Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Adam II van den Bergh: verschil tussen versies
(aanvulling uit genoemde bronnen) |
k |
||
| Regel 7: | Regel 7: | ||
*Gijsbert, overleden in [[1343]]. Van hem staat niet vast of hij een zoon was van Adam II. | *Gijsbert, overleden in [[1343]]. Van hem staat niet vast of hij een zoon was van Adam II. | ||
| − | + | De naam Adam kwam in het geslacht Van den Bergh vaker voor. [[Adam van den Bergh|Klik hier]] voor een overzicht. | |
| − | |||
| − | |||
| − | |||
| − | |||
== Bronnen == | == Bronnen == | ||
| − | *[ | + | *[[Het archief van het Huis Bergh (boek)]], blz. 16–18 |
*[[Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis]], blz. 28 | *[[Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis]], blz. 28 | ||
*R.W.Tadama in ''Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg'', uitgeverij I.A. Nijhoff, [[Arnhem]] ([[1846]]), blz. 5 | *R.W.Tadama in ''Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg'', uitgeverij I.A. Nijhoff, [[Arnhem]] ([[1846]]), blz. 5 | ||
[[Categorie:Graven van den Bergh]] [[Categorie:Huis de Monte]] | [[Categorie:Graven van den Bergh]] [[Categorie:Huis de Monte]] | ||
Versie van 21 aug 2017 om 15:24
Adam II van den Bergh wordt in 1301 voor het eerst genoemd als heer van Bergh. Hij was de opvolger van zijn vader Frederik I van den Bergh, die voor 1293 al was overleden. Mogelijk is zijn moeder Hedwig van Oye enige tijd regentes geweest.
Heer Adam was getrouwd met Hedwig van Randerode. Van het echtpaar zijn vier kinderen bekend:
- Frederik, die zijn vader opvolgde.
- Ermgard, abdis van het Stift Elten.
- Mechteld, gehuwd met Frederik van Heeckeren tot Ulft.
- Gijsbert, overleden in 1343. Van hem staat niet vast of hij een zoon was van Adam II.
De naam Adam kwam in het geslacht Van den Bergh vaker voor. Klik hier voor een overzicht.
Bronnen
- Het archief van het Huis Bergh (boek), blz. 16–18
- Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis, blz. 28
- R.W.Tadama in Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg, uitgeverij I.A. Nijhoff, Arnhem (1846), blz. 5
