Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Levenswerk Smeenk.C Deel 4: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
(Geen gewone Engelseziekte)
k (Een bezig bijtje: Flora)
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 81: Regel 81:
 
Potten met eigen gekweekte fruitvliegjes en dozen met meelwormen en groenvoer. Af en toe werden we gevraagd bijvoorbeel vogelmuur of paardebloempluisjes voor haar te verzamelen.
 
Potten met eigen gekweekte fruitvliegjes en dozen met meelwormen en groenvoer. Af en toe werden we gevraagd bijvoorbeel vogelmuur of paardebloempluisjes voor haar te verzamelen.
  
Ook bracht men vaak gewonde of zieke dieren bij haar om te verzorgen (roofvogels, waterspreeuwen, jonge winterkoninkjes, etc. etc.). Maar het meest bijzonder waren de vosjes. Eerst Rein, en later Reina. 's Avonds werd het vosje uit zijn hok gelaten, en mocht binnenkomen in de kamer. Doodstil zittend achterin de kamer zag je de vos spelen met To.  
+
Ook bracht men vaak gewonde of zieke [[Fauna|dieren]] bij haar om te verzorgen (roofvogels, waterspreeuwen, jonge winterkoninkjes, etc. etc.). Maar het meest bijzonder waren de vosjes. Eerst Rein, en later Reina. 's Avonds werd het vosje uit zijn hok gelaten, en mocht binnenkomen in de kamer. Doodstil zittend achterin de kamer zag je de vos spelen met To.  
  
De grote tuin verzorgde ze helemaal zelf. Maïs voor de kippen, droogbloemen en veel wilde planten.
+
De grote tuin verzorgde ze helemaal zelf. Maïs voor de kippen, droogbloemen en veel wilde [[Flora|planten]].
  
 
Ik heb nog steeds wilde primula’s en bosanemonen van haar in mijn tuin staan. Tegen de winter bracht ze ons een eigengemaakt bloemstukje van droogbloemen. Ze kwam dan graag kijken naar de vele vogels in ons voerhuis. Ze kwam 's middags op de fiets, bleef een uur ,en moest dan terug om alle vogels in de nachthokken te lokken en zo nodig te voeren.
 
Ik heb nog steeds wilde primula’s en bosanemonen van haar in mijn tuin staan. Tegen de winter bracht ze ons een eigengemaakt bloemstukje van droogbloemen. Ze kwam dan graag kijken naar de vele vogels in ons voerhuis. Ze kwam 's middags op de fiets, bleef een uur ,en moest dan terug om alle vogels in de nachthokken te lokken en zo nodig te voeren.
Regel 177: Regel 177:
 
*Archief [[Schuurman, Benny|Benny Schuurman]]
 
*Archief [[Schuurman, Benny|Benny Schuurman]]
  
{{Onderwerp|Gezondheidszorg|Artsen}}
+
[[Categorie:Overige artsen]]

Huidige versie van 10 feb 2019 om 09:24

Verhalen en reacties van patiënten en oud-collega's aan dokter Smeenk

Coma

Op 29 januari las ik in de Gelderlander het artikel over dr. Smeenk. Ik wil hier graag op reageren.

Het was in 1970, onze oudste dochter was net zes jaar. Op een zondagmiddag werd ze plotseling erg ziek; hoofdpijn, hoge koorts, rillerig. Het ging niet over, dus wij om 16.00 de huisarts gebeld. Hij had geen dienst, maar de vervangend arts kwam direct.

Hij zei: "Waar ik bang voor was, is het nog niet, maar houdt u dochter goed in de gaten ook vannacht, of ze haar hoofdje nog op en neer kan bewegen en bel morgen vroeg jullie huisarts." Ik geef ’t hem ook door. Wij hebben de hele nacht opgelet. 's Morgens begon ze te ijlen, dat was echt eng. Mijn man moest om half zeven naar de zaak, en om half acht heb ik de dokter gebeld. De huisarts zou na het spreekuur als eerste naar ons komen. Gelukkig, dacht ik.

Maar na een kwartier ging het voor mijn gevoel steeds slechter met haar. Ik heb toen weer naar de huisarts gebeld en vroeg hem zelf aan de lijn. Het enige wat ik gezegd heb is: "Dokter, als u nu niet komt, gaat ons kind dood." Hij zei: "Ik kom er aan."

Inmiddels kreeg ze bloeddoorlopen vlekjes op haar oogleden en armen. De dokter was er heel snel. Ik had de voordeur open laten staan en hij rende de trap op naar boven. Hij bekeek haar en zei: "Waar is telefoon? Ik moet direct dr. Smeenk bellen." Het was net een film. Ik heb mijn man gebeld. Hij kwam gelijk, en we zijn met onze dochter in eenn deken naar de praktijk van dr. Smeenk gegaan. De huisarts ging weer naar het spreekuur.

Op de praktijk van dr. Smeenk aangekomen mochten we niet door de wachtkamer, maar door de garage naar haar spreekkamer. Ze onderzocht haar. Ik zie het nog voor me, niet met zo’n modern duur ding, nee, met een zelf in elkaar getimmerde looplamp met een stuk gaas eromheen werd in het oor gekeken. Niet met alle moderne rimram, maar kennis van dag en nacht werken, dat was dr. Smeenk.

Ze vroeg ons: "Welk ziekenhuis?" "St. Jozef", zei ik. Daar kreeg ze niet snel genoeg gehoor. "Ik bel ook het Wilhelmina Ziekenhuis. Wie het eerst opneemt, daar gaat ze heen. Kan me niet schelen of jullie katholiek zijn. Dit is spoed." Het werd toch St. Jozef. "Rijden jullie snel naar ’t ziekenhuis ik kom eraan." Dus weer in de deken en snel weg.

Bij de opname rende dr. Smeenk ons al voorbij naar de afdeling. We mochten mee toen ze op bed gelegd werd (inmiddels was Resi al in coma). Toen de apparatuur klaar stond en de dokter kwam, moesten we weg. We gingen op de gang of in een kamer, ik weet het niet meer. Het ging allemaal in een roes. Dr. Smeenk kwam later bij ons en vertelde dat onze dochter nekkramp ofwel hersenvliesontsteking had, en ze hoopte dat ze niet lang in coma zou blijven.

Hoe is ze als ze uit coma komt? Wat zijn eventueel de gevolgen? En dan komt de echte dr. Smeenk zonder doekjes er omheen te winden: "Ja, dat kan, ze kan blind, doof, kreupel worden, maar ik heb goede hoop. Wij zijn er nog op tijd bij en tegenwoordig zijn er goede medicijnen." Dat stelde ons weer gerust.

We mochten even naar haar toe. Ze lag in quarantaine, dus voor iedereen afgesloten. Wij zijn naar huis gegaan en zouden gebeld worden als er veranderingen waren. Ik dacht steeds ze is in goede handen. Iedereen die zondag met haar in aanraking was geweest moest uit voorzorg medicijnen innemen. We snapten niet hoe en waarvan dit kon gebeuren.

Om 17.00 werd ik gebeld vanuit het ziekenhuis dat ik mocht komen, mijn man was inmiddels weer naar de zaak, dus ben ik gelijk naar het ziekenhuis gefietst.

Ze was uit coma. GEWELDIG. Ik kon de dokter wel om de hals vliegen. Ik mocht er heel even bij. 's Avonds zijn we samen gegaan. Ik weet niet meer precies hoe lang ze in dat kamertje gelegen heeft. Wel dat ik 's middags naar haar toe ging met haar zusje, en dan las ik hun voor. Ze heeft ook nog op zaal gelegen. Daarna mocht ze naar huis. Wat een "Feest".

Wij konden dr. Smeenk niet genoeg bedanken.

Wij gingen naar huis en onze dochter heeft er niets aan over gehouden.

Na zes weken moest ik op controle bij haar in de praktijk komen. Het was koud en we gingen met de fiets, en ik had mijn dochter daarom een muts op gezet. We waren aan de beurt en het eerste wat dr. Smeenk zei was: "Waarom heb je dat kind een muts op gezet, ben je gek geworden? Je hebt zeker een oma in huis." Ik zei: "Nee, ik heb geen oma in huis en ik heb haar een muts opgezet omdat het zo koud is en we zijn op de fiets." "Wat koud!! Van mijn mag ze nu in de zwembroek naar buiten!", kreeg ik als antwoord.

Zo was dr. Smeenk ten voeten uit, maar een geweldige en kundige arts. Wij zijn mej. Smeenk tot op de dag van vandaag nog altijd dankbaar.

Wij hopen dan ook dat u in goede gezondheid zeker 100 jaar mag worden!

Een moeder.

J.E. van Dulmen-Jansen

Leraressen hadden een luizenleven

Enkele weken geleden las ik het stukje over uw tante dr. Smeenk in de krant.

Aangezien zij indertijd ook les gaf op de Doetinchemse huishoudschool aan de leerlingen van de NXX opleiding (een leraressenopleiding in kinderverzorging, opvoedkunde en handenarbeid), heb ik het stukje opgestuurd naar mijn klasgenoten uit die tijd.

Vorige week hadden wij voor het eerst sinds 45 jaar een reünie van deze klas. Iedereen was er helemaal opgetogen over. Het voor ons zeer herkenbare artikel, en al pratende kwamen er allerlei herinneringen aan haar naar boven. Het leek ons goed die herinneringen op te schrijven en u toe te sturen.

Zelf heb ik nog een jaar bij haar op kamers gezeten. De Familie Bulten deed de huishouding en had twee kamers van het huis. Het kleinste zolderkamertje kon ook nog wel gebruikt worden en daar kwam ik dus.

Als ik eens niet het weekend naar huis ging, zorgde ze er voor dat mevrouw Bulten mij ook een karbonaadje o.i.d. bracht.

Door de week konden wij op school warm eten, dat werd door de meisjes van de vormingsklas bereid. De leerkrachten van de school konden daar ook van profiteren. Op een goed moment (ik was toen al van school maar mijn zus volgde de opleiding nog), ging het eten voor de leerlingen niet meer door, maar voor de docenten wel. Ze is toen in de vergadering verschrikkelijk van leer getrokken, want die leraressen hadden een luizenleven en konden zelf wel koken, maar die hardwerkende leerlingen, daar werd niet aan gedacht. Het is toen weer teruggedraaid.

Wij moesten ook ervaring opdoen met kinderen en daarom zaten we bij toerbeurt naast haar op het consultatiebureau. O, wat werd ze kwaad als de baby's rode billen hadden en als ze dan de spierwitte luier zag, dan kwam er wat over de jonge moeders heen. Het ging niet om witte luiers, maar om gave billen.

De herinneringen van de overige klasgenoten vindt u in de bijlage.

Met vriendelijke groeten,

Joke van der Schaaf.

Een bezig bijtje

Herinneringen aan To Smeenk.

In mei 1970 kwam ik als net afgestudeerd anesthesiologie in Doetinchem. Dr. Smeenk bleek mijn enige vrouwelijke collega te zijn.

Enige weken later fietsten we samen , op een zaterdag, temidden van vele manlijke specialisten en huisartsen, de zgn. "artsenfietstocht", waarmee wij een gezond voorbeeld wilden geven aan de bevolking. Het ging allemaal heel eenvoudig; ieder had een broodtrommeltje met lunch bij zich. Aan de overkant van het Pannerdens kanaal konden we een kop koffie of een beker melk kopen en ons brood opeten. Die hele dag stond ik onder de hoede van To, die mij voorstelde aan veel mij nog onbekende collega’s en die mij de nodige bijzonderheden vertelde uit de Doetinchemsche medische wereld.

Als ik 's nachts naar het ziekenhuis moest, gebeurde het niet zelden dat ik To op de fiets aan zag komen, in nachtkleding met daaroverheen een regenjas en hoofddoekje op weg naar één van haar patiëntjes.

To gaf niet veel om haar uiterlijk, maar voor de stafvergaderingen en de refereeravonden maakte ze een uitzondering. Met haar frisse kleur, en mooie witte blouse zag ze er heel knap uit. Je kon je niet voorstellen dat mannen daar ongevoelig voor waren.

Eén keer heb ik een heftige aanvaring met To gehad. Ik keek patiëntjes na voor een operatie. Plotseling kwam er een verpleegster naar me toe gerend, roepend: "Dokter help ,er gaat een kind dood!" Ik rende met haar mee en kon het kind reanimeren.

Even later verscheen dokter Smeenk, die geweldig tegen me te keer ging. Wat moest ik op háár afdeling, en met haar kinderen! Het bleek, dat het kind dat ik net gereanimeerd had ongeneeslijk ziek was, en er een ,,niet reanimeren" beleid was afgesproken (iets wat ik niet kon weten ). Enfin, we hebben dit uitgepraat en waren sindsdien de beste maatjes

Als we bij To thuis kwamen, keek ik mijn ogen uit. Al die binnen- en buitenvolières met de meest bijzondere vogeltjes en eekhoorntjes. Allemaal hadden ze hun eigen verzorging nodig.

Potten met eigen gekweekte fruitvliegjes en dozen met meelwormen en groenvoer. Af en toe werden we gevraagd bijvoorbeel vogelmuur of paardebloempluisjes voor haar te verzamelen.

Ook bracht men vaak gewonde of zieke dieren bij haar om te verzorgen (roofvogels, waterspreeuwen, jonge winterkoninkjes, etc. etc.). Maar het meest bijzonder waren de vosjes. Eerst Rein, en later Reina. 's Avonds werd het vosje uit zijn hok gelaten, en mocht binnenkomen in de kamer. Doodstil zittend achterin de kamer zag je de vos spelen met To.

De grote tuin verzorgde ze helemaal zelf. Maïs voor de kippen, droogbloemen en veel wilde planten.

Ik heb nog steeds wilde primula’s en bosanemonen van haar in mijn tuin staan. Tegen de winter bracht ze ons een eigengemaakt bloemstukje van droogbloemen. Ze kwam dan graag kijken naar de vele vogels in ons voerhuis. Ze kwam 's middags op de fiets, bleef een uur ,en moest dan terug om alle vogels in de nachthokken te lokken en zo nodig te voeren.

Voor zichzelf was ze hard. Ze had veel last van een ontsteking aan haar oog en ook vaak buikklachten, maar werkte gewoon door zolang dat maar enigszins ging.

Een keer zochten we haar op, een dag nadat ze na een flinke operatie was thuisgekomen en vonden haar achter in de tuin op de knieën onkruid wiedend. Ze kende de hele Achterhoek op haar duimpje, en kon je altijd tips geven voor een mooie tocht naar bijzondere plekjes.

Zo af en toe was er een baby met een zogenaamde invariantie (instulping van de darm). Door wat bariumpap rectaal in te brengen, kon deze afwijking vaak verholpen worden. Dit onderzoek gebeurde meestal om 8 uur 's morgens. Dr. Smeenk verscheen met de baby zeer vroegtijdig op de röntgenafdeling, luid roepend: "Is hier ook iemand ?"

Om het resultaat te kunnen bekijken moest de baby aan de benen hangend vóór de röntgenbuis gehouden worden. Tegen mijn man (radioloog) zei ze dan: "Als jij nou de poten neemt, dan neem ik de kop." Het leek soms of ze wat ruw met de kinderen omging, maar ze wist precies wat ze deed. "Ze kunnen wel tegen een stootje", zei ze.

Volgens haar oudste collega’s (helaas bijna allemaal overleden) gebeurde het in de 2e wereldoorlog meer dan eens ,dat ze doodzieke kleine kinderen in haar fietstas meenam van afgelegen streken naar het ziekenhuis in Doetinchem, soms zelfs tijdens bombardementen.

Haar kleine Kereltje

Hier een reactie op uw stukje uit de Gelderlander van 29 januari 2008 jl.

Wij zullen ons eerst voorstellen. Wij zijn Gert en Diny Peeters uit het mooie Achterhoekse plaatsje Braamt. Ook wij hebben met mejuffrouw Smeenk te maken gehad, dit na de bevalling van onze zoon Harm.

Ik was zwanger (1973) en alles verliep goed naar mijn mening. Totdat ik op een morgen pijn aan mijn been kreeg. Ik was ongeveer zeven maanden zwanger en ik moest van de vroedvrouw meteen naar het ziekenhuis (Sint Jozef Ziekenhuis). Het bleek een trombosebeen te zijn, in ernstige mate.

Ik heb het niet zo op ziekenhuizen, maar wat ik ook zei…, ik moest toch gaan. Daar aangekomen gebeurde er van alles. Eerst werd er naar mijn been gekeken, daarna werd er naar de baby geluisterd. Ze vertelden ons in het ziekenhuis dat de baby niet groot was. Ik moest rusten, zodat hij beter kon groeien. Na acht maanden zwangerschap werd Harm geboren. We waren zo trots. We hadden al een dochter en nu nog een zoon erbij, dat maakte ons gezin helemaal compleet.

Vrij snel na de geboorte, moest Harm de couveuse in. Hij had ademhalingsproblemen.

Dokter Smeenk kwam langs en vertelde ons dat zijn longetje was dichtgeklapt. Omdat hij zo klein was wisten ze niet of hij het zou halen.

De verdere behandeling zou door dokter Smeenk gebeuren. Ik schrok wel, want het was een harde vrouw en heel direct, maar dat moest natuurlijk ook. Ik kon er zelf niet goed tegen. Onze Harm lag daar aan al die apparaten, het was een vreselijk gezicht. Ze zei dat we flink moesten zijn, maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan!

In die tijd werkte er ook een dokter Degen op die afdeling. Haar kenden we toevallig persoonlijk en ze vertelde ons dat we de moed erin moesten houden, want als dokter Smeenk er vertrouwen in had, dan konden we daarvan opaan.

Op een nacht was het mis. Ik werd wakker gemaakt en mijn man was ook al gebeld. Harm ging hard achteruit. Toen mijn man in het ziekenhuis aankwam was ik de kluts helemaal kwijt. Ik zag het niet meer zitten. Dokter Smeenk kwam kijken en was erg boos op de zuster, omdat ze zoveel stampei had gemaakt. Ze zei dat het echt allemaal goed zou komen. "Onthoud dat maar van mij."

Ik dacht dat ze dat zei om ons gerust te stellen en ons te troosten. Even later kwam zuster Degen en ze zei dat wanneer dokter Smeenk zei dat het goed komt, dat ook zo was. Dokter Smeenk zou er nooit omheen draaien en wanneer het niet goed zou komen, had ze dat ook gezegd. Ze kwam misschien wat hard over, maar ze was boven alles eerlijk.

Uiteindelijk kwam Harm er inderdaad bovenop, het was een kleine vechter. Hij was zo klein dat ik hem zelf bijna niet vast durfde te houden. Aan mijn moeder heb ik in die tijd veel steun gehad, die hem in bad deed en hem zijn kleertjes aantrok. Harm heeft bij haar daarom ook een speciaal plekje gekregen en het was "haar" kleine kereltje.

Via deze weg willen wij dokter Smeenk nog bedanken, uiteraard zal ze ons niet meer kennen, ze heeft zoveel patiëntjes behandeld. Misschien herkent ze ons nog van de foto´s. Deze sturen we nog na, want we moeten ze nog even opzoeken in de verhuisdozen.

We wensen dokter Smeenk nog gezonde jaren toe en…op naar de 100!!! (Mijn moeder is 95 jaar oud geworden, helaas heeft zij de 100 niet gehaald)

Dit waren onze gebeurtenissen met Dokter Smeenk.

Groeten,

Gert en Diny Peeters

Geen gewone Engelseziekte

Erg leuk vond ik het om te lezen over mijn vroegere kinderarts dokter Smeenk.

Mijn naam is Tonny Angenent-Marcus en kom uit een gezin met zeven kinderen. Ik ben inmiddels 53 jaar. Mijn zus (49) en ik zijn geboren met Engelse ziekte en wel de Engelse ziekte resistent.

Toen we als baby bij dr. Smeek kwamen had ze al snel door dat dit niet de gewone Engelse ziekte was die de mensen kennen door gewoon vitamine C tekort en die op te lossen was met voldoende vitamine C.

Ze had al gauw door dat we naar een goede specialist moesten die hiermee bekend was, en ze heeft ervoor gezorgd dat we een goede behandeling kregen. Ze kwam 's avonds laat nog bij mijn ouders op bezoek om door te geven dat ze een specialist gevonden had die hiermee bekend was, maar hiervoor moesten we toen naar prof. Jongcis (ik weet niet of ik het goed schrijf) naar het Academisch Ziekenhuis in Groningen.

Ze heeft geregeld dat mijn ouders met mij naar Groningen konden en mijn zus en ik zijn daar in behandeling gebleven totdat ik 16 jaar was en we mochten toen iets dichter bij huis namelijk naar het Radboud in Nijmegen. Daar zijn we nu nog steeds in behandeling, net als mijn dochter en de zoon van mijn zus, want zij hebben ook deze speciale vorm van Engelse ziekte. Maar door de goede behandeling die we dankzij dr. Smeenk op tijd gekregen hebben, krijgen onze kinderen vanaf hun geboorte al meteen de goede medicijnen. Die zijn er nu wel, maar toen nog niet, waardoor de vergroeiingen die de ziekte met zich meebrengt bijna niet zichtbaar zijn. Ook hoefden zij gelukkig niet de vervelende operaties te ondergaan die wij wel moesten ondergaan.

Maar we moesten natuurlijk geregeld bij haar op controle komen, en ik weet nog goed dat als we kwamen, we steevast bloed moesten laten prikken. Mijn zus vond dat verschrikkelijk. Als we dan binnenkwamen, dan riep ze altijd: "Tonny, kom jij maar als eerste, dan ga ik jou vast prikken en dan mag jij in de keuken bij de huishoudster fruit halen voor jou en je zus, want die schreeuwt altijd zo." Daar had ze dan meer werk mee. Je zag de mensen in de wachtkamer telkens met grote ogen kijken als ik fruit ging halen.

Ook kan ik me herinneren dat mijn moeder vertelde dat ze bij goed weer vanuit Ulft met de fiets (mijn zus -voor en ik achterop) naar Doetinchem was gegaan, en dat dr. Smeenk dan riep: "Bent u helemaal met de fiets, nou dan hebt u wel een kop koffie verdiend. Ga die maar in de keuken halen."

Ook weet ik nog dat ze een groot schilderij in de spreekkamer had hangen boven de behandelbank, van de twee honden die ze toen had. Ierse Setters waren het; je kon ze dan buiten zien.


Toen ik zestien jaar was ben ik voor de eerste keer geopereerd voor de vergroeiing die ik had door de rachitis. Toen ik achttien was, werd ik voor de tweede keer geopereerd en moest daarna thuis nog verzorgd worden voor de wonden. Een verpleegkundige kwam dit doen, en die kende dr. Smeenk erg goed (ik geloof dat ze zuster Cappetti heette, maar dat weet ik niet zeker meer). Ze vertelde dat ze toevallig kort daarvoor dr. Smeenk (die toen al met pensioen was) nog had gesproken en dat die had gevraagd: "Hoe zou het toch eigenlijk met de meisjes van Marcus afgelopen zijn?". De verpleegkundige zei toen dat het erg leuk zou zijn als we haar eens ging bezoeken, zodat ze kon zien hoe het nu ging en hoe recht dat mijn benen geworden waren na de operatie.

Dit heb ik toen gedaan en heb een afspraak met haar gemaakt. Op een zaterdag ben ik inderdaad bij haar geweest en ik weet nog goed dat het schilderij daar nog in de behandelkamer hing. Ik weet niet of ze er toen nog een had, ik dacht dat het niet.

Het is misschien ook nog leuk te vermelden dat mijn dochter die de Engelse ziekte ook heeft en nu inmiddels 16 jaar is, bij dokter Wilms onder controle was. Dr. Wilms vertelde dat hij bij dr. Smeenk veel geleerd heeft.

Toen ik dus het artikel van u in de krant las, dacht ik meteen dat ik u moest schrijven. En zoals u in de krant schreef hoorde je heel vaak dat men dr. Smeenk vroeger vaak erg streng vond, maar dit heb ik absoluut niet zo ervaren. Ik ken haar alleen maar als een lieve dokter en heb nog steeds goede herinneringen aan haar. Mijn ouders vertelden altijd dat als je deed wat ze je vertelde, dan was er niets aan de hand. En zo heb ik het ook ervaren en ervaar ik het in mijn leven nog steeds. Misschien wilt u haar de groeten van mij doen. Ze weet ongetwijfeld nog wie we zijn, want voor zover ik het weet zijn er hier in de omgeving geen mensen met de Engelse ziekte die wij hebben. Volgens mij heeft ze er ook geen kinderen meer met deze ziekte bij haar in de praktijk gehad.

Misschien wilt u mij laten weten of ze zich ons nog kan herinneren.

Met vriendelijke groet,

Tonny Angenent

P.S.: Een van de honden heette Brinio en als plaatser van deze artikels kan ik dit beamen, want op haar kamer bij Woonzorg Voorziening De Gouden Leeuw hing dit mooie schilderij met daarop de naam van deze Setter.

Zie ook

Bronnen