Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Raalten, Hendrik van
Hendrik van Raalten werd op 16 januari 1825 geboren in Harderwijk als zoon van Hendrik van Raalten en Hendrika Volten.
Van Raalten was de eerste gediplomeerde veearts in de gemeente Bergh. Hij werd aangesteld kort nadat hij in juli 1845 eindexamen had gedaan aan de Rijksveeartsenijschool in Utrecht. Deze school was in 1821 opgericht, en sindsdien was er door de rijksoverheid en door het gemeentebestuur van Bergh meerdere keren geprobeerd een gediplomeerde veearts aan te stellen; ofwel voor Bergh alleen, ofwel voor Bergh samen met een aantal gemeenten in de omtrek.
De boeren zelf hadden niet direct behoefte aan een gediplomeerd veearts; zij redden zich immers al eeuwen met zelfbenoemde paardendokters en andere types die de ervaring of de naam hadden met ziek en drachtig vee om te kunnen gaan. Maar toen de wetenschap zich steeds verder ontwikkelde en de kennis over besmettelijke veeziekten (zoals veepest) toenam, kreeg de burgemeester een rol bij de bestrijding van deze ziekten. Als er een verdacht geval werd gerapporteerd, moest hij zorgen dat een erkend veearts het betreffende dier onderzocht. Die veearts moest, zolang Bergh er zelf geen had, van ver komen, wat niet alleen onnodig omslachtig was, maar ook de kosten onnodig opdreef. Bovendien was Bergh als grensgemeente aan extra risico's blootgesteld, omdat het niet mogelijk was alles te controleren wat er het land binnenkwam.
Pas in 1845 kreeg Bergh zijn eerste gediplomeerde veearts. De Gouverneur van Gelderland, W.H.A.C. baron van Heeckeren van Kell, schreef op 17 september 1845 aan burgemeester Van Grotenhuis dat veearts Van Raalten te Harderwijk was benoemd tot veearts der eerste klasse in Bergh. Aan de voorwaarde dat Van Raalten zich binnen drie weken na dagtekening van de brief in Bergh zou vestigen, was al voldaan, want hij woonde al sinds 1 juli van dat jaar in Zeddam.
Burgemeester Van Grotenhuis had uit hoofde van zijn functie duidelijk belang bij een gemeente-veearts. Die kreeg hij nu, en op 14 oktober 1845 legde Van Raalten ten overstaan Van Grotenhuis zijn ambtseed af:
Ik zwere getrouwheid aan den Koning en gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat, alsmede, dat … Dat ik mij als veearts der eerste klasse met alle getrouwheid, naarstigheid en geheimhouding zal gedragen, de instructieën en ordonnantieën daarop gemaakt of nog te maken, en alle bevelen, die mij in voorzeide kwaliteit door of vanwege het hoofd van het departement zullen worden gegeven, met de meeste nauwkeurigheid en naarstigheid zal achtervolgen, de ambtenaren over mij gesteld behoorlijk eerbiedigen en het belang van het Rijk met al mijn vermogen behartigen…
Helaas lukte het Van Raalten niet het vertrouwen van de Berghse boeren te winnen. Het was een vicieuze cirkel: de boeren bleven zich vooral tot traditionele diergenezers wenden, zodat Van Raalten weinig praktijkervaring kon opdoen, zodat hij zijn kundigheid niet kon laten zien, zodat… enzovoorts. Al in april 1846 had Van Raalten hier genoeg van en vroeg overplaatsing aan. De burgemeester verzette zich hiertegen, maar uiteindelijk zonder succes. Op 20 december 1846, nog geen anderhalf jaar na zijn benoeming, ging Van Raalten terug naar Harderwijk. Hierna duurde het 27 jaar voor Bergh weer een veearts had. Pas op 1 september 1873 trad Jacob Hoogland sr. aan als Berghs tweede veearts.
Van Raalten vond in Harderwijk werk als veearts. Hij bleef ongehuwd en overleed al op 28-jarige leeftijd op 20 oktober 1853.