Buiting, Franciscus Bernardus Albertus

Franciscus Bernardus Albertus (Frans) Buiting werd op 3 januari 1918 geboren in Kilder als zoon van Bernardus Franciscus Buiting en Johanna Meijnen.

Buiting heeft van 31 maart 1938 tot 24 februari 1939 zijn dienstplicht vervuld bij het 8e Regiment Infanterie. Na zijn opleiding werd hij ingedeeld bij de 1e compagnie van het 2e bataljon (1-II-8 RI). Op 5 november 1938 kreeg hij zes dagen verzwaard arrest, omdat hij zonder toestemming van de sergeant van de week een brood had gepakt. De straf hield in dat hij 's avonds na de dienst in een kamer werd opgesloten. Overdag deed hij gewoon mee met de dienst. Zo kon het dat hij op de tweede dag van zijn verzwaard arrest nog eens zes dagen licht arrest kreeg, omdat hij met vuile schoenen op het appel was verschenen en een ongepast antwoord had gegeven toen hem daarop gewezen werd. Na afloop van het verzwaard arrest restten dus nog twee dagen licht arrest, wat betekende dat hij 's avonds na de dienst de kazerne niet mocht verlaten.

De laatste twee maanden heeft van zijn diensttijd heeft hij grotendeels in het militair hospitaal in Arnhem doorgebracht. Hij lag daar van 3 januari tot 9 februari en daarna van 13 tot 21 februari. Drie dagen later ging hij met groot verlof.

Op 29 augustus 1939 moest hij zich in verband met de oorlogsdreiging weer bij zijn onderdeel melden. Blijkbaar had hij het niet erg naar zijn zin, want in oktober probeerde hij met een smoesje eerder met verlof te vertrekken. Op 5 oktober kreeg hij twee dagen licht arrest, omdat hij verkeerde informatie had gegeven over de aansluiting van de tram en de bus op de militaire trein. Op 10 oktober probeerde hij het nog een keer met een sterker verhaal. Hij vertelde zijn compagniescommandant dat zijn moeder had gebeld met het bericht dat zijn vader ernstig ziek was. Al gauw bleek dat hij het verhaal verzonnen had. Hij kreeg zes dagen streng arrest, die hij opgesloten in een cel moest doorbrengen.

8 RI was tijdens de meidagen van 1940 het regiment dat de Grebbeberg verdedigde tegen de Duitse invallers. Buiting werd al direct op 10 mei vermist. Het bleek dat hij door de Duitsers als krijgsgevangene was overgebracht naar het gevangenenkamp Stalag II-A. Zijn registratienummer als krijgsgevangene was 32005. Stalag staat voor Stammlager of voluit Mannschaftsstamm- und Straflager, een krijgsgevangenenkamp voor manschappen en onderofficieren. Stalag II-A lag bij Neubrandenburg in het noorden van het huidige Bundesland Mecklenburg-Voor-Pommeren. Op 16 juni 1940 keerde hij terug uit krijgsgevangenschap en kon die dag met groot verlof naar huis terugkeren.

Hij trouwde op 29 juni 1945 in 's-Heerenberg met Anna Berendina Lenting, geboren in Lengel op 3 februari 1910 als dochter van Theodorus Hermanus Lenting en Johanna Tomassen. Zij was weduwe van Gerhardus Johannes ter Horst, die in 1934 op 26-jarige leeftijd was overleden.

Lentings vrouw overleed in een nog niet achterhaald jaar, waarna hij hertrouwde met Toos Jansen. Hij overleed in Herwen op 27 oktober 1993, 75 jaar oud.

Bronnen

• Archieven.nl
• Staat van dienst op Grebbeberg.nl
• Online-familieberichten