Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Klompenmakers: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
(Namen in Bergh: patentlijsten)
(Namen in Bergh)
Regel 31: Regel 31:
 
*Londen, Drikkus van, Kilder (BR [[1880]]-[[1890]])
 
*Londen, Drikkus van, Kilder (BR [[1880]]-[[1890]])
 
*Londen, Jan van, Kilder (BR [[1880]]-[[1890]])
 
*Londen, Jan van, Kilder (BR [[1880]]-[[1890]])
*Rienderen, jan van, Azewijn (Patentlijst]] [[1806]]-[[1811]])
+
*Rienderen, jan van, Azewijn ([[Patentlijsten]] [[1806]]-[[1811]])
 
*Schenning, G., [[Wijnbergen]] ([[1935]])
 
*Schenning, G., [[Wijnbergen]] ([[1935]])
 
*Spaan, B.A., Kilder ([[1935]])
 
*Spaan, B.A., Kilder ([[1935]])

Versie van 27 nov 2008 om 22:34

Klompenmakers gebruikten meestal populierenhout, vooral omdat de populier snel groeit en er aan de onderstam niet veel zijtakken groeien. Naast de populier wordt vaak van de wilg gebruik gemaakt. In Oost-Gelderland ziet men meestal de Baakse of Hengelose populier, de Populus Gelrica. Vroeger ging de klompenmaker er meestal zelf op uit om in de omgeving van zijn woonplaats de benodigde bomen aan te schaffen. Het rooien of vellen liet hij doorgaans aan een speciale bomenrooier over, die ook voor vervoer van de stammen naar zijn werkplaats zorg droeg. Dit vervoer gebeurde met een zg. mallejan, een zeer sterke as op hoge wielen, waar de boomstam door middel van kettingen onder gehangen werd. Bij aankomst op het erf van de klompenmaker werd de boomstam in de directe omgeving van de werkplaats neergelegd. Als klompenmakerswerkplaatsen kon iedere ruimte dienen en dus waren er klompenmakers die in de eigen woning werkten, op de deel, in een schuur, of onder een afdak, mits er maar voldoende licht was. Het metalen gereedschap, zoals boren, messen en bijlen, liet men meestal vervaardigen bij de plaatselijke smid. Het houten gereeedschap als snijtafel, boorblok, hakblok en houten hamer alsmede de handgrepen van boren en messen werden door de aankomende klompenmaker dikwijls zelf gemaakt. Gemiddeld werkte de klompenmaker omstreeks 1910 66 uur per week; zijn knecht verdiende drie à vier gulden per week, wat neerkwam op een uurloon van ruim vijf cent!


In de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw is een deel der klompenmakers van handwerk overgegaan op machinaal werk.
Vanaf 1917 tot ca 1960 werd er in de Sociëteit te Doetinchem een Klompenbeurs gehouden. In het bestuur van de eerste Klompenbeurs zat onder anderen W. Harmsen (uit Wijnbergen?).
In museum De Roode Toren te Doesburg is een klompenmakerswerkplaats ingericht.

Middeleeuwen

In de 15e eeuw werden klompen infevoerd in de Nederlanden. Zij werden vervaardigd in in Westfalen, waar hout in ruime mate aanwezig was. Het Westfaalse hout werd in grote hoeveelheden in de Nederlanden ingevoerd tijdens de 14e en 15e eeuw. De invoer uit westfalen, die voor een belangrijk deel plaats vond langs de Rijn, via Wesel en Lobith, omvatte ook klompen.
Dit blijkt ondermeer uit een tolrekening van 1408, waar vermeld wordt dat een schipper, Kalkerman gehedten, klompen en breden (= planken) invoert naar Nijmegen. In andere posten van de tolrekeningen van Lobith worden onze klompen aangeduid als tripholt. Klompen waren in de Middeleeuwen en ook later welisawaar een typische Nederlands gebruiksartikel, maar in de 14e en de 15e eeuw werden zij ook uit Westfalen ge"importeerd. Nog in de 18e eeuw vond deze import plaats.

Namen in Bergh

Enkele klompenmakers in de gemeente Bergh:

Bronnen

Sjabloon:Onderwerp