Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Harten, Hendricus Theodorus van: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'thumb|right|400px|'''Bericht uit de ''Tilburgsche Courant'' van 8 januari 1905 '''Hendricus Theodorus van Harten''' wer…') |
k (link Swildens) |
||
| Regel 6: | Regel 6: | ||
Van Harten heeft de laatste anderhalve maand meegemaakt van het pastoraat van [[Nales, Johannes Theodorus|pastoor Nales]], die op 27 maart [[1905]] overleed. Daarna heeft hij nog ruim een jaar onder de nieuwe [[Münninghoff, Henricus Mathias Cornelius|pastoor Münnighoff]] gewerkt. | Van Harten heeft de laatste anderhalve maand meegemaakt van het pastoraat van [[Nales, Johannes Theodorus|pastoor Nales]], die op 27 maart [[1905]] overleed. Daarna heeft hij nog ruim een jaar onder de nieuwe [[Münninghoff, Henricus Mathias Cornelius|pastoor Münnighoff]] gewerkt. | ||
| − | Van Harten vertrok op 11 juli [[1906]] naar Amersfoort. Zijn opvolger in 's-Heerenberg was [[ | + | Van Harten vertrok op 11 juli [[1906]] naar Amersfoort. Zijn opvolger in 's-Heerenberg was [[Swildens, Johannes Josephus|kapelaan Swildens]]. Eind [[1909]] werd hij benoemd tot pastoor in Barger-Oosterveld (Dr.). |
<br clear=all/> | <br clear=all/> | ||
{| | {| | ||
Versie van 27 mei 2011 om 13:34
Hendricus Theodorus van Harten werd op 29 oktober 1873 geboren in Oldenzaal.
Komende uit Hoogland werd hij op 9 februari 1905 kapelaan van de Pancratiuskerk in 's-Heerenberg. Hij kon twee maanden ingewerkt worden door zijn voorganger kapelaan Schaars, die op 14 april van dat jaar naar Schalkwijk vertrok.
Van Harten heeft de laatste anderhalve maand meegemaakt van het pastoraat van pastoor Nales, die op 27 maart 1905 overleed. Daarna heeft hij nog ruim een jaar onder de nieuwe pastoor Münnighoff gewerkt.
Van Harten vertrok op 11 juli 1906 naar Amersfoort. Zijn opvolger in 's-Heerenberg was kapelaan Swildens. Eind 1909 werd hij benoemd tot pastoor in Barger-Oosterveld (Dr.).
Bronnen
- Bevolkingsregister Bergh
- Historische kranten
- Old Ni-js no. 38, blz. 66
