Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Klein Tünte, Jacobus Christianus
Jacobus Christianus Klein Tünte werd geboren te Harderwijk in 1789 als zoon van Gerrit Klein Tünte en Johanna Hondeling. Klein Tünte is de spelling in Berghse bronnen en blijkbaar ook de spelling die hij zelf gebruikte, maar bij de burgerlijke stand schreef men Klijntunte.
Na zijn priesterwijding op 13 juni 1813 was hij korte tijd kapelaan in Didam en ging daarna naar Arnhem. In de lente van 1818 kwam hij als pastoor naar Wijnbergen. Hier was hij de opvolger van pastoor Derkson.
In 1819 vroeg hij een rijkssubsidie aan van 3000 gulden om de schade veroorzaakt door het hoge water van 1813 te herstellen. Er moesten ramen bijgemaakt worden en de vloer, het plafond en de altaren hadden een grote opknapbeurt nodig. Het gemeentebestuur van Zeddam (van 1811 tot 1820 was Zeddam een zelfstandige gemeente) was niet overtuigd van de noodzaak de kerk te restaureren, want in Doetinchem waren plannen om een eigen katholieke kerk te bouwen. Aangezien de meeste parochianen van Wijnbergen inwoners van Doetinchem waren, zou er in Wijnbergen een zo kleine geloofsgemeenschap overblijven, dat die heel goed naar de nieuwe kerk in Doetinchem zou kunnen gaan. Kortom, de behandeling van de subsidieaanvraag sleepte zich voort en werd pas (gedeeltelijk) goedgekeurd toen bleek dat de bouw van de Doetinchemse kerk op de lange baan werd geschoven.
Kort daarop, vlak na Pasen 1823, werd pastoor Klein Tünte overgeplaatst naar de parochie Zeddam. Zijn opvolger in Wijnbergen was pastoor Messing.
In Zeddam was Klein Tünte de opvolger van pastoor Beenen. Hij bleef er ruim vier jaar, tot zijn vertrek naar Vaassen in december 1827. Hij werd opgevolgd door pastoor Terwindt.
In Vaassen was Klein Tünte bouwpastoor betrokken bij de bouw van het eerste echte kerkgebouw aldaar. Het werd in 1832 ingewijd door de aartspriester van Gelderland, Joannes Gerritsen (die in 1834 opgevolgd zou worden pastoor Terwindt, die in Zeddam Klein Tüntes opvolger was).
Klein Tünte was bijna zeventien jaar pastoor in Vaassen, tot juli 1844, toen hij met emeritaat ging. Hij overleed op 66-jarige op 13 juni 1856 in Weert, waar hij een "erf" had.
Bronnen
- Het boek Hofman in Azem van 't Hof tot heden, blz. 481-482
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 289
- Genlias