Beerling, Hendrik

Hendrik Beerling, gedoopt door de dominee in 's-Heerenberg op 29 mei 1687 als Henricus Beerlinck, was een zoon van Hendrick Beerlinck en Maria Engels.

Hendrik vertrok op 17 oktober 1722 als constapelsmaat voor de VOC-kamer van Amsterdam met de Mijnden naar Batavia. Een constapelsmaat was een assistent van de constapel, de man die verantwoordelijk was voor de kanonnen en andere wapens aan boord.

De Mijnden kwam op 4 maart 1723 op Kaap de Goede Hoop, maar toen het schip 31 maart zijn reis vervolgde, bleef Hendrik achter en zette zijn reis pas op 28 juni voort met de Vaderland Getrouw van de VOC-kamer van Zeeland. Deze datum, 28 juni 1723, is toevallig of niet, dezelfde datum waarop Willem Beerling van de Kaap vertrok. Waren Hendrik en Willem Beerling familie van elkaar; misschien zelfs broers? Hierover bestaat nog geen duidelijkheid. Mogelijk heeft Hendrik geprobeerd op het schip van Willem aan te monsteren, maar toen dit niet lukte, kon hij terecht op de Vaderland Getrouw, die tegelijk met de Noordbeek van Willem de Kaap verliet. Ze hebben in ieder geval een heel stuk samen op kunnen varen, want hun schepen bereikten Batavia met slechts twee dagen verschil.

De Vaderland Getrouw kwam op 31 augustus aan in Batavia, waar Hendrik bleef tot 25 november 1723. Op die dag begon hij met de Westerdijkshorn aan de terugreis. Dit schip voer net als de Mijnden voor de VOC-kamer van Amsterdam. De Westerdijkshorn lag van 8 maart tot 2 april 1724 bij Kaap de Goede Hoop, en kwam op 5 juli 1724 aan op de rede van Texel. Kort daarna heeft Hendrik de VOC-dienst verlaten.

Bron

• VOC-archief
• Doopboeken van 's-Heerenberg