Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Heinink, Johannes Lambertus Aloysius
Inhoud
Pastoor van Azewijn
Louis Heinink was de zevende pastoor van Azewijn. Hij werd geboren te Oldenzaal op 27 juni 1898 als zoon van Johannes Gerhardus Heinink en Johanna Hendrika Scholten.
Heinink was de opvolger van pastoor Büter. Hij heeft op de seminaries in Culemborg en Rijssenburg gestudeerd en is na zijn priesterwijding op 15 augustus 1922 kapelaan geweest in Spijk, IJsselstein (U) en Hilversum. In 1938 werd hij rector van het Leo Gesticht in Borculo, tot hij op 16 februari 1948 in Azewijn benoemd werd. Daar werd hij op 27 februari feestelijk ingehaald en door deken Van de Loo van Terborg geïnstalleerd.
Bouwpastoor tegen wil en dank
Bij zijn aantreden had pastoor Heinink slechts de beschikking over de noodkerk in de zaal van Alofs, omdat de kerk van Azewijn op 31 maart 1945 door terugtrekkende Duitsers in brand was gestoken. Kapelaan Brenninkmeyer had al de nodige voorbereidingen getroffen voor de herbouw van de kerk, en pastoor Heinink nam deze taak voortvarend over.
De bouw van de kerk werd gefinancierd uit fondsen voor oorlogsschade en diverse bijdragen uit de eigen parochie en ver daarbuiten. Zo was Azewijn als noodlijdende parochie via een regeling van het bisdom geadopteerd door de parochie van OLV van Altijd Durende Bijstand in Bussum. Dit hield in dat er in de kerk aldaar wekelijks voor Azewijn werd gecollecteerd. Als tegenprestatie ging pastoor Heinink regelmatig naar Bussum om er de mis op te dragen. Deze constructie heeft 10.000 gulden opgebracht.
Ook de parochianen van Azewijn deden hun best. In 1946 (dus nog in de tijd van pastoor Büter) stond de kermis in het teken van de nieuwbouw, waarbij demonstraties van de ruiterverenigingen uit Netterden en Etten 800 à 900 gulden opleverden. Een fancy-fair die op 17, 18 en 19 mei 1947 werd gehouden, bracht zesduizend gulden op. Ook op particuliere feesten en partijen werd vaak voor de nieuwe kerk gecollecteerd. Uiteindelijk was de het benodigde bedrag van ruim 200.000 gulden bij elkaar. De bouw begon in de tweede helft van 1950 en op zondag 23 december 1951 werd de nieuwe kerk ingewijd, net op tijd voor Kerstmis.
Op dat moment was het laatste nummer van Azem's Nieuws alweer een tijdje geleden verschenen, maar ook hieraan heeft pastoor Heinink meegewerkt. Niet, zoals zijn voorganger Büter als lid van de ereraad, maar samen met meester Hondtong als "gewoon" redactielid. De ereraad was na het overlijden van pastoor Büter blijkbaar opgeheven.
In een van zijn eerste bijdragen deed Heinink verslag van de bouwplannen. Hij begon met de woorden: Jullie (de jongens in Indië dus) zullen wel nieuwsgierig zijn naar het nieuws over de opbouw van onze kerk. Dat is normaal en heel goed te verklaren omdat de Azewijners Katholieken zijn in merg en been en hun belangstelling altijd uitging naar de prachtige toren, waar ze trots op waren. In de kop van Azem's Nieuws prijkte inderdaad een afbeelding van de oude kerk; aanvankelijk een tekening, later een foto. Interessant in het verslag van pastoor Heinink is zijn melding dat de nieuwe toren een zadeldak zou hebben en dat de oude buitenmuren zouden blijven staan. Dit laat zien dat het verslag voor de aanvang van de bouw is geschreven op basis van voorlopige plannen, want de nieuwe toren heeft geen zadeldak en de oude muren zijn niet blijven staan.
Behalve een kerk heeft pastoor Heinink ook een kleuterschool gebouwd, althans de eerste steen hiervan gelegd. Dat gebeurde op 7 augustus 1956 in aanwezigheid van onder anderen burgemeester De Leeuw en de wethouders Hendricksen en Schuurman. De kleuterschool werd op 17 september 1957 in gebruik genomen.
De secularisatie dient zich aan
Pastoor Heinink speelde nog een belangrijke rol in het verenigingsleven in het dorp. Zo was hij als geestelijk adviseur altijd aanwezig op zowel de bestuurs- als de ledenvergaderingen van de Azewijnse afdeling van de ABTB. Hij had dan altijd iets stichtelijks te zeggen. In de vastentijd bijvoorbeeld, spoorde hij de aanwezigen aan om ook door de week naar de kerk te gaan.
Ook anderszins hield hij de normen en zeden goed in de gaten. Toen in 1958 de dameshandbalvereniging De Vossen werd opgericht, had hij zo zijn bedenkingen tegen dames die zich in sportkleding op het voetbalveld vertoonden. Als compromis werd juffrouw Otten, de onderwijzeres, aan het bestuur toegevoegd. Zij zou de zedelijkheid in de gaten houden.
Op 28 augustus 1960 werd Heininks 12½-jarig jubileum als pastoor van Azewijn gevierd. Na de plechtige hoogmis kreeg hij een envelop met inhoud aangeboden, waaruit hij 75 gulden aan het kerkbestuur teruggaf voor de aanplant van een nieuwe heg om het kerkhof.
Op 8 oktober 1967 vierde Azewijn het 100-jarig bestaan van zijn parochie. Dat was tevens het jaar waarin de nieuwe tijd ook in Azewijn doordrong. Het oude kerkbestuur werd toen namelijk door ontevreden parochianen weggestemd. Zij accepteerden niet meer dat de dominante pastoor met een stelletje jaknikkers de dienst uitmaakte.
Oktober 1967 was sowieso een moeilijke maand voor pastoor Heinink, want toen werd carnavalsvereniging De Vossenjagers opgericht. Hij had er grote moeite mee het 40-urengebed, waarmee toen nog de vastentijd werd ingeluid, in te ruilen voor zoiets losbandigs als carnaval. Op de preekstoel sprak hij er openlijk schande van, maar hij kon het niet tegenhouden. Op 6 november 1967 werd het eerste bestuur van De Vossenjagers gekozen. Het enige probleem was toen nog de avondmis van half acht. De pastoor weigerde dat tijdstip te vervroegen, zodat er (weer) een compromis gesloten moest worden. De zaal zou om acht uur open gaan, maar de eerste Prins zou pas om elf over half negen komen. Het moge duidelijk zijn dat de pastoor zich als geestelijk adviseur van de Boerinnenbond zich meer op zijn gemak voelde.
Het doopboek
Het doopboek van Azewijn is slechts beschikbaar tot oktober 1951, dus van pastoor Heinink zijn alleen de doopinschrijvingen van zijn eerste vier jaren in te zien. Dat waren er 69. Bijzonderheden zijn vier kinderen die in nosocomio (in het ziekenhuis) geboren zijn, en daar gedoopt door een plaatselijke geestelijke. Drie kinderen kregen van vroedvrouw Like Wolswijk thuis een nooddoop (domi baptizata ab obstetrice Alida Grada Wolswijk) en ontvingen daarna van de pastoor het H. Vormsel, maar overleden kort daarna. Verder kreeg Heinink in 1966 een brief uit Australië, waarin hem werd verzocht het huwelijk van Wim Jansen in het doopboek bij te schrijven. Het is niet duidelijk of Wim zelf of met zijn ouders naar Australië is geëmigreerd, maar hij is op 19 juni 1943 in Azewijn geboren en op 21 mei 1966 in Terang in de staat Victoria getrouwd. Heininks opvolger zou nog meer van zulke brieven uit het buitenland krijgen.
Emeritaat
Na een lang pastoraat van 22 jaar (tot dan toe was alleen pastoor Hazelekke langer pastoor van Azewijn geweest) nam pastoor Heinink op 17 maart 1970 afscheid. Hij was toen 72 jaar. Hij werd opgevolgd door pastoor Van Hal.
Pastoor Heinink verhuisde naar bejaardencentrum Sydehem in Zeddam, waar hij kort voor zijn 88e verjaardag op 10 mei 1986 overleed. Op 14 mei werd hij begraven in Azewijn, waar zijn graf nog altijd te zien is.
Beeldmateriaal
Bronnen
- Azem van 't Hof tot heden, blz. 67-68, 239, 248, 268-269, 329-331, 334-336
- Parochiearchief Mattheüskerk in Azem van 't Hof tot heden, blz. 493-494
- Doopboek Mattheüskerk in Azem van 't Hof tot heden, blz. 469-472