Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Terwindt, Matthias
Inhoud
Priester, president en pastoor
Matthias Terwindt werd geboren in Pannerden op 11 september 1784 als zoon van Theodorus Terwindt en Joanna Leenders.
Hij volgde zijn lagere studies aan het Gymnasium Nepomucenum in Coesfeld in het Münsterland. Vervolgens studeerde hij vanaf 1 oktober 1806 aan het grootseminarie in 's-Heerenberg. Hier behaalde hij zulke goede resultaten dat hij al in januari 1808 tot professor in de filosofie werd benoemd. Zijn wijdingen tot subdiaken, tot diaken en ten slotte tot priester vonden plaats in Grave. Dit gebeurde in een tijdsbestek van nog geen twee weken, namelijk op 6, 10 en 17 augustus 1809.
In oktober 1811, bij de aanvang van het nieuwe studiejaar, werd hij president van het seminarie in 's-Heerenberg. Eind 1827 werd hij tevens pastoor van de parochie Zeddam als opvolger van pastoor Klein Tünte. Op 7 december 1827 werd hij plechtig ingehaald door zijn parochianen. Aanvankelijk vervulde hij een dubbel ambt, want hij bleef nog president van het seminarie tot september 1828.
In 1830 was Terwindt op een bijeenkomst van notabelen in 's-Heerenberg een van de ondertekenaars van de stichtingsakte van de Maatschappij van Weldadigheid.
Restauratie van kerk en pastorie
Direct na zijn komst naar Zeddam hield hij zich bezig met de restauratie van de kerk. De zijbeuk aan de noordkant werd vervangen door een groter zijschip en het dak werd verbeterd. Ook liet hij de oude houten pastorie, die zo'n negentig jaar eerder door zijn voorganger pastoor Werneri was gebouwd, afbreken en vervangen door een bakstenen huis. Deze nieuwe pastorie heeft er tot het eind van de twintigste eeuw gestaan.
In 1834 was de restauratie klaar. Terwindt liet bij de ingang een gedenksteen aanbrengen met een Latijns opschrift dat betekent dat hij de verbouwing zelf had betaald:
M. TerWInDt, Pastor
Inderdaad heeft hij 25.000 gulden uit eigen zak bijgedragen. Daarnaast waren er nog de 2.000 gulden rijkssubsidie die zijn voorganger Klein Tünte had gekregen. Mogelijk zijn er nog meer middelen te besteden geweest.
Aartspriester van Gelderland
Op 23 mei 1834 werd Terwindt benoemd tot aartspriester van Gelderland als opvolger van Joannes Gerritsen. De zetel van de Gelderse aartspriester was Arnhem, maar Terwindt bleef tevens pastoor van Zeddam en woonde als zodanig ook daar.
Reeds als president van het grootseminarie had Terwindt in 1819 geprobeerd in 's-Heerenberg ook een kleinseminarie te stichten. Dit was toen mislukt, niet alleen omdat hij de huur van de beoogde gebouwen niet voor elkaar kon krijgen, maar ook omdat de aartspriester van Utrecht kort tevoren in Culemborg al een kleinseminarie had geopend. Dit moest in 1825 op grond van een regeringsbesluit gesloten worden, waarna het jarenlang onmogelijk was nieuwe seminaries te stichten. Toen rond 1835 de lucht weer was opgeklaard, vroegen zes aartspriesters toestemming aan de regering om een kleinseminarie te openen. Terwindt en zijn collega van Salland-Drente wilden het in 's-Heerenberg hebben, maar het werd Culemborg. Daar werd het oude kleinseminarie op 22 januari 1841 heropend. De regering had als voorwaarde gesteld dat het 's-Heerenbergse grootseminarie naar Culemborg zou verhuizen, maar na strubbelingen waarbij onder meer Terwindt oplossingen heeft voorgesteld, werd het grootseminarie in 1842 overgebracht naar Warmond bij Leiden.
In 1841 werd aartspriester Terwindt benoemd tot ridder in Orde van de Nederlandse Leeuw.
Terwindt bleef tot zijn dood in functie. Hij overleed op 14 februari 1848 in Zeddam en werd daar vier dagen later begraven. Zijn opvolger als pastoor van Zeddam was pastoor Goris, terwijl de Arnhemse pastoor Joannes Willemsen hem als aartspriester opvolgde.
Op 27 en 28 maart 1848 werd de inboedel van Matthias Terwindt in het openbaar verkocht door de Gendringse notaris Kolfschoten.
In Zeddam is een straat naar hem genoemd.
Krantenknipsels
Deze berichten in verband met het overlijden van Matthias Terwindt verschenen in de Arnhemsche Courant; de overlijdensadvertentie op 5 maart 1848, de andere twee op 21 maart.
De overlijdensadvertentie werd geplaatst door zijn neef (oomzegger) H.J. Terwindt, die van 1830 tot 1836 kapelaan was bij zijn heeroom in Zeddam.
Bronnen
- Het boek Hofman in Azem van 't Hof tot heden, blz. 482
- Inventaris van de archieven van de aartspriesters van de Hollandse Zending (1684) 1726-1853 (1927), H.L.Ph. Leeuwenberg en A.M.A. van Geloven, Inventarissenreeks van het Rijksarchief Utrecht, nr. 16 (1982)
- Genlias
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 245, 289, 292
- Historische kranten (o.a. "Het seminarie Culenborg" (sic), een paginagroot artikel in Het Centrum: dagblad voor Utrecht en Nederland van 15 mei 1920, blz. 16)
- Parochie Zeddam 1150-1975, blz. 46-48