Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Gesseler, Johan van

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 7 nov 2016 om 16:44 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Jonkheer '''Johan van Gesseler''' was van 1893 tot 1898 predikant in Zeddam. Hij was de opvolger van [[Groot, Jacob Joan Nicolaas de|dominee D…')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Jonkheer Johan van Gesseler was van 1893 tot 1898 predikant in Zeddam. Hij was de opvolger van dominee De Groot.

Van Gesseler werd op 21 mei 1849 geboren in Lellens in de Groningse gemeente Ten Boer als zoon van jhr. mr. Herman van Gesseler, predikant, en Elisabeth Maria Cornelia Lulofs. Hij voerde, net als zijn vader, het adellijke predicaat jonkheer, omdat zijn grootvader in 1817 bij Koninklijk Besluit in de adelstand was verheven.

Hij begon zijn loopbaan in 1873 in Wilsum, Overijssel. Vervolgens was hij van juli 1878 tot augustus 1879 predikant in Colmschate bij Deventer, waarna hij vertrok naar Purmer in Noord-Holland. Daar heeft hij elf jaar gestaan. In die tijd heeft hij voor meerdere beroepingen bedankt, tot hij in 1890 een beroeping aannam naar Ingen in de Neder-Betuwe.

Vanuit Ingen kwam hij in oktober 1893 naar Zeddam. Hij was ongehuwd en woonde met zijn moeder en zuster Maria Cornelia Elisabeth op de pastorie. Zijn moeder maakte zich gehaat bij de bevolking, niet alleen omdat ze fel anti-Rooms was, maar ook omdat ze een scherpe tong had en de deur van de pastorie zo veel mogelijk dichthield.

Vanwege zijn zwakke gezondheid vroeg Van Gesseler emeritaat aan, dat hem per 1 mei 1898 werd verleend. Een maand later verhuisde hij met zijn moeder naar Utrecht. Op 8 mei 1908, kort voor zijn 59e verjaardag, overleed hij in Dieren. Daar werd hij ook begraven. Met zijn dood stierf het adellijke geslacht Van Gesseler in de mannelijke lijn uit.

Bij zijn dood liet Van Gesseler een aanzienlijk kapitaal na. Bij testament had hij laten vastleggen dat de diaconie van elke gemeente waar hij had gestaan, dus ook die van Zeddam, hiervan een legaat van 2500 gulden zou ontvangen, vrij van successierechten. Uit de rente moest elk jaar met Kerstmis een extra bedrag aan de armen worden uitgekeerd.

Daarnaast heeft hij aan de kerkvoogdij van de hervormde gemeenten in Roderwolde (Drenthe), Dieren en Zeddam een bedrag van 1000 gulden nagelaten om de graven van zijn familieleden en dat van hemzelf te onderhouden. Zijn zus Maria Cornelia Elisabeth was op 30 maart 1895 in Zeddam overleden en lag daar begraven. Zelf lag hij, net als zijn moeder die op 5 oktober 1902 was overleden, in Dieren begraven. Welke familieleden er in Roderwolde liggen, is niet duidelijk. Het kan familie van zijn moeder zijn, want er bevinden zich daar enkele graven met de naam Lulofs. Zijn vader is al in 1850 in Lellens overleden, maar het is niet bekend waar hij begraven werd. Mogelijk was zijn graf in 1908 al geruimd.

Bronnen