Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Roukens, Johan Michiel

Uit Berghapedia
Versie door BenninkR (overleg | bijdragen) op 12 dec 2024 om 21:29 (Bronnen: link)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Een vooraanstaande Nijmegenaar

Johan Michiel Roukens, wiens tweede voornaam ook als Michael en Michel voorkomt, werd in 1702 geboren als telg van een vooraanstaand Nijmeegs geslacht. Veel van zijn leden bekleedden hoge posten in het bestuur van de stad en elders. Johan Michiel was raadslid en twee maal schepen van zijn geboortestad. Hij was getrouwd met Agneta Jannetta Verspijck.

Eind 1747 maakten Roukens en zijn vrouw een angstaanjagende gebeurtenis mee, die had te maken met de benoeming van stadhouder Willem IV in mei van dat jaar. Lang niet iedereen was het met die benoeming eens, en om een of andere reden zagen sommigen Roukens als leider van de tegenstanders. Een onrustige groep prinsgezinde Nijmegenaren bestormde daarom op 12 december 1747 Roukens' huis aan de Ridderstraat in Nijmegen. Zijn vrouw was enkele weken tevoren bevallen en lag nog in het kraambed, maar dat kon de meute niet tegenhouden. Het echtpaar moet doodsangsten hebben uitgestaan, maar als door een wonder stak er plotseling zo'n hevige storm op, gepaard gaande met zware slagregen, dat de belagers op de vlucht sloegen.

Gevolmachtigde van de Dolle Graaf

Niet lang daarna, in de jaren vijftig van de achttiende eeuw, was Roukens gevolmachtigde van graaf Johan Baptist, de Dolle Graaf. Deze functie was ingesteld in verband met de (vermeende) geestelijke toestand van de graaf. Roukens is op zijn laatst in juli 1751 aangesteld, want hij wordt als zodanig genoemd in de recessen van de Landdag van Gelderland in Arnhem van 30 juli 1751. Op 17 oktober 1754 noemt deze bron hem voor de laatste keer.

Uit de recessen blijkt dat Roukens' bemoeienissen met de Landdag zaken betrof waarvan men kan verwachten dat de graaf die zelf ter hand zou nemen. De eerste vermelding van 1751 betreft een verzoek om schadevergoeding voor de vernieling veroorzaakt door de aanleg van een dijk in de uiterwaarden bij Pannerden. Deze dijk moest de stroming van de Nederrijn en IJssel verbeteren. Een verzoek drie jaar later (op 13 juni 1754) de Ossenwaardsche Dam te mogen herstellen, hield mogelijk verband met de vernieling van 1751.

De laatste vermelding van Roukens in de recessen houdt verband met een proces tegen de erfgenamen van wijlen rentmeester Frans Anton van Eppeln en zijn weduwe Maria Anna van Bach om de brand op Huis Bergh in 1735.

In april 1754 gaf graaf Johan Baptist toestemming om het water van de oude Ulftse Meulenbeek te gebruiken om de watermolen van een ijzerhut (hoogoven) aan te drijven. Een maand later richtte de graaf, samen met Roukens alsmede J.H. Bögel, landdrost van Wisch, en Carl Henning, rentmeester van Gendringen, Etten en het Berghse deel van Wisch, de Sociëteit voor de Exploitatie van de IJzerhut op. Roukens werd voor 25 procent medeëigenaar. Deze ijzerhut is de voorloper van de DRU.

Roukens overleed in 1772.

Bronnen