Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
B-17F Flying Fortress 42-30360
Op 8 april 1944 maakte een Amerikaanse bommenwerper van het type B-17F een noodlanding in Azewijn. De onderduiker Harry Straus maakte hierover in zijn dagboek een korte aantekening:
In de middag Azewijn in rep en roer. Een USA "Vliegend Fort" achter in de Reef geland. De piloten hebben het toestel zelf in brand geschoten! Beide "vliegers" door "vertrouwde" personen in veiligheid gebracht. Het toestel werd deels leegggehaald door de bevolking.
De beide vliegers werden eerst naar de timmerfabriek van Kok in Etten gebracht en zijn later bij Garben geweest.
Lied Deurvorst schreef onderstaand artikel over dit voorval, dat in 2006 in Montferland Nieuws is verschenen.
Vliegend fort maakte noodlanding in Azewijn
Dankzij informatie verkregen van Rob Philips, Henk Welting en Jan Hey, allen gespecialiseerd in het ontrafelen van gegevens die verband houden met luchtvaart tijdens de Tweede Wereldoorlog, kreeg Lied Deurvorst de beschikking over de namen van de piloten die hun Vliegend Fort op 8 april 1944 in Azewijn aan de grond zetten.
Het betrof de Lady Millicent, een Boeing B-17F met serienummer 42-30360. Vliegtuig en bemanning behoorden tot het 338e Bomber Squadron, en dat was onderdeel van de 96e Bomber Group. Hun basis was Snetterton Heath in Norfolk, Engeland. Zij waren daar met tien man aan boord opgestegen om Achmer Flugplatz ten NW van Osnabrück¤ te gaan bombarderen. Op het moment dat de bomaanval begon, het Initial Point genaamd, werden zij door Flak (Fliegerabwehrkanone = Duits afweergeschut) geraakt. Motor nr. 1 vloog in brand, zodat zij de vliegformatie moesten verlaten. Onmiddellijk vielen Duitse jagers de B-17 aan en schoten nóg twee motoren in brand. Op één motor verder vliegend liet de piloot 8 bemanningsleden boven Vreden, bij Eibergen, boven Nederlands grondgebied dus, eruit springen. De twee piloten zochten daarna een plek voor een noodlanding.
De noodlandingsplek werd een weiland, een reef, naast ons huis 'De Stille Reef' in Azewijn waar mijn broer en ik op deze voorjaarsmiddag om 14.19 uur, zoals thans blijkt, stom verbaasd een reusachtig vliegtuig in de wei zagen landen. Wij trokken snel onze laarzen aan en zetten de spurt erin om dit fenomeen van dichtbij te gaan bekijken. De vreugde was van korte duur want we werden streng en beslist teruggeroepen door mijn moeder, die de zaken verstandiger bleek te hebben ingeschat. Kort daarna hoorden we een paar schoten en het prachtige vliegtuig vatte vlam. De piloten hadden het voorste deel van hun B-17 na de landing in brand gestoken. Zij hadden, zo bleek later, hun werk grondig gedaan want de Duitse Bergungstruppen schatten later de schade op 95%.
Alle 10 bemanningsleden overleefden de oorlog. De eerste piloot was 2nd Lieutenant Myrle J. Stinnett, zijn co-piloot 2nd Lieutenant Carl. I. Glassman. Hij is het waarschijnlijk geweest die na de oorlog dagen door de Achterhoek reed om het huisje waar zij beiden ondergedoken hadden gezeten, terug te vinden. Bij zijn zoektocht moest hij afgaan op dat ene beeld dat hij van het huisje had toen hij daar op klaarlichte dag aan kwam rennen om bij wildvreemde mensen om onderdak te vragen. Dit beeld klopte niet meer want het met het huis verbonden varkenskot was door een klein bommetje met de grond gelijk gemaakt, (zodat zijn beeld niet meer geklopt zal hebben). De namen van de mensen waar hij ondergedoken had gezeten zal hij destijds ook niet geweten hebben. Dat was gevaarlijke informatie om tijdens een vlucht door vijandig gebied in het hoofd te hebben.
Wat een geluk dat zij juist bij Vader Jan, Moeder Garben, Ag en Joep, zoals wij ze noemden, aanklopten. Zij waren op onderduikers zelfs ‘ingericht’, zoals uit het dagboek van Harry Straus voldoende bekend mag worden geacht (Old Ni-js nr. 49, pag. 89-93). Via het ondergrondse netwerk zijn zij via Spanje nog vóór 1 september 1944 naar Engeland teruggekeerd.
De andere acht bemanningsleden hadden minder geluk. Zij werden krijgsgevangen gemaakt en moesten het einde van de oorlog in een kamp afwachten. Zij overleefden allen. Hun namen zijn bekend: Navigator 2nd Lieutenant Edward A. Merill jr, bommenrichter Flying Offficer James W. Hutchison, radioman Staff Sergeant David H. Schwantes, boordwerktuigkundige Sergeant Joseph P. Pollio, bodemschutter Sergeant Orville C. Smith jr., flankschutter Staff Sergeant Strother T. Rankin, flankschutter Sergeant Harold E. Wilson, en staartschutter Sergeant John Kozikowski.
Toen wij in het jaar dat hierna volgde nacht na nacht door de zware brom van overvliegende bommenwerpers begeleid de tocht naar onze buitenschuilkelder maakten, had ik altijd intens te doen met de jongens die daar hoog boven ons hoofd door de Flak in luchtbundels gevangen waren. Zoals uit dit verhaal blijkt deden de Duitse jagers dan hun werk en was het einde snel nabij. 'Ons' Vliegende Fort redde het wel en dat was een uitzondering.
Nadat wij later het vliegtuig, althans wat ervan overgebleven was, van dichtbij mochten bekijken, herinner ik mij met bewondering en afschuw het minimale hokje van waaruit de staartschutter de hele reis ingeklemd zijn werk moest doen. John heette hij, weet ik na 62 jaar, met dank aan de drie informatieverschaffers.
Lied Deurvorst.
¤) Deze luchthaven is in Osnabrück nog steeds voor sportvliegtuigjes beschikbaar. In de omgeving is het terrein afgezet omdat er nog te veel explosieven in de grond zitten, onder meer een aandenken aan de bommen die de andere leden van dit Squadron daar hebben laten vallen.
Luitenant Stinnett en zijn co-piloot luitenant Glassman zijn door de Belgische verzetsgroep Ligne d'Evasion Comète verder geholpen. Deze Comète-ontsnappingslijn werd al in augustus 1941 opgericht, en liep van België tot Spanje. De lijn heeft tot het einde van de oorlog kunnen functioneren en ondanks tegenslagen meer dan vierhonderd neergeschoten geallieerde vliegeniers gered van krijgsgevangenschap.
Op hun vlucht hebben Stinnett en Glassman zich enige tijd schuilgehouden in de mergelgrotten in het plateau van Caestert, het Belgische deel van de Pietersberg bij Maastricht. Volgens de website van de Ligne d'Evasion Comète hebben beide hun reis vanaf Caestert kunnen vervolgen, maar anders dan in bovenstaand artikel gemeld wordt, hebben zij Spanje niet meer bereikt. Ze zijn namelijk in september door het oprukkende Amerikaanse leger bevrijd. Stinnett was toen in het plaatsje Acremont, in de Belgische provincie Luxemburg, vlak bij de Franse grens. Glassman zat toen nog verder naar het noorden, in de buurt van Luik ondergedoken.
In 2010 zond een Belgische omroep de serie Publiek Geheim uit over bijzondere plekken in België. Een van de afleveringen ging over de mergelgroeven van Caestert, waar Stinnett en Glassman zich in 1944 enige tijd schuil hadden gehouden. Hierin was een kort telefonisch interview met Stinnett te horen. Hij was in 1921 in de Amerikaanse staat Illinois geboren en leefde in ieder geval in november 2009 nog. Glassman was in september 2009 overleden.
Bronnen
- Verliesregister 1939-1945, lijst 1944
- Het dagboek van Harry Straus in Azem van 't Hof tot heden, blz. 397
- Harry Straus
- Montferland Nieuws
- La Ligne d'Evasion Comète
- Publiek Geheim, een Belgische documentaireserie