Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Meijer, Wilhelmus
Wilhelmus Meijer, roepnaam Willem, was missionaris. Hij werd op 6 oktober 1838 geboren bovenop het Montferland in Zeddam als zoon van Franciscus Meijer en Berndina Bolder. Zijn vader was bosbeheerder en rentmeester op Huis Bergh. Laurens Meijer, die later ook rentmeester op Huis Bergh werd, was een halfbroer van hem.
Hij studeerde vanaf 1855 wijsbegeerte op het kleinseminarie te Culemborg en daarna theologie op het grootseminarie te Rijssenburg. Hier kwam hij in aanraking met pater Theophiel Verbist, de stichter van de congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria, beter bekend als de congregatie van Scheut (genoemd naar een wijk in Anderlecht,Brussel). Deze congregatie richt zich op het bekeren van niet-Christenen en heeft China als voornaamste missiegebied.
Na zijn priesterwijding vertrok Willem naar Binnen-Mongolië in China als pater van Scheut. Hij kwam aan in november 1866 in de centrale missiepost Xiwanzi. (Si-wantzeu) het huidige Chongli. In 1868 vertrok hij naar West-Mongolië en leidde aanvankelijk te Che Peul t`ai ten noorden van de missiepost in Songshuzuizi genaamd Onze Lieve Vrouwe der Pijnbomen, een tehuis voor weeskinderen dat wil zeggen afgewezen kinderen. Meisjes werden vaak gedood of verstoten. Nonnen en paters ontfermden zich over deze kinderen, dus ook Willem Meijer. Toen dit tehuis moest sluiten werd hij overgeplaatst naar Mao Chang Toung.
Willem verbleef dus lange tijd in de vallei van de zogenaamde “Zwarte Wateren” gelegen ten noorden van de stad Hata, Tse Feng Hien. Van hieruit ondernam hij diverse tochten in het omliggende gebied, met name naar andere missieposten.
Ook verving hij gedurende enige tijd rond 1890 Mgr. Abels als leidinggevende in dit gebied.
Het katholieke dagblad “De Tijd” publiceerde in 1892 in twee artikelen enkele brieven van pater Meijer. Aan de hand van enkele concrete voorbeelden vertelde hij hierin op een fascinerende, goed geschreven wijze over de vele veranderingen in China.
Willem overleefde vele ontberingen: een tyfusbesmetting in 1868, de Bokseropstand van [[1899]–1901, vele zeer strenge winters en zijn vele reizen. Die reizen maakte hij vooral later door Oost-Mongolië vanuit de missiepost in Songshuzuizi genaamd Onze Lieve Vrouwe der Pijnbomen, veelal te voet of te paard door de uitgestrekte woeste omgeving.
De missiepost van Onze Lieve Vrouwe der Pijnbomen, inclusief kerk, is in 1947 totaal vernield.Een moeilijke, lange speurtocht naar de huidige naam van de locatie langs onder andere Chinese websites leidde uiteindelijk naar Shyi Cun (士毅村).
Hij was verder onder andere leraar in Hsi-Wan-Tzu en Sung-Shu-Tsui-Tzu. Hij was een belangrijk figuur in die streken en had zitting in verschillende belangrijke overlegorganen, kapittels genoemd. Daarin hadden vertegenwoordigers van de Kerk en van het Chinese keizerrijk zitting. In 1898 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Pater Meijer kreeg in 1905 tot tweemaal toe een hersenbloeding en overleed in november 1909 in Sung-Shu-Tsui-Tzu, Mongolië, 71 jaar oud.