Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Ellen, Jan
Jan Ellen was in de oorlog als wachtmeester der marechaussee gestationeerd op het politiebureau in Doetinchem. Een overval door het verzet op dat politiebureau op de avond van 12 november 1944 had ingrijpende gevolgen voor Ellens leven gedurende de laatste oorlogsmaanden. De reden voor deze overval was de volgende.
De avond tevoren waren in Doetinchem twee jongemannen, Jan Bruinsma en Thijs Lichtendahl, door de Duitsers opgepakt omdat ze een vals persoonsbewijs hadden. Bij de ondervraging door de Sicherheitsdienst was Lichtendahl doorgeslagen en had verteld hoe hij aan zijn valse persoonsbewijs was gekomen. De beide jongens werden op het politiebureau van Doetinchem opgesloten, zodat opperwachtmeester Dirk v.d. Horst, die dubbelspel speelde en het verhaal van Lichtendahl gehoord had, het verzet kon waarschuwen. Om te voorkomen dat Lichtendahl nog meer zou verraden, werd besloten hem en Bruinsma te bevrijden.
De eigenlijke bevrijdingsactie werd uitgevoerd door Wim Moorman. Gebruik makend van het feit dat de Sicherheitsdienst gewoonlijk ’s avonds verhoren afnam, ging hij om een uur of negen naar het politiebureau met de smoes dat hij van de Sicherheitsdienst was en twee gevangenen kwam halen. Toen dienstdoend wachtmeester Trip vroeg of Wim zich kon legitimeren, zei hij dat hij dat binnen wel zou doen, omdat het buiten zo donker was. Binnen trok hij zijn pistool en ontwapende Trip.
Toen dook wachtmeester Ellen op. Dat was een hachelijk moment, want volgens inlichtingen zou er slechts één marechaussee aanwezig zijn. Maar Ellen vroeg meteen om welke arrestanten het ging, en haalde Bruisma en Lichtendahl uit hun cel. Trip werd opgesloten. Daarmee had Ellen zich zodanig gecompromitteerd dat hij niet meer op het politiebureau kon blijven. Hij ging met de bevrijdde arrestanten en Moorman naar het huis van Houtsma, waar Clemens Berntsen zat te wachten (en mogelijk nog een verzetsman). De groep verstopte zich daar in een schuilplaats onder de vloer van de wachtkamer, en bracht in die krappe ruimte de nacht door. Een zus van Jan Houtsma is al peper strooiend naar het politiebureau teruggelopen om eventuele speurhonden op een dwaalspoor te brengen.
De volgende dag hebben Wim en Clemens bij de Duitsers twee fietsen gestolen, zodat Bruinsma en Lichtendahl, alsook Ellen, naar onderduikadressen gebracht konden worden. Waar die onderduikadressen precies waren, is niet bekend; in ieder geval zijn ze niet in de schuur van Berntsen in Loerbeek geweest. Toen Clemens weken later Ellen in huize Houtsma terugzag, herkende hij hem niet eens.
Een kleine twee maanden heeft Ellen in de buurt van Doetinchem ondergedoken gezeten. Toen wilde hij terug naar Friesland, naar zijn ouders in Noordwolde. In overleg met Jan Houtsma werd besloten dat Wim Moorman en Karel Adriaens hem zouden wegbrengen. Die begeleiding was nodig omdat niet vaststond of Ellen te vertrouwen was. Als onderweg zou blijken dat hij NSB’er was, moest Ellen doodgeschoten worden. Wim kreeg voor dat doel een pistool mee. Deze maatregel was zonder meer noodzakelijk, omdat de verzetsgroep Beek een aantal maanden eerder geïnfiltreerd was door een verrader.
Het drietal vertrok op 8 januari 1945 naar Friesland, en Wim en Karel hebben geen aanwijzingen gevonden dat Ellen niet te goeder trouw was. Hij werd dus bij zijn ouders afgeleverd, waarna hij in Friesland is ondergedoken. Wim en Karel vervolgden hun weg, die hun, zoals op hun pagina’s te lezen is, noodlottig geworden is.
Jan Ellen is na de oorlog als politieagent teruggekeerd naar Doetinchem, waar hij bij de POD, de Politieke Opsporingsdienst, geplaatst werd. De POD spoorde mensen op die in de oorlog fout waren geweest, zoals leden van de NSB, mannen die vrijwillig bij de Duitse Wehrmacht of de SS hadden gediend, of mensen die onderduikers verraden hadden.
Bronnen
- Clemens Berntsen
- Inge Volker: Doetinchem in oorlogstijd, Deutekom/Gander 1996, blz. 203-205.