Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Egging, Antonius Wilhelmus Hendrikus

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Antonius Wilhelmus Hendrikus Egging werd op 24 april 1907 geboren in 's-Heerenberg als zoon van Alphonsius Johannes Melchior Egging en Berendina Vink. Hij trouwde op 25 september 1935 in Culemborg met Antonia Jacoba Maria Buijsing, op 25 februari 1903 geboren in Gellicum als dochter van Jacobus Wilhelmus Martinus Buijsing en Maartje Ott. Hij overleed in Tegelen op 25 november 1970, 63 jaar oud.

Zijn militaire loopbaan

Egging werd op 19 juli 1927 als gewoon dienstplichtige ingelijfd bij het 8e Regiment Infanterie (8 RI) in Arnhem. Hij werd aangewezen voor opleiding tot onderofficier, en daartoe op 4 augustus overgeplaatst naar de 1e schoolcompagnie van het 11e Regiment Infanterie (11 RI) in Nijmegen. Op 23 augustus werd hij ingedeeld bij de 2e compagnie van het 2e bataljon van 11 RI (2-II-11 RI), maar op 27 augustus alweer teruggeplaatst naar de 1e schoolcompagnie. Een reden hiervoor wordt niet vermeld. Op 3 oktober 1927 werd hij bevorderd tot korporaal-titulair, waarna hij op 19 november werd geëffectueerd in deze rang.

Ook voor dienstplichtige korporaals was de discipline streng; een straf had je zo aan je broek. Op 20 december 1927 kreeg Egging twee dagen licht arrest omdat hij "onvoldoende zorg had besteed aan uitrusting en nachtleger". De straf hield in dat hij 's avonds na de dienst de kazerne niet mocht verlaten.

Van 8 tot 11 februari 1928 lag hij in het hospitaal van de Koloniale Reserve in Nijmegen. Kort daarna, op 19 februari, werd hij bevorderd tot sergeant-titulair. Op 19 april werd hij geëffectueerd in de rang van sergeant. Twee dagen licht arrest die hij op 2 maart had gekregen voor het in diensturen zonder toestemming verlaten van de kazerne, hebben die effectuering niet verhinderd.

Diezelfde dag van 2 maart 1928 ging hij "op mars naar Arnhem" voor vervolgoefeningen. Op 18 april 1928 zwaaide hij af. Hij is daarna op herhaling geweest van 31 juli tot 23 augustus 1930, van 5 tot 24 februari 1934 en van 9 tot 25 maart 1939.

Vanwege de oorlogsdreiging werd het Nederlandse leger in augustus 1939 gemobiliseerd. Egging kreeg met ingang van 8 september vrijstelling en hoefde op grond van dat besluit niet op te komen. Mogelijk had dit te maken met zijn beroep van rijskveldwachter (zie hieronder). Toch heeft hij zich gemeld en werd ingedeeld bij de staf van het 3e bataljon van 8 RI, dat op de Grebbeberg was gelegerd. Hij had daar de functie van telefonist. Over zijn belevenissen tijdens de strijd in de meidagen van 1940 zijn geen bijzonderheden bekend.

Rijksveldwachter

Egging werd eind 1934 geplaatst op de rijksveldwachterschool in Amsterdam. Daarbij werd hij tevens aangesteld tot tijdelijk rijksveldwachter. De opleiding duurde blijkbaar niet lang, want al in juli 1935 kreeg hij een baan als rijkswachter in Amsterdam. Daar is hij maar kort geweest, want al in november van datzelfde jaar werd hij overgeplaatst van Arnhem (niet Amsterdam) naar Pannerden. In april 1938 werd hij op eigen verzoek van Pannerden overplaatst naar Middelaar.

Na de oorlog gingen de rijksveldwachters op in de Rijkspolitie. Verdere bijzonderheden over Eggings loopbaan bij de Rijksveldwacht en de Rijkspolitie zijn niet voorhanden.

Uit De Graafschapbode van 31 december 1934
Uit de Volkskrant van 13 juli 1935
Uit De Graafschapbode van 12 november 1935
Uit Proviciale Geldersche en Nijmeegsche Courant
van 9 april 1938

Bronnen