Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Goris, Henricus: verschil tussen versies
k (interne link) |
k (Otten toegevoegd) |
||
Regel 14: | Regel 14: | ||
Henricus Goris werd begraven op het r.-k. kerkhof in Zeddam bij de andere priestergraven. Zijn graf is daar nog steeds, en niet lang geleden is het nog door zijn nabestaanden opgeknapt. | Henricus Goris werd begraven op het r.-k. kerkhof in Zeddam bij de andere priestergraven. Zijn graf is daar nog steeds, en niet lang geleden is het nog door zijn nabestaanden opgeknapt. | ||
+ | |||
+ | Zijn opvolger, [[Otten, Joannes Antonius|pastoor Otten]], kwam in januari [[1864]] naar Zeddam. | ||
== Bron == | == Bron == |
Versie van 3 okt 2010 om 15:20
Henricus Goris werd geboren te Huissen op 5 maart 1816 als zoon van Franciscus Wilhelmus Goris en Hendrina Valcks.
Hij bezocht het seminarie in 's-Heerenberg en werd op 16 december 1838 tot priester werd gewijd. Een van zijn leraren was Matthias Terwindt, aartspriester van Gelderland en voordien pastoor van Zeddam. Nadat Terwindt op 6 maart 1848 was overleden, werd Goris per 24 maart zijn opvolger.
Pastoor Goris trof de kerkelijke financiën van Zeddam in chaos aan en hij heeft zich zeer beijverd die weer op orde te krijgen. Daarbij kwam hij tot de ontdekking dat zijn voorganger Terwindt nooit was betaald. Het gevolg was dat het kerkbestuur een contract afsloot met de erfgenaam van Terwindt, die een jaarlijkse lijfrente van 155 gulden ontving.
Ook heeft hij zich sterk ingezet voor de verzelfstandiging van de parochie Azewijn, maar hierbij speelden wellicht ook andere belangen een rol dan die van de inwoners van Azewijn. In de jaren vijftig van de 19e eeuw werd namelijk de grindweg van Zeddam naar Terborg aangelegd, waarop bij Vinkwijk tol moest worden betaald. Zodra de plannen hiertoe bekend werden, schreef pastoor Goris op 8 april 1854 een brief aan het gemeentebestuur en vroeg om vrijstelling van tolbetaling. Hij of zijn kapelaan zou op weg naar Azewijn de tol minstens twaalf keer per week passeren, en dikwijls nog vaker, zodat tol betalen erg duur zou worden. Dit mede omdat het rijtuig altijd meteen terugging naar Zeddam, omdat het daar vanwege de uitgestrektheid van de parochie steeds beschikbaar moest zijn. Een paar uur later werd de pastoor of kapelaan dan weer opgehaald.
Het gemeentebestuur wees het verzoek af: er kon geen vrijstelling van tolbetaling verleend worden voor een tol dat er nog niet was. Een nieuw verzoek van 4 maart 1858 werd ook afgewezen, tot ongenoegen van de pastoor. Hij vond dit vooral onbillijk voor de boeren van Azewijn, die in de zomer klaver, haver, hooi, stro en ander materiaal voor het onderhoud van zijn paard kwamen brengen. Zij moesten voor hun hulp tol betalen.
Pastoor Goris heeft de oprichting van de parochie Azewijn niet meer meegemaakt, want hij overleed op 10 december 1863. Pas in 1867 werd Azewijn zelfstandig.
Pastoor Goris heeft geen wettig testament nagelaten, maar wel een laatste wilsbeschikking die hij op 10 juli 1862 zelf heeft geschreven in het bijzijn van Joannes Westerman, deken en pastoor van Didam. Naast zijn wettige erfgenamen gedacht hij de kerken van Zeddam en Azewijn, het fonds voor arme studenten en degenen die bij hem kapelaan of dienstbode waren geweest.
Henricus Goris werd begraven op het r.-k. kerkhof in Zeddam bij de andere priestergraven. Zijn graf is daar nog steeds, en niet lang geleden is het nog door zijn nabestaanden opgeknapt.
Zijn opvolger, pastoor Otten, kwam in januari 1864 naar Zeddam.
Bron
- Old Ni-js no. 76, blz. 25-26