Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Broeder Jodocus: verschil tussen versies
k (aanvulling en correctie uit Heren, Land en Volk) |
k (link Franse oorlog) |
||
Regel 3: | Regel 3: | ||
Op 4 februari 1674 was de vorige pastoor van Zeddam, [[Wylick, Joannes Theodorus|pater Wylick]], vertrokken. Daarop stelde de weduwe van [[Albert van den Bergh]], Madeleine de Cusance, een franciscaan aan als pastoor. Hoewel het niet zeker is of dit al broeder Jodocus was, is hij wel langere tijd, tot [[1686]], pastoor van Zeddam geweest. | Op 4 februari 1674 was de vorige pastoor van Zeddam, [[Wylick, Joannes Theodorus|pater Wylick]], vertrokken. Daarop stelde de weduwe van [[Albert van den Bergh]], Madeleine de Cusance, een franciscaan aan als pastoor. Hoewel het niet zeker is of dit al broeder Jodocus was, is hij wel langere tijd, tot [[1686]], pastoor van Zeddam geweest. | ||
− | Omstreeks de tijd dat broeder Jodocus pastoor van Zeddam werd, moesten de katholieken de Sint-Oswalduskerk afstaan aan de protestanten. Dit was een gevolg van de terugtrekking van de Franse bezettingstroepen, die er bij hun komst in [[1672]] juist voor hadden gezorgd dat de protestanten de kerk aan de katholieken teruggaven. De protestanten hadden de kerk een eeuw eerder tijdens de Reformatie in bezit genomen. | + | Omstreeks de tijd dat broeder Jodocus pastoor van Zeddam werd, moesten de katholieken de Sint-Oswalduskerk afstaan aan de protestanten. Dit was een gevolg van de terugtrekking van de [[Franse oorlog|Franse bezettingstroepen]], die er bij hun komst in [[1672]] juist voor hadden gezorgd dat de protestanten de kerk aan de katholieken teruggaven. De protestanten hadden de kerk een eeuw eerder tijdens de Reformatie in bezit genomen. |
Na een kort intermezzo van twee jaar hadden de katholieken dus weer geen eigen kerkgebouw. Broeder Jodocus bleef echter als pastoor werkzaam en droeg een tijdlang in het geheim de heilige mis op. Volgens verhalen die rond [[1870]] nog bij de Zeddamse bevolking bekend waren, gebeurde dit vaak in het struikgewas op de [[Galgenberg]]. Later, het is niet bekend wanneer, dus het kan na broeder Jodocus' tijd zijn geweest, kregen de katholieken de beschikking over een kerkschuur die stond aan de andere kant van de weg bij de [[rosmolen]]. | Na een kort intermezzo van twee jaar hadden de katholieken dus weer geen eigen kerkgebouw. Broeder Jodocus bleef echter als pastoor werkzaam en droeg een tijdlang in het geheim de heilige mis op. Volgens verhalen die rond [[1870]] nog bij de Zeddamse bevolking bekend waren, gebeurde dit vaak in het struikgewas op de [[Galgenberg]]. Later, het is niet bekend wanneer, dus het kan na broeder Jodocus' tijd zijn geweest, kregen de katholieken de beschikking over een kerkschuur die stond aan de andere kant van de weg bij de [[rosmolen]]. |
Versie van 29 aug 2010 om 15:05
Broeder Jodocus was een franciscaan van het Observantenklooster in Elten die in 1674 of kort daarna tot pastoor van de parochie Zeddam werd benoemd.
Op 4 februari 1674 was de vorige pastoor van Zeddam, pater Wylick, vertrokken. Daarop stelde de weduwe van Albert van den Bergh, Madeleine de Cusance, een franciscaan aan als pastoor. Hoewel het niet zeker is of dit al broeder Jodocus was, is hij wel langere tijd, tot 1686, pastoor van Zeddam geweest.
Omstreeks de tijd dat broeder Jodocus pastoor van Zeddam werd, moesten de katholieken de Sint-Oswalduskerk afstaan aan de protestanten. Dit was een gevolg van de terugtrekking van de Franse bezettingstroepen, die er bij hun komst in 1672 juist voor hadden gezorgd dat de protestanten de kerk aan de katholieken teruggaven. De protestanten hadden de kerk een eeuw eerder tijdens de Reformatie in bezit genomen.
Na een kort intermezzo van twee jaar hadden de katholieken dus weer geen eigen kerkgebouw. Broeder Jodocus bleef echter als pastoor werkzaam en droeg een tijdlang in het geheim de heilige mis op. Volgens verhalen die rond 1870 nog bij de Zeddamse bevolking bekend waren, gebeurde dit vaak in het struikgewas op de Galgenberg. Later, het is niet bekend wanneer, dus het kan na broeder Jodocus' tijd zijn geweest, kregen de katholieken de beschikking over een kerkschuur die stond aan de andere kant van de weg bij de rosmolen.
Als gevolg van wrijvingen met de apostolisch vicaris, die er geen voorstander van was dat kloosterlingen tot pastoor benoemd werden, verliep de zielzorg door broeder Jodocus niet zonder problemen. Zo mocht hij in 1681 niet dopen, en schreef hij in het doopboek: Hoc anno strictissime prohibitus sum ne baptizarum, ideo nomina in hoc libro non apponitur; het is mij dit jaar streng verboden te dopen, daarom heb ik geen namen ingevoerd in dit boek.
Vanaf 1682 zijn er weer dopen genoteerd. In 1686 werd broeder Jodocus door zijn gardiaan (overste) teruggeroepen naar het klooster in Elten. Hij werd opgevolgd door pastoor De Greef, die als seculier priester beter paste in het straatje van de apostolisch vicaris.
Bron
- Het boek Hofman in Azem van 't Hof tot heden, blz. 478
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 241, 242