Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Gasseling, Wolterus Johannes: verschil tussen versies
k |
|||
Regel 8: | Regel 8: | ||
Er werd gezegd dat er voor iedereen vervoer naar huis geregeld zou worden, maar Walter en Hent besloten daar niet op te wachten en begonnen te lopen. Even buiten Zevenaar klopten ze bij een huis aan. Ze vroegen een fiets te leen, en kregen er zelfs twee, zodat ze vlot naar Zeddam kwamen. | Er werd gezegd dat er voor iedereen vervoer naar huis geregeld zou worden, maar Walter en Hent besloten daar niet op te wachten en begonnen te lopen. Even buiten Zevenaar klopten ze bij een huis aan. Ze vroegen een fiets te leen, en kregen er zelfs twee, zodat ze vlot naar Zeddam kwamen. | ||
− | Toen ze de [[Sint Oswalduskerk|kerktoren]] en de [[Torenmolen|molen]] van Zeddam zagen, kregen ze allebei een brok in de keel en zwegen een hele tijd. Bij [[Tolhuis | + | Toen ze de [[Sint Oswalduskerk|kerktoren]] en de [[Torenmolen|molen]] van Zeddam zagen, kregen ze allebei een brok in de keel en zwegen een hele tijd. Bij [[Café Restaurant Het Tolhuis|het Tolhuis]] scheidden hun wegen. Toen Walter bij zijn ouderhuis aankwam, zei zijn moeder: "Vader, heb je het kippenhok op slot? Daar komt een vieze oude kerel aangewandeld." Even later was zij natuurlijk heel blij dat haar zoon weer gezond terug was. |
== Bron == | == Bron == |
Versie van 22 apr 2008 om 16:00
Sjabloon:Beg Walter Gasseling uit Zeddam behoorde ten tijde van de Duitse inval op 10 mei 1940 tot de troepen die de IJssel moesten bewaken. Hij was gelegerd in Voorst bij Zutphen. Al gauw moest het verzet tegen de Duitsers gestaakt worden, en Walter werd met vele anderen, waaronder Hent Thuis, krijgsgevangen gemaakt.
De soldaten werden afgevoerd naar Vorden, vanwaar zij na enkele dagen met veewagons afgevoerd werden naar een krijgsgevangenkamp in Wustenburg bij Berlijn. De leefomstandigheden daar waren zwaar: slecht eten en veel ongedierte. De Poolse krijgsgevangenen in een naastgelegen deel van het kamp hadden het echter nog slechter. Als hun de honger te erg werd, aten ze gras. Hent Thuis hield echter goede moed. Hij zei: "Laat ze barsten! Onthoud van mij dat eens de dag komt dat wij met zijn allen weer naar huis gaan."
Inderdaad kwam op een morgen het bericht dat de Führer had bevolen dat iedereen naar huis mocht. Ook de thuisreis werd in veewagons afgelegd. In het begin was het maar afwachten waar de trein naartoe reed, maar op een gegevens moment zag iemand door een spleet van de wagon de naam Wesel. Niet lang daarna gingen de deuren open en de jongens zagen dat ze in Zevenaar waren. Ze kregen warme soep, koffie, belegde broodjes en tabak.
Er werd gezegd dat er voor iedereen vervoer naar huis geregeld zou worden, maar Walter en Hent besloten daar niet op te wachten en begonnen te lopen. Even buiten Zevenaar klopten ze bij een huis aan. Ze vroegen een fiets te leen, en kregen er zelfs twee, zodat ze vlot naar Zeddam kwamen.
Toen ze de kerktoren en de molen van Zeddam zagen, kregen ze allebei een brok in de keel en zwegen een hele tijd. Bij het Tolhuis scheidden hun wegen. Toen Walter bij zijn ouderhuis aankwam, zei zijn moeder: "Vader, heb je het kippenhok op slot? Daar komt een vieze oude kerel aangewandeld." Even later was zij natuurlijk heel blij dat haar zoon weer gezond terug was.
Bron
- Old Ni-js 32, blz. 28-29