Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Necrologium van Elten
Inhoud
Wat is het?
Het Necrologium van Elten is een 15e-eeuwse kalender in boekvorm waarin de namen van overledenen van het Stift Elten werden ingeschreven. Aan de hand van dit doden- of zielenboek kon het stift zijn overledenen op hun sterfdag herdenken. Een andere naam voor necrologium is liber memoriarum ofwel gedachtenisboek.
In de loop der eeuwen is dit necrologium meermaals opnieuw aangelegd. Hierbij werden alle gegevens uit een ouder (versleten) exemplaar overgeschreven in een nieuw exemplaar. Hoe vaak dit gebeurd is, kan niet meer achterhaald worden. In 1925 heeft Jan van Heek een Necrologium van Elten kunnen kopen van de Haagse uitgeverij Martinus Nijhoff. Dit maakt sindsdien deel uit van de kunstverzameling van Huis Bergh. Er zijn aanwijzingen dat zich in Moskou nog een exemplaar bevindt. Meer hierover is te lezen in de paragrafen Twee exemplaren en De verschillen.
Behalve een gedachtenisboek is het necrologium ook een heiligenkalender en een kalender van katholieke hoogfeesten. De heiligen en hoogfeesten werden al direct bij het maken van het boekwerk ingeschreven, waarbij tussen de dagen voldoende ruimte werd opgelaten om meerdere doden in te schrijven. In Van Heeks exemplaar zijn er zes dagen per bladzijde, in het andere exemplaar zijn het er vijf. Aan de naam van de overledene werd vaak aanvullende informatie toegevoegd, bijvoorbeeld namen van familieleden en de plaats waar ze begraven werden. Soms, maar lang niet altijd, werd het sterfjaar vermeld.
Het Necrologium van Elten is voor de Berghapedia van belang, omdat er telgen uit het geslacht van de graven van Hamaland in staan. Dit zijn onder meer de stichter van het stift Wichman IV van Hamaland, zijn dochter Liutgard, die de eerste abdis was, en zijn zoon Wichman, die als kind al is overleden. Ermgard van den Bergh uit het geslacht van de graven van Bergh was een andere abdis. Uit het necrologium kon een vrijwel volledige lijst van abdissen samengesteld worden.
Het dodenregister is in het Latijn geschreven, maar het wordt voorafgegaan door een aantal documenten die in het Middelnederlands zijn geschreven. Dit zijn de testamenten van de abdissen Lucia van Kerpen (overleden in 1433) en Elza van Holzate (overleden in 1402) en de kosteres Veronica van Lymborch, dochter toe Styrum (overleden in 1583). Hierna volgen twee overeenkomsten tussen abdis Veronica van Rijckestein en Wilhelm Beyer, en een overeenkomst tussen abdis Magareta van Manderscheid-Gerolstein en vier kanunniken.
Een lijst van pagina's waarvoor gegevens uit het Necrologium van Elten zijn gebruikt, kan gegenereerd worden door in de linker kolom onder Hulpmiddelen op de knop <Verwijzingen naar deze pagina> te klikken.
Hoe werkt het?
Een necrologium werkt op dezelfde manier als een verjaardagskalender. Beide zijn eeuwigdurend en vermelden daarom geen jaartallen; alleen is een necrologium voor sterfdagen in plaats van geboortedagen. Een ander verschil is dat de "voorgedrukte" (maar handgeschreven) informatie in een necrologium (althans in het Necrologium van Elten) uitgebreider is dan op een verjaardagskalender, waar doorgaans alleen de maanden en de dagen zijn voorgedrukt.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Abdis Liutgard, hierboven al genoemd, overleed op 22 oktober (vermoedelijk in 995, maar dat staat er in het necrologium niet bij). Zij staat inderdaad op de bladzijden van oktober vermeld, maar de dag is niet aangeduid met 22 maar met XIII. A. XI.
Het gulden getal geeft in het necrologium aan wanneer het volle maan is, maar meer algemeen is dit getal van belang voor het bepalen van de zondag waarop Pasen valt. Het is afgeleid van de 19-jarige maancyclus (de periode waarna de maan weer op dezelfde plaats aan de hemel staat) en varieert van 1 tot 19. Het gulden getal XIII geeft aan dat Liutgards sterfdag in elk dertiende jaar van de maancyclus samenvalt met volle maan. Het necrologium is dus ook een maankalender. | |
De zondagsletter geeft aan welke dagen op zondag vallen. Om de zondagsletter te bepalen worden de dagen van het jaar gemerkt met de letters A t/m G, te beginnen met de A voor 1 januari, dan de B voor 2 januari en zo verder tot de G voor 7 januari, waarna op 8 januari de A terugkomt, op 9 januari de B, enzovoorts tot het einde van het jaar. Valt in een bepaald jaar 1 januari op zondag, dan is voor dat jaar de A de zondagsletter. Alle dagen in het necrologium gemerkt met een A vallen in dat jaar op zondag. Bij Liutgards naam staat een A, dus haar sterfdag is een zondag als de A de zondagsletter is. Haar sterfdag valt op zaterdag als de B als zondagsletter, op vrijdag als de C de zondagsletter is, enzovoorts. Voor schrikkeljaren geldt een wat ingewikkelder systeem, maar het principe is gelijk. | |
De eigenlijke datum aangegeven volgens de Romeinse dagtekening. Die is ingewikkelder dan het tegenwoordige "5 maart" of "19 juli". Wij tellen vanaf één punt – het begin van de maand – vooruit, maar de Romeinen telden vanaf drie vaste punten áchteruit. Dit deden ze - vanaf de kalenda ofwel de eerste dag van de maand terug de vorige maand in tot aan de idus. Het woord kalender is afgeleid van kalenda. |
Ermgard van den Bergh, hierboven al genoemd, overleed in juli op . c. VIII. Op haar sterfdag is het blijkbaar nooit volle maan, want er wordt geen gulden getal vermeld. De zondagsletter is C. Zij overleed acht dagen voor 1 augustus, wat met de begin- en einddag meegeteld gelijk staat met 26 juli.
Twee exemplaren
Van het 15e-eeuwse Necrologium van Elten zijn (minstens) twee exemplaren bewaard gebleven. Zoals hierboven al vermeld, bevindt het exemplaar dat Jan van Heek in 1925 heeft kunnen kopen zich in de kunstverzameling van Huis Bergh. Het is aangelegd ten tijde van abdis Agnes van Bronckhorst (1443–1475).
Het andere exemplaar is wat eerder aangelegd, maar wel gelijktijdig met dat van Van Heek bijgehouden. De Leidse hoogleraar theologie Nicolaas Christiaan Kist (1793–1859) heeft het in augustus 1842 in Emmerik gekocht, toen daar de nalatenschap werd geveild van de laatste stiftsdame, Christina van Salm-Reifferscheidt-Bedburg. Zij was op een paar dagen na 69 jaar oud toen zij op 8 april 1842 overleed. Het stift was al in 1811 opgeheven.
In de veilingcatalogus werd het necrologium opgevoerd onder nummer 364:
- Ein altes auf Pergament geschriebenes Buch ohne Titel, es fängt mit Pag. 1 so an: Inden jaer ons heir dusent vier hondert drie en viertich des derden daghes von der maent January sturff vrou lucia van Kerpen abdiss deser werlicker kercken van Elten etc. fol. ldb.
Naast het necrologium kocht Kist ook nummer 363, beschreven als:
- Dit sint die Renten ende die guede Tynsman ende Dynstman der Abdien van Eten.
- Dit sint die Renten ende die guede Tynsman ende Dynstman der Abdien van Eten.
Dit was een tijnsboek, waarin de tijns of cijns werd ingeschreven. De tijns was de pacht die bewoners van Eltense bezittingen moesten betalen voor het gebruik voor grond, huizen, molens, boerderijen en dergelijke, en ook voor rechten als jacht- of visrecht. In 1853 publiceerde Kist Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, waarin hij beide boeken uitgebreid beschrijft.
Na de dood van Kist in 1859 werden zijn necrologium en tijnsboek door een buitenlandse koper gekocht – naar verluidt door de Russische regering. In elk geval heeft de Belgische germanist Willem De Vreese (1869–1938) het tijnsboek in 1910 gezien in het archief van het Russische ministerie van buitenlandse zaken. De Vreese was in Moskou in het kader van zijn speurtocht naar werken in het Middelnederlands, die hij van plan was in een groot werk te verzamelen en te beschrijven. Of hij in Moskou het necrologium ook gezien heeft, is niet bekend, zodat onzeker is of het zich daar (nog) bevindt.
De verschillen
Professor Kist is de enige die zijn exemplaar van het necrologium heeft kunnen bestuderen. Sinds zijn dood heeft zich niemand gemeld die beweert het boek gezien te hebben. Zolang het nergens opduikt, is Kists beschrijving daarom de enige die er van dit exemplaar is. In zijn boek is een facsimile opgenomen van de eerste bladzijde van het necrologium, zodat men zich althans een indruk van het handschrift kan vormen.
Jan van Heek heeft zijn exemplaar al kort na de aankoop beschikbaar gesteld aan de jurist en archivaris Robert Fruin (1857–1935). Fruin heeft het vergeleken met Kists beschrijving van het andere exemplaar en zijn bevindingen in 1926 onder de titel De kalender der Eltensche abdij gepubliceerd in het Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht.
Fruin vond een aantal verschillen tussen de twee exemplaren, waarbij hij een slag om de arm houdt, omdat hij het origineel van Kists exemplaar niet kon inzien, behalve de eerste bladzijde daarvan. Al bij vergelijking daarvan met de eerste bladzijde van Van Heeks exemplaar kon Fruin vaststellen dat Kist bij zijn beschrijving fouten heeft gemaakt. Op grond hiervan is Fruin niet overtuigd van de betrouwbaarheid van Kists werk. Zo maakte Kist fouten in het Latijn, die hij, ook als hij letterlijk citeerde, op zijn minst had moeten becommentariëren. Hetzelfde geldt voor dagen die bij Kist ontbreken, maar in Van Heeks exemplaar wel opgenomen zijn. Het overgrote deel van Fruins artikel van veertig pagina's is een vergelijking van de heiligenkalenders in de twee necrologia gevolgd door mogelijke verklaringen voor die verschillen. Aan het dodenregister besteedde Fruin verder weinig aandacht.
Al eerder dan Kist en Fruin heeft W.A van Spaen rond 1800 kunnen beschikken over gegevens uit het Necrologium van Elten. Hij heeft echter geen inzage gehad in een van de originelen, maar de Eltense amptman Van der Sandt had hem een uittreksel gegeven. Aangenomen kan worden dat Van der Sandt dat zelf had geschreven, maar onduidelijk is of hij letterlijk heeft overgeschreven (en zo ja, deed hij dat dan foutloos?), of naar eigen inzicht heeft geformuleerd. Vergelijking van een citaat uit dat uittreksel met de transcriptie van Kist laat evenwel verschillen zien. Dit kan betekenen dat Van der Sandt niet het exemplaar van Kist, maar dat van Van Heek heeft gebruikt. Het betreft het overlijden van Wichman V, hierboven al genoemd, op Kal. Aug. (1 augustus). Van der Sandt spelt het Latijnse woord voor graf als sepulcrum, terwijl Kist sepulchrum schrijft.
Hoe ziet het eruit?
Het Necrologium in de kunstverzameling van Huis Bergh is nog vrijwel volledig intact; alleen de rug is ooit gerestaureerd. Aan de achterkant (het achterplat) van de boekband is een ketting bevestigd waarmee het boek aan een lessenaar of lectrijn kan worden vastgelegd. Dit moest diefstal voorkomen, want handgeschreven boeken waren uniek en daarom veel meer waard dan de latere gedrukte boeken. Ze werden ook niet staande naast elkaar bewaard, maar plat naast elkaar op een lectrijn, zodat ze altijd klaarlagen om gelezen te worden. Of, in het geval van het necrologium, een overledene in te schrijven.
De boekband van bruin bewerkt leer is op het voorplat beslagen met vier koperen knoppen en op het achterplat met zes knoppen. De ketting aan het achterplat is hierboven al genoemd. Op de hoeken zitten hoekbeschermingen. Met twee sloten kan het boek letterlijk op slot gedaan worden.
Bronnen
- Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij, N.C. Kist; Leiden (1853)
- Het necrologium van Elten door Mr A. P. van Schilfgaarde in De Liemers. Gedenkboek Dr J. H. van Heek, blz. 68–71
- De kalender der Eltensche abdij door R. Fruin in het Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, deel 52 (1926), blz. 174–213
- Het Necrologium van Elten in de Collectie Gelderland
- Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland, W.A van Spaen, Utrecht (1801), blz. 67, 72
- Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis, blz. 121
- Op Wikipedia:
- Golden number met een afbeelding van een oude kalender met gulden getallen, zondagsletters en Romeinse datums
- Zondagsletter
- Romeinse kalender