Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Dalen, A.G. van

Uit Berghapedia
Versie door WHermsen (overleg | bijdragen) op 24 feb 2023 om 23:09
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

A.G. van Dalen ('Antoon' of 'Toon') was onderwijzer en een bekend streekhistoricus. Van 1924 tot 1960 was hij verbonden aan de r.k.-jongensschool te Westervoort. Op 13 september 1976 werd hij benoemd tot ereburger van de gemeente Westervoort.

De titels van zijn publicaties staan in Old Ni-js nr. 13, blz. 2-3, onder andere Bergh; Heren, Land en Volk. Hij schreef in Old Ni-js ook over Bergh en Emmerik, Uplade, een volksgericht over heksen, de scholtesse van Zeddam en Berghse familienamen. Voor het schrijven van diverse boeken over de historie van de Liemers werd hij in 1970 bekroond met de Turmac-Liemers-prijs. Van Dalen kreeg in 1977 voor zijn werk de 'ridder in de orde van de Berghse Kei' toegekend.

Toon van Dalen had een meer dan gemiddelde belangstelling voor het oude graafschap Bergh, waardoor hij later medeoprichter werd van de Heemkundekring Bergh. (citaal artikel J.B. Smit Old Ni-js 071). In 1986 werd hij op 84-jarige leeftijd erelid van de Heemkundekring Bergh.

Publicaties

Artikel Old Ni-js 072

A.G. van Dalen (1902-1987), onderwijzer en heemkundige J.B. Smit

Antonius (Toon) Gerardus van Dalen werd geboren op 1 november 1902 te Arnhem. Zijn ouders waren Gerardus van Dalen, timmerman-aannemer in Arnhem (Huissen 1867-Arnhem 19xx) die in 1894 trouwde met Cornelia Nienhaus (01st 1870-Arnhem 1945).
Antonius van Dalen trouwde op 29 juli 1949 met Hendrika Wilhelmina Snelders (1914-1973). Haar ouders waren Theodorus Alexander Snelders, metselaar (Westervoort 187I-Westervoort 1951), die op 7 juni 1900 trouwde met Johanna Wilhelmina Evers (Westervoort 1873- Westervoort 1941).
Antoon van Dalen en Hendrika Snelders hadden samen een zoon, Gerard Th.J.M. van Dalen, geboren in 1953 en een dochter, Johanna J.M., geboren in 1958. Antoon van Dalen overleed op 15 september 1987 in Doetinchem.

Levensloop

Antoon van Dalen groeide op in Arnhem in een gezin van acht kinderen. In de jaren twintig van de twintigste eeuw schreef hij zich in aan de r.k. kweekschool Insula Dei te Arnhem.
In 1924 werd hij onderwijzer aan de r.k. jongensschool te Westervoort. Aan deze lagere school, die op i januari 1921 werd omgedoopt in de St. Werenfridusschool, zou hij de langste tijd les geven aan de vierde en vijfde klas. In het voorlaatste oorlogsjaar kwam ook Van Dalen in de greep van de Arbeitseinsatz, de gedwongen inschakeling in de Duitse oorlogseconomie. Hij dook onder in de Betuwe tot in de bevrijding in het voorjaar van 1945. Vanaf de periode dat hij in Westervoort woonde, was hij enige tijd in betrekking bij de familie Snelders in Westervoort waar hij zijn toekomstige vrouw, Hendrika Snelders, zou leren kennen. Een hartkwaal leidde eind jaren vijftig tot een vervroegd uittreden uit het lager onderwijs.

Begin jaren zestig van de twintigste eeuw verhuisde de familie Van Dalen naar Rheden. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1973 trok Toon van Dalen negen jaar later naar Bergh, een overweging die samenhing met zijn contacten die voortkwamen uit het werken aan een publicatie over deze gemeente, de publicatie ‘Bergh, Heren, Land en Volk’ (1979).
Al eerder is Van Dalen beschreven als een ouderwetse schoolmeester die belangstelling toonde en hulpvaardig was voor ieder kind, maar zich soms liet gelden door gebruik te maken van het Spaanse rietje; een toen nog geoorloofd middel tot kastijding en opvoeding.
Na pensionering van schoolhoofd De Theije aan de school waar Van Dalen werkte, solliciteerde deze naar die positie. De toenmalige pastoor Kamerbeek lag echter dwars en gaf de voorkeur aan een gehuwde kandidaat die kostwinner was.

Publicaties

Tijdens zijn werk in het lager onderwijs publiceerde Van Dalen af en toe een artikel over lokale en regionale wetenswaardigheden, in de context van de vaderlandse geschiedenis, want dat was voor hem vertrouwd terrein na zijn onderwijzersopleiding. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat zijn eerste artikel in 1939 in de regionale krant 'De Post' als titel meekreeg; "'n Bezoek aan de oude kerk te Westervoort".

De belangstelling voor gebeurtenissen in de Liemers, het gebied tussen Rijn, Oude IJssel, IJssel en de grens met Duitsland, nam in zijn werken een centrale plaats in. Daarnaast toonde hij een meer dan gemiddelde belangstelling voor het oude graafschap Bergh, waardoor hij later medeoprichter werd van de Heemkundekring Bergh. Door deze hobby werd de bibliotheek annex archief van Huis Bergh zijn tweede onderkomen. Het enthousiasme dat hij ontving van kasteel- en gastheer dr. Jan Herman van Heek speelde hierin een doorslaggevende rol. De belangstelling voor het oudheidkundig verenigingsleven toonde Van Dalen door in de beginjaren van de Historische Kring Westervoort trouw naar de bijeenkomsten te gaan. In die tijd behoorde hij ook tot de mede- oprichters van de in Millingen gevestigde Heemkundekring De Duffelt.
Tussen zijn eerste boek "Nederlandse historie in en om de Liemers" (Didam 1939) en zijn laatste werk "1000 Jaar Gendringen" (Nijmegen 1983) liggen ruim 40 jaar, waarin een lange reeks van bijna zestig kleine artikelen en brochures verschenen naast tien lokaalregionaal gesitueerde uitgaven.

In zijn nalatenschap bevinden zich nog steeds verschillende manuscripten die nooit in druk zijn verschenen, zoals het tweede deel over de "Gelderse historie in de Liemers", waarvan het eerste deel verscheen in 1971, en het uit de periode van "De Opstand" stammende "Verraad van graaf Willem IV van den Bergh in 1583". Eén ogenblik heeft hij geprobeerd een historische roman te schrijven, Waarvan enkele afleveringen als feuilleton verschenen in het weekblad De Liemers (1948 e.v.) van drukkerij Leonards in Didam. Onder het pseudoniem "Toon van Bergen", probeerde Van Dalen met zo'n roman aan de weg te tim-meren, een genre dat hem niet beviel; het was hem teveel een mix van fantasie en historie. Van Dalen voelde zich veiliger en gelukkiger bij het materiaal dat hij door speurwerk in een archief aan de vergetelheid onttrok.

Als autodidact op plaatselijk en regionaal historisch terrein had Toon van Dalen de tijd mee. Er waren in het door hem beschreven gebied nog nauwelijks historische verenigingen of beoefenaars van de genealogic die zich, zoals hij, op het archiefmateriaal stortten. Anderzijds kon Van Dalen geen gebruik maken van de informatie die dergelijke instellingen soms bezitten. De werkwijze en achtergrond van Toon van Dalen vertonen veel overeenkomsten met zijn tijdgenoot, de Didamse schoolmeester en heemkundige Nol Tinneveld die ook in dezelfde vijver viste.
Als heemkundige, Van Dalen was geen wetenschapper, werkte hij weliswaar gedegen en gedreven en heeft zo een aantal publicaties nagelaten, maar veel veronderstellingen in zijn studies zijn niet of nauwelijks getoetst aan de regionale of bovenregionale historische ontwikkelingen. Hierdoor komen veel feitelijkheden nogal geïsoleerd over. Van Dalen beet zich vaak vast in lange overzichten van vele eeuwen, meestal vergezeld van een veelheid aan nogal belerende feitelijkheden op basis van vaderlandse geschiedkundige onderwerpen. Soms voorzag hij zijn tekst met citaten uit vervlogen tijden wat het lezen er niet makkelijker op maakt en minder boeiend. Zijn onderscheidingsvermogen zorgde er voor dat hij nog wel de juiste conclusies trok, op basis van het door hem gebruikte bronnenmateriaal dat hij meestal keurig vermeldde.


De wijze waarop Van Dalen de plaatselijke en regionale oud-heidkunde beoefende, maakte in 1970 indruk op de Nijmeegse oud-hoogleraar in de "vaderlandse en algemene geschiedenis der nieuwere tijden", L.J. Rogier (1894-1974), die hem in Huis Bergh de tweede Turmac- Liemers prijs mocht overhandigen. Net als Van Dalen was ook Rogier een autodidact, die was begonnen als onderwijzer, hierna de M.O. akte Nederlands behaalde, maar later een wetenschappelijke carrière begon.
Rogier complimenteerde hem met zijn in 1955 gepubliceerde en goed gedocumenteerde historische opstel "De protestanti-sering en re-catholisering van het gebied tussen Rijn en Oude-Ijssel". Volgens hem werd "...hier een volk gezien en niet de historie van een parochie of de gemeente in een aangeklede cleruslijst". Dit onderwerp had Rogier's grote belangstelling omdat hij het Nederlandse katholicisme in de 16de en 17de eeuw had onderzocht.

Vele jaren later publiceerde Van Dalen op verzoek van het Sint- Oswaldusgilde van Zeddam het boek "Gilden en schutterijen in de graafschap Bergh" (1971). De toenmalige bewoner van Huis Bergh, Jan van Heek, keek over de schouder mee en toonde wederom veel interesse. Vanaf dat moment kon niemand vermoeden dat hij de komende tijd nog twee omvangrijke werken zou schrijven, namelijk het hier al eerder genoemde "Bergh, Heren Land en Volk" en het boek "1000 Jaar Gendringen". In beide publicaties leverden externe auteurs overigens belangrijke bijdragen. Toon van Dalen probeerde in zijn boeken te verduidelijken, welk deel van de vaderlandse geschiedenis hij bij voorkeur bestudeerde. Hij had zich tot taak gesteld de gewone mensen uit de Liemers in het leven van alledag te plaatsen. "...Ik heb altijd de pest gehad aan het verheven volk, of het bovenvolk. Voor mij staan de mensen in de Liemers centraal."
Maar de opvatting als zou meer dan 8o procent van de hele bevolking toen op de rand van het bestaansminimum hebben geleefd, komt wel in een geheel ander perspectief te staan als hier van een relatieve armoede was uitgegaan en zou zijn vergeleken met andere Nederlandse plaatsen en regio's. In zijn publicatie "Rondom het Tolhuys van Rijn en Waal" (1972), beschrijft Van Dalen het platteland als afgeschreven en onderontwikkeld. Een bekende van hem, John Thoben, vroeg zich later dan ook af; "of deze medelijdende blik van Van Dalen naar die alledaagse mensen uit vervlogen tijden vanuit onze toestand van de 20ste- eeuwse welvaart niet is overtrokken en nog wel recht doet aan de historische realiteit."

Nabeschouwing

In een tijd waarin de publicatiedrift voor veel lokaalregionale onderzoekers nog in de kinderschoenen stond kon Van Dalen, tot op zekere hoogte, rustig zijn gang gaan. In de loop der jaren was hij in het bezit gekomen van een aantal onderscheidingen. Naast de al eerder genoemde Turmac Liemersprijs (1970) werd hij in 1976 ereburger van Westervoort, een prijs waar hij bijzonder trots op was en een prijs die hem meer waard was dan een koninklijke onderscheiding, zo zei hij in een interview. In 1986, op zijn 84-ste verjaardag, werd hij nog erelid van de Heemkundekring Bergh. Daarnaast was hij erebroeder van het Heilig Bloedsgilde (Boxmeer) een uit de Middeleeuwen stammende processie en kreeg hij een carnavalsonderscheiding als "ridder in de orde van de Berghse kei".

Informatie

  • dhr. F. Warmerdam en dhr. H. Kemperman, Historische Kring Westervoort;
  • dhr.H. Snelders te Westervoort;
  • Bij de Tijd, historisch rubriek Historische Kring Westervoort, diverse uitgaven (1980 en 1987);

dhr. G. Van Dalen, Rheden.

Literatuur


Bronnen