Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Nispen, Jan Baptist van: verschil tussen versies
k (→Bron: onderwerp) |
k (→Zijn rentmeesterschap: Zonderbos) |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 7: | Regel 7: | ||
Op grond van de akte van survivance die de Dolle Graaf op 11 januari [[1755]] aan Jan Baptists vader had gegeven, werd Jan Baptist op 21 oktober [[1778]] aangesteld als rentmeester van Bergh en [[Didam]]. | Op grond van de akte van survivance die de Dolle Graaf op 11 januari [[1755]] aan Jan Baptists vader had gegeven, werd Jan Baptist op 21 oktober [[1778]] aangesteld als rentmeester van Bergh en [[Didam]]. | ||
− | Jan Baptist was onevenwichtig van karakter. Dit was al gebleken toen hij naar Leuven ging om te studeren. Zolang hij thuis en bij de Jezuïten onder toezicht stond, presteerde hij uitstekend, maar op eigen wieken in Leuven maakte hij er een potje van. Zijn functioneren als rentmeester liet dan ook te wensen over; het lukte hem niet belangrijke en onbelangrijke zaken van elkaar te scheiden. Zo schreef hij al zijn uitgaven tot in de onbenulligste details op, maar hield onvoldoende toezicht op de bossen. Nadat was waargenomen dat er in het [[ | + | Jan Baptist was onevenwichtig van karakter. Dit was al gebleken toen hij naar Leuven ging om te studeren. Zolang hij thuis en bij de Jezuïten onder toezicht stond, presteerde hij uitstekend, maar op eigen wieken in Leuven maakte hij er een potje van. Zijn functioneren als rentmeester liet dan ook te wensen over; het lukte hem niet belangrijke en onbelangrijke zaken van elkaar te scheiden. Zo schreef hij al zijn uitgaven tot in de onbenulligste details op, maar hield onvoldoende toezicht op de bossen. Nadat was waargenomen dat er in het [[Zonderbos]] ongeoorloofd heideplaggen waren gestoken, en er bij [[Zeddam]] en [[Lengel]] tegen de regels in schapen werden gehoed, kwam hem dat op 4 april [[1779]] op een reprimande van [[Administrateurs en rentmeesters|administrateur]] [[Hoevel, Johannes Nepomucenus|J.C. Hoevel]] te staan. Jan Baptist woonde toen op de [[Padevoort]], zodat hij een en ander makkelijk van zijn [[Boswachters, houtvesters, jachtopzieners|houtvesters]] had kunnen horen. Die zullen echter wel hebben geweten hoe hun baas dergelijke overtredingen maar liet gebeuren. |
Daarnaast had Jan Baptist andere problemen. Rond zijn dertigste had hij, samen met zijn broer Arnold Jan, ruzie met zijn vroegere huisonderwijzer Pattera over de vraag of de Van Nispens van oudsher al van adel waren. Pattera bestreed dit, en het conflict leidde tot een rechtszaak die Pattera won. Ook lukte het hem maar niet een vrouw te vinden. Een hele rij dames passeerde de revue, maar tot een huwelijk is het nooit gekomen. | Daarnaast had Jan Baptist andere problemen. Rond zijn dertigste had hij, samen met zijn broer Arnold Jan, ruzie met zijn vroegere huisonderwijzer Pattera over de vraag of de Van Nispens van oudsher al van adel waren. Pattera bestreed dit, en het conflict leidde tot een rechtszaak die Pattera won. Ook lukte het hem maar niet een vrouw te vinden. Een hele rij dames passeerde de revue, maar tot een huwelijk is het nooit gekomen. | ||
Regel 21: | Regel 21: | ||
*[[De van Nispens en Bergh in de 18e en 19e eeuw]], blz. 28-39 | *[[De van Nispens en Bergh in de 18e en 19e eeuw]], blz. 28-39 | ||
− | + | [[Categorie:Nispen, van]] [[Categorie:Administrateurs Huis Bergh]] [[Categorie:Rentmeesters Huis Bergh]] |
Huidige versie van 30 mrt 2019 om 15:56
Zijn jeugd
Jan Baptist van Nispen werd gedoopt op 29 juli 1754 te Hulhuizen als zoon van Christiaan Frans van Nispen en Aleida van de Sande. Zijn peetoom, en naamgever, was Graaf Johan Baptist van Hohenzollern-Bergh (alias de Dolle Graaf).
Jan Baptist heeft, net als zijn twee oudste broers, thuis les gehad van de huisonderwijzer Johannes Bartholomeus Pattera, een familielid van zijn moeder. Voor middelbaar onderwijs is hij bij de Jezuïten in Emmerik en Keulen geweest. Hij behoorde tot de besten van de klas, maar zijn studie filosofie aan de universiteit van Leuven werd een mislukking. Al na een jaar werd hij door zijn moeder naar huis teruggehaald, nadat haar ter ore was gekomen dat Jan Baptist in Leuven de bloemetjes buiten zette in plaats van te studeren. Zij vond het weggegooid geld hem daar te laten, en bovendien zou hij weldra rentmeester van Bergh en Didam worden, want de zittende rentmeester, Peter Jan Verheyen, was oud en sukkelde met zijn gezondheid.
Zijn rentmeesterschap
Op grond van de akte van survivance die de Dolle Graaf op 11 januari 1755 aan Jan Baptists vader had gegeven, werd Jan Baptist op 21 oktober 1778 aangesteld als rentmeester van Bergh en Didam.
Jan Baptist was onevenwichtig van karakter. Dit was al gebleken toen hij naar Leuven ging om te studeren. Zolang hij thuis en bij de Jezuïten onder toezicht stond, presteerde hij uitstekend, maar op eigen wieken in Leuven maakte hij er een potje van. Zijn functioneren als rentmeester liet dan ook te wensen over; het lukte hem niet belangrijke en onbelangrijke zaken van elkaar te scheiden. Zo schreef hij al zijn uitgaven tot in de onbenulligste details op, maar hield onvoldoende toezicht op de bossen. Nadat was waargenomen dat er in het Zonderbos ongeoorloofd heideplaggen waren gestoken, en er bij Zeddam en Lengel tegen de regels in schapen werden gehoed, kwam hem dat op 4 april 1779 op een reprimande van administrateur J.C. Hoevel te staan. Jan Baptist woonde toen op de Padevoort, zodat hij een en ander makkelijk van zijn houtvesters had kunnen horen. Die zullen echter wel hebben geweten hoe hun baas dergelijke overtredingen maar liet gebeuren.
Daarnaast had Jan Baptist andere problemen. Rond zijn dertigste had hij, samen met zijn broer Arnold Jan, ruzie met zijn vroegere huisonderwijzer Pattera over de vraag of de Van Nispens van oudsher al van adel waren. Pattera bestreed dit, en het conflict leidde tot een rechtszaak die Pattera won. Ook lukte het hem maar niet een vrouw te vinden. Een hele rij dames passeerde de revue, maar tot een huwelijk is het nooit gekomen.
Ontheven uit zijn functie
Net als zijn peetoom en naamgenoot graaf Johan Baptist van Hohenzollern-Bergh, werd Jan Baptist van Nispen geestesziek. De spreuk nomen est omen lijkt hier dus iets van waarheid te bevatten, en Jan Baptist werd uit zijn functie ontheven.
In 1788 werd hij overgebracht naar het klooster van de Broeders Alexianen in Neuss bij Keulen. Deze kloosterorde houdt zich bezig met de zorg voor onder andere psychiatrische patiënten. Later werd hij verpleegd in Geldrop.
Het rentmeesterschap werd uiterlijk in 1792 overgedragen aan Jan Baptists jongste broer Carel, maar het is aannemelijk dat deze eerder taken had waargenomen. In 1794 werd de curatele officieel door het Hof van Gelderland bevestigd. Carel heeft het rentmeesterschap tot de dood van Jan Baptist op 17 april 1823 waargenomen.
Bron
- De van Nispens en Bergh in de 18e en 19e eeuw, blz. 28-39