Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Salm-Reifferscheidt, Maria Sophia van: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Maria Sophie zu Salm-Reifferscheid''' (* 21 maart 1620 - † 8 januari 1674) was de dochter en 4e kind van ''graaf Ernst Friedrich zu Salm-Reifferscheid'' e…')
 
k (Abdis van het Stift Elten: typo)
 
(13 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Maria Sophie zu Salm-Reifferscheid''' (* 21 maart [[1620]] - † 8 januari [[1674]]) was de dochter en 4e kind van ''graaf Ernst Friedrich zu Salm-Reifferscheid'' en ''gravin Maria Ursula zu Leiningen''.
+
== Abdis van het Stift Elten ==
 +
'''Maria Sophia van Salm-Reifferscheidt''' werd na het overlijden op 2 januari [[1645]] van haar voorgangster [[Limburg Stirum, Agnes van|Agnes van Limburg Stirum]] gekozen tot tweeëntwintigste abdis van het [[Stift Elten]]. Vanaf [[1669]] was zij ook abdis van het Stift Vreden en vanaf een onbekend jaar van het stift Borghorst. Deze beide stiften lagen in [[Westfalen]].
  
Maria Sophie was abdis van het [[stift Elten]] ([[1645]]-1674) en tevens van het stift Vreden ([[1669]] - 1674) en van het stift Borghorst.
+
Abdis Maria Sophia werd op 21 maart [[1620]] geboren als tweede kind van Ernst Friedrich van Salm-Reifferscheidt en Maria Ursula van Leiningen-Dagsburg. Zij was met meerdere abdissen verwant. Haar moeders eerste echtgenoot Arnold II van Manderscheid-Blankenheim was een broer van [[Manderscheid-Blankenheim, Margaretha van|Margaretha van Manderscheid-Blankenheim]], de twintigste abdis, en de directe voorvader van nog vijf abdissen van Manderscheid-Blankenheim. Haar broer Erich Adolf was de voorvader van twee [[:Categorie:Jaartallen 1700-1799|18e-eeuwse]] abdissen van Salm-Reifferscheidt. Haar grootmoeder van vaderskant was Anna Maria van Limburg Stirum, een tante van haar voorgangster Agnes van Limburg Stirum.
  
In [[Elten]] zag Maria Sophie zich geconfronteerd met een stift dat door de [[Tachtigjarige_Oorlog|Tachtigjarige oorlog]] in de Nederlanden en de dertigjarige oorlog in Duitsland grotendeels verwoest was. Haar voorgangster, abdis Agnes, gravin van Limburg, Bronckhorst en Styrum, had reeds enkele pogingen gedaan om het stift te herstellen, maar deze pogingen werden door de oorlogshandelingen en politieke conflicten voortdurend gedwarsboomd. Drie jaar voor de vrede van Münster trad Maria Sophie aan als abdis, en ze begon direct met de wederopbouw.
+
Op 12 september [[1647]] ruilde zij met het echtpaar Cornelis Aeltszoon en Evertgen Everts een stuk land in Voorthuizen in de [[Appel, buurtschap|buurtschap Appel]], kerspel Nijkerk. Deze buurtschap behoorde tot de bezittingen die [[Wichman IV van Hamaland]] overdroeg toen hij het Stift Elten in [[967]] stichtte.
  
Naast de fysieke wederopbouw van het stift zorgde ze ook dat de rechtelijk positie van het stift hersteld en verstevigd werd. Keizer Otto II had de dames van het stift het recht gegeven om hun abdis te kiezen, onder voorbehoud van goedkeuring door de bisschop van Utrecht. Echter, het bisdom Utrecht had in [[1580]] door de winst van de calvinisten opgehouden te bestaan, zodat er geen formele goedkeuring meer verleend kon worden. Daarom verzocht Maria Sophie de paus om haar quasi-bisschoppelijke macht te geven in het territorium van het stift. Op 1 juli 1669 stond paus Clemens IX dit toe.
+
Op 6 november [[1668]] stelde zij [[Maria Leopoldina van Oostfriesland-Rietberg|Maria Leopoldina van Oostfriesland-Rietberg]] aan als kanunnikes. Die werd daarmee de opvolgster van Sophia Magdalena van Salm-Reifferscheidt, die uittrad om te gaan trouwen. Abdis Maria Sophia was een tante van kanunnikes Sophia Magdalena. Kanunnikes Maria Leopoldina zou in [[1686]] trouwen met [[Oswald III van den Bergh]].
  
In [[1670]] begon ze tenslotte ook met de wederopbouw, of liever nieuwbouw, van de stiftskerk. Dit deed ze geheel op eigen kosten en door de stichting van een fonds verzekerde ze ook dat toekomstige kosten voor het onderhoud van de overige stiftsgebouwen gedekt waren. Maria Sophie zou niet meer meemaken dat de kerk voltooid werd, maar de bouw van de kerk was voldoende ver gevorderd om haar in de kerk te begraven.
+
== De Wederopbouw van het Stift ==
 +
[[Bestand:Ter-ere-van-ms-salm-reifferscheid.jpg‎|thumb|right|'''De steen boven de hoofdingang van de Sint Vituskerk ter ere van de wederopbouw door abdis Maria Sophia van Salm-Reifferscheidt.]]
 +
Op de [[Eltenberg]] zag abdis Maria Sophia zich geconfronteerd met een Stift dat door de [[Tachtigjarige_Oorlog|Tachtigjarige Oorlog]] in de Nederlanden en de Dertigjarige Oorlog in [[Duitsland]] grotendeels verwoest was. Haar voorgangster Agnes van Limburg Stirum had enkele pogingen gedaan om de gebouwen te herstellen, maar werd daarbij voortdurend gedwarsboomd door oorlogshandelingen en politieke conflicten. Toen abdis Maria Sophia in 1645 aantrad, begon zij direct met de wederopbouw. Die kon pas goed op gang komen nadat in [[1648]] de vredesverdragen werden gesloten die samen bekend staan als de Westfaalse Vrede. In mei maakte de Vrede van Münster een einde maakte aan de Tachtigjarige Oorlog, en in oktober was ook de Dertigjarige Oorlog voorbij.
  
 +
Naast de fysieke wederopbouw zorgde abdis Maria Sophia er ook voor dat de rechtspositie van het Stift hersteld en verstevigd werd. Al in [[973]] had keizer Otto II de stiftdames het recht gegeven om hun abdis te kiezen, onder voorbehoud van goedkeuring door de bisschop van Utrecht. Dit recht was in [[1055]] onder [[Riclindis, abdis|abdis Riclindis]] herbevestigd door paus Victor II. Echter, het bisdom Utrecht had in [[1580]] als gevolg van de Reformatie opgehouden te bestaan, zodat er geen formele goedkeuring meer verleend kon worden. Daarom verzocht Maria Sophia de paus in [[1664]] om het territorium van het Stift de status van immediatum te geven. Dit zou het Stift onder rechtstreeks pauselijk gezag stellen en de abdis de macht van een bisschop geven. Als argument haalde zij onder meer aan dat het Stift Essen dezelfde status had. Op 1 juli [[1669]] stond paus Clemens IX dit toe. In [[1675]] herbevestigde paus Clemens X dit besluit.
 +
 +
Op 12 november 1668, twintig jaar na de oorlog, leende abdis Maria Sophia 300 rijksdaalders aan Johannes Thoma zu Niel, die in [[1667]] pastoor en kanunnik in [[Hoog-Elten]] was geworden. Met dit geld kon hij zijn verwoeste pastorie in Kranenburg bij [[Kleef]] weer opbouwen. De oorlog had wijd en zijd vernielingen aangericht.
 +
 +
In [[1670]] begon abdis Maria Sophia ten slotte met de wederopbouw, of liever nieuwbouw, van de [[Sint-Vituskerk|stiftskerk]]. Dit deed ze geheel op eigen kosten, en door de stichting van een fonds verzekerde ze ook dat toekomstige onderhoudskosten van de overige stiftsgebouwen gedekt waren. Dit fonds kon zij mede oprichten dankzij de medewerking van de Duitse keizer Leopold I ([[1640]]–[[1705]]). Om te voorkomen dat het Stift Elten onroerend goed, en daarmee inkomsten, zou verliezen, bepaalde hij op 25 september [[1671]] het volgende. Onderdanen van de abdis mochten hun onroerend goed alleen verkopen aan familieleden woonachtig in het rechtsgebied van het Stift. Als die familieleden niet wilden kopen, moest het goed aan de abdis verkocht worden. Bovendien kreeg de abdis het ''jus retractus'', het recht eerder aan derden verkochte goederen terug te kopen.
 +
 +
In de oorkonde van keizer Leopold I staat opvallend genoeg dat de kerk van Hoog-Elten ''in comitatu Hameland'' ligt, in het [[Hamaland|graafschap Hamaland]]. Weliswaar is het Stift Elten een afscheiding van Hamaland, maar juist daarom heeft de kerk nooit in Hamaland gestaan. Hamaland hield in [[1046]] op te bestaan, maar in de administratie van de Duitse keizer is de naam blijkbaar bewaard gebleven, zodat hij zeshonderd jaar na de ondergang nog weer kon opduiken.
 +
 +
In 1667 liet haar zus [[Salm-Reifferscheidt, Anna Salome van|Anna Salome]] ten westen van [[Sint-Vituskerk|de kerk]] een nieuwe kosterij bouwen. Dit gebouw bestaat nog steeds en huisvest tegenwoordig het jezuïtische Stanislauscollege. Anna Salome was sinds [[1646]] abdis van het Stift Essen,maar vanaf [[1654]] was eveneens stiftsdame in het Stift Elten, en vanaf [[1656]] kosteres.
 +
 +
Maria Sophia zou de voltooiing van de kerk niet meer meemaken. Zij overleed 53 jaar oud op 8 januari [[1674]]. De herbouw was toen al wel zo ver gevorderd dat zij in de kerk begraven kon worden.
 +
 +
Boven de hoofdingang van de kerk is door haar opvolgster [[Manderscheid-Blankenheim, Maria Francisca I van|Maria Francisca I van Manderscheid-Blankenheim]] een inscriptie aangebracht om haar inspanningen te eren. De tekst van de inscriptie luidt:
 +
 +
::<center>''Anno 1670 haben die hochwürdigst<br>und hochgeborne Fürstinne und Frauw,<br>Fraw Maria Sophia von Gottes gnaden<br>zu Elten, Vreden und Borchorst, Äbtissin<br>geborne Graffin zu Salm und Reifferscheidt,<br>Fraw zu Betbuhr, Diick, Alffter und hackenbroich<br>diese uber die achtzich und mehr jahren verwuestete und<br>ruinirte Collegiatkirche aus ihre selbst eigenen mittelen<br>zur ehren Gottes wiederaufferbauwen lassen.</center>
 +
 +
== Haar inschrijving in het Necrologium van Elten ==
 +
Abdis Maria Sophia is de laatste abdis die, in dit geval met een memorie, is ingeschreven in het [[Necrologium van Elten]]. De inschrijving op ''VII Idus Jan.'' (8 januari) luidt:
 +
 +
::''M[emoria] Rever[endae] et Illust[rissimae] Mariae Sophiae Abbatissae in Elten, Vrede et Borckhorst, nata Comitissa de Salm etc[etera] quae obiit 1674 8 h[uius] mensis. Quae contulit communitati praesentiarum pro anniversario 100 Thaleros Cliv[enses]. Item legavit 253 Th[aleros] et 10 Stuf[eri] pro 20 missis a die obitus infra octavam celebrandis excepta una, quae celebrabitur in die omnium fideliter defunctorum.
 +
 +
::Gedachtenis van de eerwaarde en meest doorluchtige Maria Sophia abdis in Elten, Vreden en Borghorst, geboren gravin van Salm enzovoorts, die overleed in 1674 op de 8e van deze maand. Die aan de presentie jaarlijks heeft gegeven 100 [[Kleef]]se daalders. Evenzo heeft zij 253 daalders en 10 stuivers bestemd voor 20 missen, opgedragen van de sterfdag tot de octaafdag, behalve één, die opgedragen zal worden op Allerzielen.
 +
 +
<small>"Presentie" is een voorlopige vertaling van ''communitati praesentiarum''. Net als in andere stiften was het gebruikelijk dat de stiftsdames een vergoeding (presentiegeld) kregen voor het bijwonen van herdenkingsmissen. Die presentiegeld werd beheerd en uitgedeeld door een presentiemeester(es).</small>
 +
 
==Bronnen==
 
==Bronnen==
# [http://genealogy.euweb.cz/salm/reiff2.html  Genealogie Reifferscheid]
+
*Op [http://books.google.com Google Books]:
# [http://www.guide2womenleaders.com/germany_ecclesiastical.htm Germany Ecclesiastical Territories (Geistliche Gebiete) ruled by women]
+
**''Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij'', N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 58, 62
# ''Elten die letzten 100 Jahre, 1897 - 1997'', Axmacher en Köster, ISBN 3-923692-20-X
+
**''Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom'', door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348
# ''Liber amicorum Raphaël de Smedt, 3, Historia'', Jacques Paviot, 2001, ISBN 978-90-429-1052-2
+
**''Die kirchenrechtliche Stellung der Äbtissin von Elten'' door Michael Freiherr von Fürstenberg in: ''Liber amicorum Raphaël De Smedt'', Leuven (2001), blz. 26–27
 +
*[http://genealogy.euweb.cz/salm/reiff2.html  Genealogie Reifferscheidt]
 +
*http://www.guide2womenleaders.com/germany_ecclesiastical.htm ''Germany Ecclesiastical Territories (Geistliche Gebiete) ruled by women'']
 +
*''Elten die letzten 100 Jahre, 1897 - 1997'', Axmacher en Köster, ISBN 3-923692-20-X
 +
*[http://www.archive.nrw.de ''Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland''] ''Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunden'' 1h, 322, 331, 332, 334
 +
 
 +
[[Categorie:Abdissen Stift Elten]] [[Categorie:Necrologium van Elten]]

Huidige versie van 26 apr 2019 om 15:53

Abdis van het Stift Elten

Maria Sophia van Salm-Reifferscheidt werd na het overlijden op 2 januari 1645 van haar voorgangster Agnes van Limburg Stirum gekozen tot tweeëntwintigste abdis van het Stift Elten. Vanaf 1669 was zij ook abdis van het Stift Vreden en vanaf een onbekend jaar van het stift Borghorst. Deze beide stiften lagen in Westfalen.

Abdis Maria Sophia werd op 21 maart 1620 geboren als tweede kind van Ernst Friedrich van Salm-Reifferscheidt en Maria Ursula van Leiningen-Dagsburg. Zij was met meerdere abdissen verwant. Haar moeders eerste echtgenoot Arnold II van Manderscheid-Blankenheim was een broer van Margaretha van Manderscheid-Blankenheim, de twintigste abdis, en de directe voorvader van nog vijf abdissen van Manderscheid-Blankenheim. Haar broer Erich Adolf was de voorvader van twee 18e-eeuwse abdissen van Salm-Reifferscheidt. Haar grootmoeder van vaderskant was Anna Maria van Limburg Stirum, een tante van haar voorgangster Agnes van Limburg Stirum.

Op 12 september 1647 ruilde zij met het echtpaar Cornelis Aeltszoon en Evertgen Everts een stuk land in Voorthuizen in de buurtschap Appel, kerspel Nijkerk. Deze buurtschap behoorde tot de bezittingen die Wichman IV van Hamaland overdroeg toen hij het Stift Elten in 967 stichtte.

Op 6 november 1668 stelde zij Maria Leopoldina van Oostfriesland-Rietberg aan als kanunnikes. Die werd daarmee de opvolgster van Sophia Magdalena van Salm-Reifferscheidt, die uittrad om te gaan trouwen. Abdis Maria Sophia was een tante van kanunnikes Sophia Magdalena. Kanunnikes Maria Leopoldina zou in 1686 trouwen met Oswald III van den Bergh.

De Wederopbouw van het Stift

De steen boven de hoofdingang van de Sint Vituskerk ter ere van de wederopbouw door abdis Maria Sophia van Salm-Reifferscheidt.

Op de Eltenberg zag abdis Maria Sophia zich geconfronteerd met een Stift dat door de Tachtigjarige Oorlog in de Nederlanden en de Dertigjarige Oorlog in Duitsland grotendeels verwoest was. Haar voorgangster Agnes van Limburg Stirum had enkele pogingen gedaan om de gebouwen te herstellen, maar werd daarbij voortdurend gedwarsboomd door oorlogshandelingen en politieke conflicten. Toen abdis Maria Sophia in 1645 aantrad, begon zij direct met de wederopbouw. Die kon pas goed op gang komen nadat in 1648 de vredesverdragen werden gesloten die samen bekend staan als de Westfaalse Vrede. In mei maakte de Vrede van Münster een einde maakte aan de Tachtigjarige Oorlog, en in oktober was ook de Dertigjarige Oorlog voorbij.

Naast de fysieke wederopbouw zorgde abdis Maria Sophia er ook voor dat de rechtspositie van het Stift hersteld en verstevigd werd. Al in 973 had keizer Otto II de stiftdames het recht gegeven om hun abdis te kiezen, onder voorbehoud van goedkeuring door de bisschop van Utrecht. Dit recht was in 1055 onder abdis Riclindis herbevestigd door paus Victor II. Echter, het bisdom Utrecht had in 1580 als gevolg van de Reformatie opgehouden te bestaan, zodat er geen formele goedkeuring meer verleend kon worden. Daarom verzocht Maria Sophia de paus in 1664 om het territorium van het Stift de status van immediatum te geven. Dit zou het Stift onder rechtstreeks pauselijk gezag stellen en de abdis de macht van een bisschop geven. Als argument haalde zij onder meer aan dat het Stift Essen dezelfde status had. Op 1 juli 1669 stond paus Clemens IX dit toe. In 1675 herbevestigde paus Clemens X dit besluit.

Op 12 november 1668, twintig jaar na de oorlog, leende abdis Maria Sophia 300 rijksdaalders aan Johannes Thoma zu Niel, die in 1667 pastoor en kanunnik in Hoog-Elten was geworden. Met dit geld kon hij zijn verwoeste pastorie in Kranenburg bij Kleef weer opbouwen. De oorlog had wijd en zijd vernielingen aangericht.

In 1670 begon abdis Maria Sophia ten slotte met de wederopbouw, of liever nieuwbouw, van de stiftskerk. Dit deed ze geheel op eigen kosten, en door de stichting van een fonds verzekerde ze ook dat toekomstige onderhoudskosten van de overige stiftsgebouwen gedekt waren. Dit fonds kon zij mede oprichten dankzij de medewerking van de Duitse keizer Leopold I (16401705). Om te voorkomen dat het Stift Elten onroerend goed, en daarmee inkomsten, zou verliezen, bepaalde hij op 25 september 1671 het volgende. Onderdanen van de abdis mochten hun onroerend goed alleen verkopen aan familieleden woonachtig in het rechtsgebied van het Stift. Als die familieleden niet wilden kopen, moest het goed aan de abdis verkocht worden. Bovendien kreeg de abdis het jus retractus, het recht eerder aan derden verkochte goederen terug te kopen.

In de oorkonde van keizer Leopold I staat opvallend genoeg dat de kerk van Hoog-Elten in comitatu Hameland ligt, in het graafschap Hamaland. Weliswaar is het Stift Elten een afscheiding van Hamaland, maar juist daarom heeft de kerk nooit in Hamaland gestaan. Hamaland hield in 1046 op te bestaan, maar in de administratie van de Duitse keizer is de naam blijkbaar bewaard gebleven, zodat hij zeshonderd jaar na de ondergang nog weer kon opduiken.

In 1667 liet haar zus Anna Salome ten westen van de kerk een nieuwe kosterij bouwen. Dit gebouw bestaat nog steeds en huisvest tegenwoordig het jezuïtische Stanislauscollege. Anna Salome was sinds 1646 abdis van het Stift Essen,maar vanaf 1654 was eveneens stiftsdame in het Stift Elten, en vanaf 1656 kosteres.

Maria Sophia zou de voltooiing van de kerk niet meer meemaken. Zij overleed 53 jaar oud op 8 januari 1674. De herbouw was toen al wel zo ver gevorderd dat zij in de kerk begraven kon worden.

Boven de hoofdingang van de kerk is door haar opvolgster Maria Francisca I van Manderscheid-Blankenheim een inscriptie aangebracht om haar inspanningen te eren. De tekst van de inscriptie luidt:

Anno 1670 haben die hochwürdigst
und hochgeborne Fürstinne und Frauw,
Fraw Maria Sophia von Gottes gnaden
zu Elten, Vreden und Borchorst, Äbtissin
geborne Graffin zu Salm und Reifferscheidt,
Fraw zu Betbuhr, Diick, Alffter und hackenbroich
diese uber die achtzich und mehr jahren verwuestete und
ruinirte Collegiatkirche aus ihre selbst eigenen mittelen
zur ehren Gottes wiederaufferbauwen lassen.

Haar inschrijving in het Necrologium van Elten

Abdis Maria Sophia is de laatste abdis die, in dit geval met een memorie, is ingeschreven in het Necrologium van Elten. De inschrijving op VII Idus Jan. (8 januari) luidt:

M[emoria] Rever[endae] et Illust[rissimae] Mariae Sophiae Abbatissae in Elten, Vrede et Borckhorst, nata Comitissa de Salm etc[etera] quae obiit 1674 8 h[uius] mensis. Quae contulit communitati praesentiarum pro anniversario 100 Thaleros Cliv[enses]. Item legavit 253 Th[aleros] et 10 Stuf[eri] pro 20 missis a die obitus infra octavam celebrandis excepta una, quae celebrabitur in die omnium fideliter defunctorum.
Gedachtenis van de eerwaarde en meest doorluchtige Maria Sophia abdis in Elten, Vreden en Borghorst, geboren gravin van Salm enzovoorts, die overleed in 1674 op de 8e van deze maand. Die aan de presentie jaarlijks heeft gegeven 100 Kleefse daalders. Evenzo heeft zij 253 daalders en 10 stuivers bestemd voor 20 missen, opgedragen van de sterfdag tot de octaafdag, behalve één, die opgedragen zal worden op Allerzielen.

"Presentie" is een voorlopige vertaling van communitati praesentiarum. Net als in andere stiften was het gebruikelijk dat de stiftsdames een vergoeding (presentiegeld) kregen voor het bijwonen van herdenkingsmissen. Die presentiegeld werd beheerd en uitgedeeld door een presentiemeester(es).

Bronnen

  • Op Google Books:
    • Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij, N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 58, 62
    • Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom, door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348
    • Die kirchenrechtliche Stellung der Äbtissin von Elten door Michael Freiherr von Fürstenberg in: Liber amicorum Raphaël De Smedt, Leuven (2001), blz. 26–27
  • Genealogie Reifferscheidt
  • http://www.guide2womenleaders.com/germany_ecclesiastical.htm Germany Ecclesiastical Territories (Geistliche Gebiete) ruled by women]
  • Elten die letzten 100 Jahre, 1897 - 1997, Axmacher en Köster, ISBN 3-923692-20-X
  • Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunden 1h, 322, 331, 332, 334