Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

B-17G Flying Fortress 42-31016

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 27 okt 2010 om 07:14 (aanvullingen en revisie)
Ga naar: navigatie, zoeken

De toedracht

Een Flying Fortress B-17G zoals in Vinkwijk is neergestort.

Op 4 januari 1944 rond elf uur 's morgens stortte bij Vinkwijk de Amerikaanse B-17G bommenwerper "Sweet Sixteen" neer. Het toestel, met serienummer 42-31016, behoorde tot het 326th Bombardment Squadron van de 92nd Bombardment Group op de luchtmachtbasis Podington in Engeland. Het was op de terugweg van een aanval op Kiel in Noord-Duitsland geraakt door Duits luchtdoelgeschut en vuur van jachtvliegtuigen.

De B-17 bommenwerper werd niet voor niets Flying Fortress (Vliegend Fort) genoemd. Het toestel had mitrailleurs in maar liefst vier geschutskoepels (in de neus, in de buik, op de rug en in de staart) en nog twee mitrailleurs die door open ramen in de beide flanken schoten. De bommenrichter en de boordwerktuigkundige bedienden elk tevens een geschutskoepel, terwijl de buikkoepelschutter ook de bommenluiken bediende. Ter vergelijking: de meeste types Britse bommenwerpers hadden maar drie geschutskoepels; in de neus, op de rug en in de staart.

Het vliegtuig gezien door inwoners van Bergh

Het proces verbaal dat opperwachtmeester Brouwer op 7 januari schreef.
Klik voor een vergroting

Toen dit Vliegend Fort op klaarlichte dag bij Vinkwijk naar beneden kwam, trok het natuurlijk de aandacht van iedereen in de omgeving, waaronder van opperwachtmeester Brouwer van de marechausseepost in Zeddam. Hij schreef drie dagen later nevenstaand proces verbaal, waarin hij het vliegtuig per abuis als een Engels toestel aanduidde. Uit het rapport blijkt dat één bemanningslid het leven had verloren (de radiotelegrafist) en dat er zeven werden gearresteerd. Dat betekent dat twee bemanningsleden op 7 januari nog steeds op vrij voeten waren. Dat waren, zoals hieronder wordt beschreven, de luitenants Stern en Babcock.

Ook de bewoners van De Tuger in Vethuizen liepen uit. Een van hen, Anna Banning, vertelde later aan haar man en kinderen hoe vlak bij hun huis (aan de Lange Wei) kleding was gevonden van geallieerden. Ze hadden er zich omgekleed. Ze was er ook twee "niet-Nederlands uitziende" mannen tegengekomen, maar had zich pas later gerealiseerd dat die weleens uit het vliegtuig afkomstig konden zijn.

Theet Tiggelovend (geboren in 1923) uit de Krommestraat in Klein Azewijn herinnerde zich in 2007 het volgende:

Er is in de Tweede Wereldoorlog een vliegtuig neergestort bij Thuis. Zo'n beetje waar nu de weg ligt. Hij cirkelde hier eerst rond en vloog heel laag. Het was een viermotorige bommenwerper die terugkwam van Duitsland. Een van de motoren stond in brand en een van de inzittenden probeerde die brand te blussen met een blusapparaat. Hij liep over de vleugel van het toestel. Toen dat niet lukte zijn alle inzittenden eruit gesprongen met parachutes. Het waren er elf in totaal. Ze verzamelden zich in de Lange Wei en daar zijn ze door de Duitsers opgepakt. Ze hadden gehoopt de Rijn over te komen, want daar waren de bevrijders destijds al.

De joodse onderduiker Harry Straus zag vanuit zijn schuilplaats bij Frits Beijer in Azewijn vier man aan parachutes laag overkomen. Zij landden midden in het dorp, waar toevallig soldaten van de Luftwaffe aan het werk waren. Ze werden dus meteen krijgsgevangen genomen. Kort daarop gingen Duitse patrouilles het dorp rond op zoek naar nog meer Amerikanen. Het aantal van vier komt niet overeen met het proces verbaal van opperwachtmeester Brouwer.

Het lot van de bemanningsleden

De bemanning van dit Vliegende Fort bestond uit:

  1. tweede luitenant Joseph C. Hughes (piloot)
  2. tweede luitenant Bromby S. Westlake (co-piloot)
  3. tweede luitenant Albert Stern (navigator)
  4. tweede luitenant Ford W. Babcock (bommenrichter en neuskoepelschutter)
  5. staff sergeant Richard L. Martin (radiotelegrafist)
  6. staff sergeant. John P. Tonon (boordwektuigkundige en rugkoepelschutter)
  7. sergeant William W. Ward (buikkoepelschutter)
  8. sergeant Harold Kurlanshik (linker flankschutter)
  9. sergeant John S. Toth (rechter flankschutter)
  10. sergeant Raymond M. Milcsik (staartkoepelschutter)

De radiotelegrafist heeft het neerstorten niet overleefd en zeven man werden opgepakt, maar de luitenants Stern en Babcock hebben kunnen ontsnappen. Over hen en over sergeant Milcsik zijn de onderstaande verhalen overgeleverd. Over het lot van de andere bemanningsleden is niets naders bekend, maar het is aannemelijk dat hun krijgsgevangenschap ongeveer net zo is verlopen als die van Milcsik.

Luitenant Stern

Luitenant Albert Stern, de navigator, is in de richting van Gendringen geland en daar door behulpzame mensen aan het verzet in Azewijn overgedragen. Die avond zijn Harry Straus en verzetsman Teun Hettelaar Stern gaan halen, maar hadden moeite hem te vinden. Met z'n tweeën zwierven ze door de "reven", terwijl Harry de Stars and Stripes en een joods liedje floot om Stern te lokken. Stern was namelijk ook jood. Hij was een boom van een vent van zo'n 1,90 meter, en heeft tot 20 januari samen met Harry Straus ondergedoken gezeten. Toen is hij via een escape line bij Olburgen de IJssel overgebracht en via Amsterdam en Maastricht in Brussel beland. Daar is hij toch nog door de Duitsers gepakt en heeft de rest van de oorlog in krijgsgevangenschap doorgebracht. Stern is levenslang bevriend gebleven met Harry Straus.

Luitenant Babcock

Luitenant Ford W. Babcock, de bommenrichter, is bij Sinderen neergekomen, waar de ondergrondse hem heeft helpen ontsnappen. Later is hij door de Duitsers gepakt en opgesloten in een gevangenis in Brussel. Hij heeft tijdens transport naar Duitsland kunnen ontsnappen, nadat het Belgische verzet de trein waarin hij zat had laten ontsporen. Het verzet in Sinderen zou een bericht hebben ontvangen dat Babcock in Lissabon was aangekomen.

Sergeant Milcsik

Sergeant Milcsik, de staartkoepelschutter, is na zijn gevangenneming een paar dagen ondervraagd en daarna overgebracht naar Stalag 17B bij Krems in Oostenrijk. In dit krijgsgevangenenkamp, waar de omstandigheden slecht waren, zaten meer dan 120.000 geallieerde militairen opgesloten. Toen het Rode Leger naderde, werden op 8 april 1945 4.000 gevangenen, waaronder Milcsik, afgemarcheerd naar Braunau, eveneens in Oostenrijk. Het werd een zware mars van 450 kilometer. Na aankomst moesten de verzwakte gevangenen zelf onderkomens bouwen van omgehakte dennebomen. Op 3 mei 1945 werden zij bevrijd door de Amerikaanse 13th Armored Division, die de gevangenen onmiddellijk met Dakota transportvliegtuigen liet afvoeren naar Frankrijk.

Milscik is na terugkeer in de Verenigde Staten korte tijd professioneel baseballspeler geweest (net als voor de oorlog). Daarna werd hij rechercheur bij de politie in zijn woonplaats Edison in New Jersey. Hij overleed op 3 juni 1994, 71 jaar oud.

Bronnen

Sjabloon:Onderwerp