden te verdelen hebben. Éen gulden in 1913 heeft de waarde van € 12 in 2021. De nalatenschap van Mechtilda Reintjes bedraagt dus in hedendaagse valuta uitgedrukt het bedrag van ruim € 1.035.000,00. Daarboven komt nog de waarde van de kapitale villa met erf en tuin.
In de Graafschapbode van 14-10-1913 staat een oproep aan eenieder, die iets te vorderen heeft van of verschuldigd is aan de nalatenschap van mej. M.H.M. Reintjes te Zeddam, zich te melden ten kantore van notaris Romondt te Didam.
Een reeks huurders Het parochie-bestuur gaat het huis verhuren. I. Op 15 april 1914 komt hier wonen Leeb (Liebrecht) Garschagen, geb. 18-12-1873 te Siegburg, samen met zijn moeder en zijn zuster Marie. Zijn vader was predikant van de Duits Lutherse gemeente in Nijmegen. Leeb studeerde theologie en kunstgeschiedenis en wordt kunstschilder. Hij lijdt aan malaria en zoekt een plaats om gezond te kunnen leven. Daartoe koopt hij een perceel bos in het Korterbosch onder Beek. Hij wil daar een landhuis bouwen, waarvoor hij in 1917 een vergunning aanvraagt. Het plan is te duur. Een paar maanden later vraagt hij permissie voor een goedkoper houten huis, Wolkenland genaamd. De Varwijks bouwen dit voor hem. Hij verlaat Zeddam in 1917 en gaat op Wolkenland wonen.
Daarna wordt het huis nog uitgebreid, maar Garschagen vertrekt toch op 30-9-1921 naar de omgeving van Aken. Wolkenland wordt dan verkocht aan freule Amelia Brantsen uit Angerlo. Zij maakt er een echt landhuis van. In 1931 gaat ook zij weg en verkoopt Wolkenland aan “de Vereeniging het Amsterdams Lyceum.” Het is nu nog steeds school-buitenhuis van dit lyceum.
II. Op Villa Reintjes komen in 1917 Cornelis Betlem, bedrijfsleider, geb. 16-7-1869 te Koog a/d Zaan, en zijn vrouw Maria Sluiter. Samen met hun kinderen Immetje Cornelia, Theodora en Cornelis Bernardus en zijn vader Cornelis Betlem. Zij komen uit Zwijndrecht; zoon Cornelis Bernardus gaat in 1918 terug naar Zwijndrecht. Op 9 mei 1921 verhuist deze familie naar ‘s-Heerenberg .
III. Vanaf 21 mei 1921 is het huis verhuurd aan de familie Braam: Hendrikus Braam, geb. 2-6-1856 Johanna Braam, geb. 30-7-1859 Theodorus (Dorus) Braam, geb. 8-1-1862 Zij zijn ongehuwd en hebben hun hele leven gewoond en gewerkt op hun geboortehuis, de boerderij Holthuizerstraat 4 te Vethuizen. Zij hebben nu de boerderij overgedaan aan Johannes Sloot en gaan voor een rustige oude dag naar het dorp. In 1922 komt Kaatje Steenbreker terug als dienstbode. Op 7-10-1927 overlijdt Hendrikus Braam. Op 7 mei 1941 kopen Dorus Braam en zijn zus zich in bij de Stichting Majella en gaan in het verzorgingshuis wonen. Johanna Braam overlijdt daar 31 jan. 1945. Na de brand van het Majella-gebouw gaat Dorus Braam weer naar de boerderij in Vethuizen. Twee jaar later keert hij terug naar Villa Reintjes, waar dan de zusters Augustinessen zitten. Op 29 augustus 1949 gaat hij met de zusters naar de Padevoort, waar hij op 31 mei 1950 komt te overlijden.
IV. De volgende huurder vanaf mei 1941 is Jan Tap, belastingambtenaar, met zijn vrouw Annie en zijn zus Alie.
V. Na de bevrijding komen de zusters Augustinessen in Villa Reintjes. Er zijn in die tijd twee zuster-ordes in Zeddam: De zusters Franciscanessen van Heijthuizen, die op de Padevoort wonen. Zij verzorgen het onderwijs: de kleuterschool, de meisjesschool en de huishoudschool. En de zusters Augustinessen uit Aken. Deze Duitse nonnen hebben in ons land geen onderwijsbevoegdheid en houden zich bezig met bejaarden- en ziekenverzorging (wijkverpleging). Zij wonen in het Majellagesticht, maar dat wordt in de zomer 1944 gevorderd door de Duitsers; de zusters mogen alleen nog gebruik maken van de kapel. Vóór Kerstmis 1944 wordt het pand weer vrij gegeven, maar in februari 1945 opnieuw bezet. Bij de bevrijding in april trekken de Duitsers zich terug en steken het gebouw in brand. Een aantal zusters wordt opgevangen bij hun collega’s op de Padevoort, de anderen gaan naar Villa Reintjes, samen met enkele bejaarden die in de kamers op de bovenverdieping worden ondergebracht. Als in 1949 de zusters Franciscanessen uit Zeddam vertrekken, maken zij op de Padevoort plaats voor de Augustinessen; deze gaan dan weg van Villa Reintjes.
VI. In augustus 1949 wordt het huis verhuurd voor f 520 per jaar aan Simone H.J.M. van der Stok, geb. 29-5-1912 te Rotterdam. Zij woont er samen met haar moeder. Zij is op 3-8-1949 benoemd tot hoofd van de R.K. meisjesschool. De onderwijstaken van de vertrokken zusters worden door leken overgenomen. Dat die overgang wat veranderingen met zich meebracht, spreekt voor zich. Zo kregen de leerlingen nu meer gymnastiek en zang. De kinderen waren daar blij mee. Maar de voorzitter van het schoolbestuur pastoor Braam had grote moeite met de veranderde onderwijsmethodes. Er waren voortdurend ernstige meningsverschillen tussen hem en juffrouw Van der Stok. Haar verblijf in Zeddam heeft niet lang geduurd. In de zomer van 1953 wordt Antoon Helmes, tot dan toe onderwijzer aan de jongensschool, haar opvolger als hoofd van de meisjesschool en komt haar woning weer vrij. Waar ze toen gebleven is, is mij niet bekend. Maar in 1962 wordt ze ingeschreven in Venlo, waar ze in 1965 trouwt met Hermanus van Lier. Hij overlijdt in 1984 te Venlo en Simone van der Stok overlijdt aldaar op 1-1-2006, 93 jaar oud.
Er was direct na de oorlog grote woningnood. Iedere ruimte moest worden benut. Ook bij Villa Reintjes kwam er op de bovenetage inwoning van de familie Brenninkmeijer. Jozef Brenninkmeijer, een telg uit de bekende C&A familie, werkte bij de broedmachinefabriek Pas-Reform. Eerst in de fabriek, later voor de verkoop in Duitsland.
Verkoop De Sint Oswaldus-parochie verkoopt Villa Reintjes in 1953 aan Wim van Jaarsveld. Hij is de opvolger van dierenarts Jaap Hoogland en vestigt zijn praktijk in dit huis. De ruimte, die dit vergt in het pand, wordt gecompenseerd door er aan de achterzijde een moderne huiskamer aan te bouwen. Brenninkmeijer blijft op de bovenetage. De nieuwe eigenaar heeft eerst nog een aparte uitgang voor hem laten maken over het plat dak en via een trap naar beneden. Toen er met Marshall-gelden extra woningen werden gebouwd, kon er voor de Brenninkmeijers elders in Zeddam een huis worden gevonden en had Van Jaarsveld het pand voor zijn gezin alleen.
In 1965 gaat Van Jaarsveld weg, maar blijft eigenaar van het huis. Zijn opvolger Anton Metz huurt het pand en zet de praktijk voort samen met zijn collega Henk Swart, die in Villa Reintjes een avond-spreekuur voor honden en katten begint. Op 5 mei 1975 verhuist de familie Metz naar de nieuwbouw aan de Oude Doetinchemseweg.
Het pand wordt dan verkocht aan broedmachinefabriek Pas-Reform. De benedenverdieping wordt ingericht als kantoor en de bovenetage voor de opvang van (vaak buitenlandse) gasten. Het grootste deel van de tuin wordt parkeerplaats. In 1980 wordt het gebouw weer afgestoten. De parkeerplaats blijft in bezit van Pas-Reform.
Villa Reintjes wordt per 1 december 1980 verkocht aan tandarts Bob Overdijk, die het pand grondig verbouwt tot woonhuis met tandartsenpraktijk. Ook laat hij het gebouw aan de buitenkant geel schilderen; inmiddels is de voorgevel wit geschilderd. Tandarts Overdijk heeft hier meer dan 40 jaar gewoond.
Per 1 april 2021 is het pand gekocht door de familie Janssen. Zij zijn bezig de praktijkruimtes te verbouwen en er weer een woonhuis van te maken.
Monument Villa Reintjes is sinds 17 april 2001 een gemeentelijk monument. Het pand vormt een goed voorbeeld van een rijk gedetailleerd laat-negentiende eeuwse villa in eclectische stijl (een combinatie van verschillende bouwstijlen). De villa valt op door de bijzondere detaillering zoals de gepleisterde pilasters en gepleisterde decoraties rond de vensters, inclusief de lateien. Samen met de overige historische bouwwerken in het gebied rond de beide kerken vormt de villa een karakteristiek ensemble.
In bezit van Gerhard Pas te Zeddam Het adres is door de jaren heen vaak veranderd: in 1812 was het Zeddam nr. 31, daarna nr. 33, nr. 37, nr. 38, rond 1935 nr. 45 en vanaf 1 augustus 1948 Bovendorpsstraat 9. Bergh, Heren, land en volk pag. 478 idem 250 Jaar Varwijk Zeddam, door John Thoben, pag. 17
350 Jaar Sint Oswaldusgilde Zeddam Eef Bus te Lengel, mondelinge mededeling Pius Almanak 1901, pag. 881 Bergapedia onder Sint Elisabeths Vereniging Bidprentje in bezit van Gerhard Pas 250 Jaar Varwijk Zeddam, door John Thoben, pag. 29 Bevolkings register gemeente Bergh Gerhard Pas, mondelinge mededeling Centraal Bureau voor Genealogie, persoonslijst Parochie Zeddam, door Frans Smit en Antoon Helmes, pag. 77 Bergapedia, index monumenten