Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Sonsbeeck, Gerardus Antonius van

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
Pastoor Van Sonsbeek
geschilderd door
Karl Pospischil

Gerardus Antonius Van Sonsbeeck was de eerste pastoor van Stokkum. Hij werd op 2 december 1878 geboren in huize De Gunne in Heino bij Zwolle als zoon van Hendrikus Allardus Johannes van Sonsbeeck en Theresia Francisca Maria Cornelia Mahie. Zijn vader was van 1886 tot 1913 burgemeester van Heino.

Priester van het aartsbisdom Utrecht

Zijn priesteropleiding

Van Sonsbeeck wilde missionaris worden en trad daarom in bij de congregatie van de Missionarissen van Scheut. Hij moest deze congregatie om gezondheidsredenen verlaten, en volgde daarna een priesteropleiding. Later, toen hij pastoor in Stokkum was, is een van zijn parochianen, Gerard Menting, missionaris van Scheut geworden. Wellicht heeft Van Sonsbeeck bij deze roeping een rol gespeeld.

Hij studeerde aan het grootseminarie Haarendael in het bisdom 's-Hertogenbosch en daarna aan het grootseminarie Rijsenburg in het aartsbisdom Utrecht. Op 16 december 1906 heeft de aartsbisschop hem in de kapel van het R.-K. Weeshuis in Utrecht tot priester gewijd.

In mei 1907 werd hij benoemd tot kapelaan in Uithoorn en in februari 1909 tot assistent in IJsselstein.

Kapelaan in 's-Heerenberg

Nadat hij ruim twee jaar assistent in IJsselstein was geweest, werd Van Sonsbeeck op 3 juli 1911 kapelaan van de Pancratiuskerk in 's-Heerenberg. Hij diende er onder pastoor Münninghoff en was de opvolger van kapelaan Swildens.

Tijdens zijn kapelaanschap in 's-Heerenberg werd de oprichting van de nieuwe parochie Stokkum voorbereid, die zou ontstaan door afscheiding van de parochie 's-Heerenberg. Van Sonsbeeck werd op 17 februari 1914 door de aartsbisschop van Utrecht aangewezen als bouwpastoor.

Van Sonsbeeck was beslist de juiste man om in Stokkum een parochie van de grond te tillen. Hij beschikte over veel contacten, had zakelijke aanleg en was van gegoede afkomst.

Uit de Nieuwe Tilburgsche Courant van
18 december 1906
Uit dagblad Het Centrum van 5 april 1911

Pastoor van Stokkum

Uit het Rotterdamsch Nieuwsblad van 27 mei 1915


Pastoor Van Sonsbeeck.jpg

Met de bouw van de Sint Suitbertuskerk in Stokkum werd in de herfst van 1914 begonnen. De inzegening vond plaats in mei 1915, waarmee Van Sonsbeeck de eerste pastoor van Stokkum werd. Zijn opvolger als kapelaan in 's-Heerenberg was kapelaan Akkerman.

Van oktober 1928 tot februari 1929 was kapelaan Van Weezel Errens Van Sonsbeecks assistent.

Van Sonsbeeck was een typisch Bourgondische dorpspastoor, die van wijn en jacht hield. Hij liet zich graag in de auto van smid Bongers in 's-Heerenberg rondrijden als hij leden van de bovenklasse bezocht. Zo was hij geregeld te gast bij de freule Brantsen op Wolkenland en bij de freule Alphonsa van Hugenpoth tot Aerdt op de Boetselaersborg. Zij was een dochter van burgemeester Van Hugenpoth tot Aerdt en had Van Sonsbeeck 2000 gulden geleend voor de bouw van zijn kerk. Toen zij in 1928 overleed, hebben haar erfgenamen de nog af te lossen 800 gulden kwijtgescholden.

Als de pastoor kwaad was, duurde een mis nooit langer dan een half uur. Dat was ook het geval toen Harmonie Volharding een voetbalwedstrijd opluisterde waarbij een elftal uit Zutphen niet het predicaat r.-k. voerde, wat hem niet aanstond. De volgende zondag hield hij de mis kort, maar de donderpreek bleef lang in het geheugen van de kerkgangers hangen.

Van Sonsbeeck schonk 10.000 gulden voor een ziekenhuis aan de Hofstraat in 's-Heerenberg, dat naar zijn overleden moeder werd vernoemd: de Sint-Theresia-Stichting. Bij de feestelijke opening op 16 juni 1930 heeft hij het ziekenhuis ingewijd.

Pastoor Van Sonsbeecks graf

Hij overleed slechts enkele weken later op 3 juli 1930 te Stokkum, nog maar 51 jaar oud. Zijn overlijden kwam onverwacht snel. Waar de ochtendeditie van 4 juli van dagblad De Tijd nog meldde dat pastoor Van Sonsbeeck door de deken Derksen van Terborg was bediend, moest de avondeditie al over zijn dood berichten. De avondeditie bevatte ook een overlijdensadvertentie.

De plechtige uitvaartdienst vond plaats op 7 juli, waarna de pastoor werd begraven op het kerkhof achter zijn kerk. Het Sint Oswaldusgilde stelde 25 gulden beschikbaar voor de grafsteen. In 1934 is hij herbegraven op het nieuwe kerkhof. Bij de herinrichting van het kerkhof onder pastoor Van Jaarsveld is zijn graf verplaatst naar het middenpad, vlak onder het grote kruis.

In een In Memoriam werd hij omschreven als "uiterlijk ruw en nors, maar met een hart van goud". Vooral zijn milddadigheid wordt geroemd.

Zijn opvolger was pastoor Beltman.

De Pastoor Van Sonsbeeckstraat in Stokkum is naar hem genoemd. Deze straat heette daarvoor de Kerkweg.

Zijn portret

Het priesterkoor van de Suitbertuskerk met de portretten van de pastoors Van Sonsbeeck en Nollen

Pastoor Van Sonsbeecks portret bovenaan deze pagina is in 1928 gemaakt door de Oostenrijkse schilder Karl Pospischil. Nadat het jarenlang achter in de kerk had gehangen, was het duidelijk aan een restauratie toe. Daarbij bleek dat Pospischil achterop het Bildnis des Hochwürdigen Herrn Pastors G.A. van Sonsbeeck juli- augustus 1928 een heel verhaal had geschreven. Ook onder de revers staat een stukje tekst.

Het portret hangt nu links in het priesterkoor van de Suitbertuskerk, waar rechts een portret hangt van pastoor Nollen, de laatste pastoor van Stokkum.

In opdracht van pastoor van Sonsbeeck maakte Karl Pospischil ook een panoramabeeld van Stokkum en de kerk gezien vanaf de Molenbult.

De Hulzenberg

Pastoor Van Sonsbeeck verwachtte niet dat hij jong zou sterven, want in de jaren voor zijn dood had hij nog grootse plannen. In november 1928 kocht de Hulzenberg, de heuvel tussen Stokkum en Beek, van Maximiliaan Lochner von Hüttenbach (baron Max), eigenaar van De Byvanck. Het Huis Hulzenberg aan de Boterweg was bij de koop inbegrepen.

Van Sonsbeeck wilde de Hulzenberg deels laten afgraven en op het terrein dat daarmee zou ontstaan een sanatorium stichten. De volksgezondheid had Van Sonsbeecks bijzondere belangstelling, en de gezonde boslucht van het Bergherbos leende zich uitstekend voor een dergelijke instelling. De bouwkosten zouden deels gedekt worden uit de verkoop van het afgegraven zand.

De volksgezondheid heeft hij nog wel kunnen dienen met een kleine onderneming in de schuur van Huis Hulzenberg, waar medicinale kruiden werden gedroogd en etherische oliën uit verschillende planten werden gedestilleerd. Hij heeft dit bedrijfje opgezet in samenwerking met rentmeester Peter Meisters en meester Harrie Vermeulen en met ondersteuning van baron Max en diens zoon jonker Theodor. De kruiden kwamen uit de tuin achter het huis of werden geleverd door landbouwers uit de omgeving. De gedroogde kruiden en de etherische oliën werden verkocht aan de Chemische Fabriek Naarden en enkele andere afnemers.

In april 1931, na zijn plotselinge overlijden het jaar daarvoor, kocht Jan van Heek de Hulzenberg voor f 40,520. Hiermee kwam er een abrupt einde aan de kruidenverwerking. Het koopcontract van 15 april 1931 bepaalde dat de kruidenvoorraad moest worden ingekuild en de destilleerderij worden ontmanteld voor 1 september, de dag waarop de koper zijn nieuwe bezit kon aanvaarden.

Bronnen