Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Klein Tünte, Jacobus Christianus: verschil tussen versies
k (Aanvulling uit Parochie Zeddam 1150-1975) |
k (link Derckson) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
'''Jacobus Christianus Klein Tünte''' werd geboren te Harderwijk in [[1789]] als zoon van Gerrit Klein Tünte en Johanna Hondeling. Klein Tünte is de spelling in [[gemeente Bergh|Berghse]] bronnen en blijkbaar ook de spelling die hij zelf gebruikte, maar bij de burgerlijke stand schreef men Klijntunte. | '''Jacobus Christianus Klein Tünte''' werd geboren te Harderwijk in [[1789]] als zoon van Gerrit Klein Tünte en Johanna Hondeling. Klein Tünte is de spelling in [[gemeente Bergh|Berghse]] bronnen en blijkbaar ook de spelling die hij zelf gebruikte, maar bij de burgerlijke stand schreef men Klijntunte. | ||
− | Na zijn priesterwijding op 13 juni [[1813]] was hij korte tijd [[Pastoors en Kapelaans|kapelaan]] in [[Didam]] en ging daarna naar [[Arnhem]]. In de lente van [[1818]] kwam hij als pastoor naar [[St. Martinus Wijnbergen|Wijnbergen]]. Hier was hij de opvolger van [[Derkson, Johannes | + | Na zijn priesterwijding op 13 juni [[1813]] was hij korte tijd [[Pastoors en Kapelaans|kapelaan]] in [[Didam]] en ging daarna naar [[Arnhem]]. In de lente van [[1818]] kwam hij als pastoor naar [[St. Martinus Wijnbergen|Wijnbergen]]. Hier was hij de opvolger van [[Derkson, Johannes Arnoldus|pastoor Derkson]]. |
In [[1819]] vroeg hij een rijkssubsidie van 3000 gulden aan om de schade veroorzaakt door het hoge water van [[1813]] te herstellen. Er moesten ramen bijgemaakt worden en de vloer, het plafond en de altaren hadden een grote opknapbeurt nodig. Het gemeentebestuur van [[gemeente Zeddam|Zeddam]] (van [[1811]] tot [[1820]] was Zeddam een zelfstandige gemeente) was niet overtuigd van de noodzaak de kerk te restaureren, want in [[Doetinchem]] waren plannen om een eigen katholieke kerk te bouwen. Aangezien de meeste parochianen van Wijnbergen inwoners van Doetinchem waren, zou er in Wijnbergen een zo kleine geloofsgemeenschap overblijven, dat die heel goed naar de nieuwe kerk in Doetinchem zou kunnen gaan. Kortom, de behandeling van de subsidieaanvraag sleepte zich voort en werd pas (gedeeltelijk) goedgekeurd toen bleek dat de bouw van de Doetinchemse kerk op de lange baan werd geschoven. | In [[1819]] vroeg hij een rijkssubsidie van 3000 gulden aan om de schade veroorzaakt door het hoge water van [[1813]] te herstellen. Er moesten ramen bijgemaakt worden en de vloer, het plafond en de altaren hadden een grote opknapbeurt nodig. Het gemeentebestuur van [[gemeente Zeddam|Zeddam]] (van [[1811]] tot [[1820]] was Zeddam een zelfstandige gemeente) was niet overtuigd van de noodzaak de kerk te restaureren, want in [[Doetinchem]] waren plannen om een eigen katholieke kerk te bouwen. Aangezien de meeste parochianen van Wijnbergen inwoners van Doetinchem waren, zou er in Wijnbergen een zo kleine geloofsgemeenschap overblijven, dat die heel goed naar de nieuwe kerk in Doetinchem zou kunnen gaan. Kortom, de behandeling van de subsidieaanvraag sleepte zich voort en werd pas (gedeeltelijk) goedgekeurd toen bleek dat de bouw van de Doetinchemse kerk op de lange baan werd geschoven. |
Versie van 5 dec 2011 om 17:36
Jacobus Christianus Klein Tünte werd geboren te Harderwijk in 1789 als zoon van Gerrit Klein Tünte en Johanna Hondeling. Klein Tünte is de spelling in Berghse bronnen en blijkbaar ook de spelling die hij zelf gebruikte, maar bij de burgerlijke stand schreef men Klijntunte.
Na zijn priesterwijding op 13 juni 1813 was hij korte tijd kapelaan in Didam en ging daarna naar Arnhem. In de lente van 1818 kwam hij als pastoor naar Wijnbergen. Hier was hij de opvolger van pastoor Derkson.
In 1819 vroeg hij een rijkssubsidie van 3000 gulden aan om de schade veroorzaakt door het hoge water van 1813 te herstellen. Er moesten ramen bijgemaakt worden en de vloer, het plafond en de altaren hadden een grote opknapbeurt nodig. Het gemeentebestuur van Zeddam (van 1811 tot 1820 was Zeddam een zelfstandige gemeente) was niet overtuigd van de noodzaak de kerk te restaureren, want in Doetinchem waren plannen om een eigen katholieke kerk te bouwen. Aangezien de meeste parochianen van Wijnbergen inwoners van Doetinchem waren, zou er in Wijnbergen een zo kleine geloofsgemeenschap overblijven, dat die heel goed naar de nieuwe kerk in Doetinchem zou kunnen gaan. Kortom, de behandeling van de subsidieaanvraag sleepte zich voort en werd pas (gedeeltelijk) goedgekeurd toen bleek dat de bouw van de Doetinchemse kerk op de lange baan werd geschoven.
Kort daarop, vlak na Pasen 1823, werd pastoor Klein Tünte overgeplaatst naar de parochie Zeddam. Zijn opvolger in Wijnbergen was pastoor Messing.
De restauratie van het Zeddamse kerkgebouw, dat onder Klein Tüntes voorganger pastoor Beenen door de protestanten aan de katholieken was teruggeven, wilde door geldgebrek niet vlotten. Het is Klein Tünte echter gelukt hiervoor een toelage van 2000 gulden van het Rijk te krijgen. Het bedrag werd bij Koninklijk Besluit van 29 april 1827 toegekend. Niet lang daarna, in december 1827, vertrok hij naar Vaassen. Hij was ruim vier jaar pastoor in Zeddam geweest. Zijn opvolger was pastoor Terwindt.
In Vaassen was Klein Tünte als bouwpastoor betrokken bij de bouw van het eerste echte kerkgebouw aldaar. Het werd in 1832 ingewijd door de aartspriester van Gelderland, Joannes Gerritsen (die in 1834 opgevolgd zou worden pastoor Terwindt, die in Zeddam Klein Tüntes opvolger was).
Klein Tünte was bijna zeventien jaar pastoor in Vaassen, tot juli 1844, toen hij met emeritaat ging. Hij overleed op 66-jarige op 13 juni 1856 in Weert, waar hij een "erf" had.
Bronnen
- Het boek Hofman in Azem van 't Hof tot heden, blz. 481-482
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 289
- Genlias
- Parochie Zeddam 1150-1975, blz. 46