Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Indiëdagboek Jo Berendsen, deel 1
Inhoud
Inleiding
Dit is een bewerking van het eerste Indiëdagboek van Jo Berendsen. Het bestrijkt de periode van 3 oktober 1946 tot 21 juli 1947 en is opgeschreven in een zakboekje. Het feit dat Jo voor zo'n klein formaat heeft gekozen, doet vermoeden dat hij niet van plan was lange verhalen op te schrijven, en inderdaad is het dagboek vrij summier van inhoud.
Aanvankelijk maakte hij dagelijks een korte aantekening van een paar trefwoorden of enkele losse zinnen in telegramstijl. Slechts af en toe vertelde hij in meer detail over bepaalde gebeurtenis. Vanaf maart 1947 tot het begin van de Eerste Politionele Actie op 21 juli 1947 schreef hij eens per maand een samenvatting van ongeveer één bladzijde.
Tijdens de Eerste Politionele Actie en daarna nog tot en met 16 augustus 1947 maakte Jo dagboekaantekeningen in een schoolschrift. Dit tweede dagboek is integraal te lezen op deze pagina.
De reis naar Indië
De inscheping - Nacht van 2 op 3 Oct.
Om 3 uur is het opstaan en begint de afmars, gaan met de trein naar Amsterdam. Om half vijf 's middags verlaat de Tegelberg de kade, worden toegejuicht, honderden mensen. De stemming is gedrukt. De Militaire Politie was rijk vertegenwoordigd. Om half 8 zijn we in de sluis bij IJmuiden, waar ook veel mensen staan. De hoge Heren begeleiden ons tot IJmuiden.
3 Oct. De Reis naar Indië
De zee is rustig. Varen in de Noordzee. Het eten is zeer slecht en heel weinig. De bemanning bestaat uit Brits-Indiërs. Eten is minder als OT.
Jo gebruikt hierboven de afkorting OT. Waarschijnlijk bedoelt hij hiermee de Organisation Todt.
Vervolgens is van dag tot dag de voortgang van de reis te volgen. Op 7 oktober passeerde de Tegelberg Gibraltar, en een dag later werd ter hoogte van Algiers de klok voor het eerst een half uur vooruit gezet. Op 13 oktober was het Suezkanaal gepasseerd en begon de snikhete vaart door de Rode Zee.
13 Oct. Zondag
Vanmorgen half 5 in de haven van Suez. Prachtig gezicht op de stad en hoge paarse rotsen. Om half negen weer vertrokken. Om 9 uur in de Rode Zee. De plaats Aynam Musa (oversteek Rode Zee). Eiland Mara 11.10 gepasseerd, 11.40 eiland Elim (11.40). Woestijngebied Sin (mannaregen). Om 16.20 berg Sinaï zichtbaar. Berg is 2212 m hoog.
Op 17 oktober begon de oversteek van de Indische Oceaan. De grootste hitte was voorbij, maar het eten, dat al niet best was, werd steeds slechter. Blijkbaar hadden ze bij Berendsen thuis een hond, want Jo schreef: Herta zou er niets van lusten.
In de ochtend van 24 oktober kwam Sumatra in zicht, en om elf uur lag de Tegelberg voor anker in de haven Sabang, de hoofdplaats van het eilandje We voor de noordkust van Sumatra. Hier konden de militairen voor het eerst sinds het vertrek uit Nederland van boord. Terwijl ze hun eerste stappen op Indische bodem zetten, maakten ze kennis met de prachtige natuur en zagen ze hoe de bananen en kokosnoten er langs de weg groeiden.
De Tegelberg zette zijn reis voort langs de westkant van Sumatra, want in de Straat van Malakka lagen nog zeemijnen. Op 26 oktober werd de evenaar gepasseerd, maar Jo vermeldt niets over een Neptunus-feest, dus dat gebruik zal pas later zijn ingesteld.
De volgende dag werd het schip ter hoogte van Benkoelen stilgelegd voor een indrukwekkende plechtigheid ter herdenking van de vele slachtoffers van de Junyo Maru. Dit Japanse schip vol krijgsgevangenen werd hier op 18 september 1944 getorpedeerd door een Britse onderzeeër. Hierbij is ook de ’s-Heerenbergse adjudant Benen verdronken, maar dit was Jo waarschijnlijk niet bekend. (Jo noemt in zijn dagboek de datum van 18 september 1942, maar gezien de plaats van de herdenking en het feit dat het zinken van de Junyo Maru een van de grootste scheepsrampen uit de geschiedenis is, kunnen we aannemen dat hij 1944 bedoelde.)
De aankomst en de eerste acties
Op 29 oktober 1946 kwam de Tegelberg aan in de haven van Tandjong Priok. 1-6 RVA werd ondergebracht in Meester Cornelis, even ten zuiden van Batavia. Op 3 november volgde overplaatsing naar Bekassi, ten oosten van Batavia op de grens van het Nederlandse bruggehoofd. Dit gebeurde nog zonder kanonnen; die zou 1-6 RVA pas midden november krijgen.
De omgeving van Bekassi was een onrustig gebied, waar zich veel strijders bevonden van de Laskar Rakjat en de ALRI. De Laskar Rakjat was een volksmilitie die al door de Japanners was opgericht; de ALRI was de Republikeinse marine van Soekarno. Al gauw ondernam 1-6 RVA zijn eerste actie.
12 Nov.
Vandaag patrouille door de kampong, met hulp van een spion, een inval gedaan in de huizen. Gevonden werden: Hollandse uniformen, rugzakken en een boek met namen van extremisten. 's Avonds gaan de eerste troepen (40 man) in stelling om de kampong liggen.
13 Nov.
In de ochtend om 4 uur gaan de overige manschappen van de A-batterij tot de aanval op de kampong over. Er kwamen geen extremisten de kampong uit. Uit een onderzoek bleek dat de extremisten verdwenen waren. Er werden nog enkele militaire kledingstukken gevonden.
De volgende morgen moest Jo naar een kazerne van de Aan- en Afvoertroepen, en daar trof hij zijn plaatsgenoot Gerrit Egging. Die avond was er een vrolijk afscheidsfeest, want op 15 november werd 1-6 RVA overgeplaatst naar Oedjoeng Menteng, waar de stellingen en kanonnen van de vertrekkende Brits-Indiërs werden overgenomen. Het was een oord midden in de rimboe, waar de afdeling in tenten was ondergebracht. De natte moesson was begonnen, dus het was er een grote modderpoel.
Regelmatig werden er in die tijd verdachte Indonesiërs opgepakt; tijdens patrouilles of bij controles, of door de wachtposten rond het kampement.
Op zondag 1 december ontmoette Jo in Batavia zijn plaatsgenoot Bernard Wassink. Twee dagen later werd een kampong bij Bekassi omsingeld, waarop enkele dagen van gevechten volgden. De kampong werd plat geschoten, en er werden 250 extremisten gevangen genomen en veel wapens buitgemaakt. Bij de tegenstander vielen vele doden, maar aan de Nederlandse kant raakten slechts zes soldaten gewond.
Op 8 december, een week na de eerste ontmoeting, was Jo weer in Batavia op bezoek bij Bernard Wassink. In de week daarna moesten de kanonnen van 1-6 RVA in actie komen bij gevechten die vier dagen duurden. Daarna vonden er regelmatig schermutselingen plaats. Deze toestand bleef doorgaan tot in het nieuwe jaar. Op nieuwjaarsdag 1947 schreef Jo in zijn dagboek: Hoe lang nog???
Meer acties en een moord
Het antwoord op die vraag was niet te geven, maar op 7 januari werd 1-6 RVA overgeplaatst naar Kebalen, dicht bij de frontlinie. Na een hopeloze reis die de hele dag duurde, werd het nieuwe kampement bereikt: een grote, kapotte fabriek. De afstand tot Batavia was echter nog steeds niet erg groot, want ook op zondag 12 januari kon Jo daar weer heen. Dit keer ontmoette hij er Willy Melgers, met wie hij naar de film ging in bioscoop Astoria.
De week daarop was er weer een actie.
17 Jan.
De acties zijn in volle gang, ook de A-batterij is uitgerukt. De vijand heeft een geweldige klap gekregen. Grote hoeveelheden munitie (Japans en Engels), tevens geweren, Tommy Guns en 1 zware Japanse boordmitrailleur. Onder de doden van de vijand 1 Japanse luitenant. De gehele kampong is grondig doorzocht (huiszoeking). Onze verliezen: geen doden, 5 gewonden.
Maar op zondag de 19e kon Jo toch weer met Willy Melgers naar bioscoop in Batavia. Kort daarop kon dat even niet meer, want op 25 januari 1947 vermeldt Jo’s dagboek dat de infanterie werd teruggeslagen door de TRI (het leger van Indonesië, dat sinds 3 juni 1947 tot op de dag van vandaag TNI heet), en een dag later hetzelfde: de infanterie voor Toedjoepoeloeh werd weer teruggeslagen. Pas op 28 januari werd de tegenstand gebroken. De artillerie had daarbij flink wat verschoten, want Jo moest twee dagen lang granaten rijden. Maar de zondag daarop, 2 februari, kon hij wel weer naar Willy Melgers in Batavia.
Op 8 februari werd er in de omgeving een Nederlandse motorordonnans overvallen en vermoord. Later die maand werd de moordenaar gegrepen. Jo beschreef hoe dat ging.
24 Feb.
De moordenaar van de motorordonnans bij Oedjoeng Menteng is op een zeer linke wijze ontdekt. Er werden er 2 van verdacht, die in een cel werden gestopt. Een inlandse spion van ons, liet zich een blauw oog slaan, en werd toen ook in die cel gestopt, die hevig op de Blanda's aan 't schelden ging, waarop er een toehapte en vertelde bij Oedjoeng Menteng een "Andjing Nica" te hebben vermoord!
In bovenstaand citaat is Blanda's een vernederlandsing van het Indonesische woord belanda: Nederland, of Nederlander(s). Andjing NICA was de bijnaam van Inf. V, het 5e infanteriebataljon van het KNIL. Andjing betekent hond en NICA staat voor Netherlands-Indies Civil Adminstration, een door de geallieerden opgezet ambtenarenapparaat dat in 1945 de terugkeer van het Nederlandse bestuur in Nederlands-Indië moest voorbereiden. Inf. V was eind 1945 ontstaan uit knokploegen van KNIL-militairen die Nederlanders en Nederlandsgezinden beschermden tegen het geweld van de nationalisten van Soekarno. Deze laatsten gaven die knokploegen de scheldnaam Nica-honden, ofwel Andjing Nica, waarop Inf. V deze aanduiding als erenaam heeft gekozen. De vermoorde motorordonnans kan tot Inf. V hebben behoord, hoewel dat in die tijd verder zuidelijk bij Bandoeng lag. Een motorordonnans kon lange ritten maken, maar het kan ook zijn dat de moordenaar de naam Andjing Nica voor alle KNIL-militairen gebruikte.
De stilte voor de storm
Het verhaal over de vermoorde motorordonnans is Jo's laatste dagboekaantekening uit de tijd dat hij elke dag wat schreef. Daarna maakte hij tot de Eerste Politionele Actie alleen maandelijkse samenvattingen. Daaruit blijkt dat het in die tijd rustig was in de streek waar 1-6 RVA lag. Zo rustig dat het moeilijk werd de afdeling zinnig bezig te houden.
Maart
Geen bijzonderheden. Er vinden geen gevechten meer plaats. Zijn er toevallig nog wat van de T.R.I. in de kampong, dan is de bevolking zo bij ons om dat te melden en worden ze vroegtijdig in de nek gegrepen.
Er is al weer grote vooruitgang waar te nemen, de kampongs worden opgeknapt, de bevolking verpleegt die ziek zijn en de sawahs [rijstvelden (red.)] weer bebouwt.
April '47
Enorme vlakten met rijst staan weer fleurig groen, een vooruitgang die van onschatbare waarde voor deze kampongbevolking is, in tegenstelling tot de tijd toen rampokkers 't gebied beheersten, en alles doodgeschoten werd, wat op 't land kwam. Ook worden de oogstfeesten in de kampongs weer gehouden, met 't salamatan en mooie dansen. De ingestelde kampongwacht loopt 's nachts door de kampong om indringers te snappen.
Het woord rampokkers is afgeleid van het Indonesische rampok, roven. Het is een term waarmee rovers, plunderaars of ook botweg iedereen die het tegen de Nederlanders opnam, werd aangeduid.
Een selamatan is een rituele maaltijd, in dit geval uit dankbaarheid voor de oogst.
Mei '47
Aangezien 't rustig is en er niks meer te doen is, hebben ze er de Holl. dienst maar ingevoerd, een keer of 10 appèl per dag, schoenen poetsen, iedere dag geweerinspectie, enz. Heb al strafexercitie gelopen, van 's avonds half 6 tot half 8, een week lang, 3 weken niet naar Batavia, iedere morgen om 6 uur geweerinspectie enz., enz.
Leve de vrijheid.
't Eten is zeer slecht, niks als vis, soms nog geen boter op 't brood. Maar in de kampong zijn kippen genoeg!
Juni '47
Ze weten van gekkigheid haast niet hoe ze ons zullen te pakken nemen. We zullen vertrekken naar Bekassi. Ik hoor bij de kwartiermakers. Op 24 juni vertrekt de hele batterij naar Bekassi.
Vanaf eind juni gingen er geruchten de ronde doen dat er "iets ging gebeuren". De Eerste Politionele Actie kondigde zich aan.
Bekassi, 24 Juni 1947
In Bekassi lijkt 't ook niet veel, maar we hebben 's avonds reuze lol in 't "hotel" "de zeven Tulpen".
De tijd in Bekassi wordt doorgebracht in koortsachtig tempo, er wordt hard gewerkt en vele andere onderdelen proppen zich op in Bekassi. Er schijnt wat te gaan gebeuren en in de eerste week van Juli dan heerst er een grote spanning, want 't zal gebeuren, maar deze keer gaat 't nog niet door.
Juli 1947
Na enige dagen van grote oefeningen en dan schijnt 't Vrijdagmiddag, de 19 Juli, weer op te laaien en alle voorbereidingen worden weer getroffen. De auto's worden nog eens nagezien, gecamoufleerd, radio's ingebouwd, granaten en benzine geladen. Na een spannende Zondagmiddag komt in de nacht van Zondag op Maandag 't bericht, 't is oorlog geworden, iedereen is druk, verbrandt wat geen waarde meer heeft en schrijft voorlopig nog gauw een laatste brief naar Holland. 't Is dus gebeurd en zullen we er tegenin, de eerste gedachte was raar, maar dat was gauw voorbij en toen we tegen het grauwe ochtendgloren de demarcatielijn te Bekassi overschreden, de eerste schoten waren gelost, toen was alles in beste stemming, op weg naar een onbekende bestemming. De eerste bruggen kwamen al toen we 3 km de grens over waren, de T.R.I. had z'n werk gedaan, de bruggen waren gesprongen, een brug werd gelegd. En zie de volgende brug daar waren zwarte gewapende soldaten de brug al weer aan 't maken, 't waren bondgenoten van ons, namelijk de Laskar Rakjat, die eerst samen was met de T.R.I., maar nu de spuiten had gedraaid en een dekkingsvuur voor ons gaven om een brug te slaan. Deze groep Laskar gaf zich met commandant over ter sterkte van 350, die voor ons uit bleven vechten en op onze wagens meereden.
De Laskar Rakjat, een volksmilitie die al tijdens de Japanse bezetting was opgericht, vocht aanvankelijk aan de zijde van Soekarno's troepen tegen de Nederlanders. Nadat zij (grotendeels) waren uitgeschakeld, werden enkele honderden Laskars aan Nederlandse zijde ingezet. Zij werden wel "HAMOTS" genoemd, Harer Majesteits Ongeregelde Troepen.
Op dit punt stoppen Jo's aantekeningen in het zakboekje dat hij als dagboek gebruikte. In een schoolschrift volgen daarna nog notities over de Eerste Politionele Actie en de dagen daarna tot zaterdag 16 augustus 1947. Volg onderstaande link naar deel 2 van zijn dagboek.