Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Reichenstein, Veronica van
Inhoud
Abdis van het Stift Elten
Veronica van Reichenstein was de achttiende abdis van het Stift Elten. Het begin en het eind van haar ambtsperiode zijn niet bekend, maar zij moet hebben geregeerd tussen het overlijden van haar voorgangster Elsa van Daun op 16 november 1518 en de verkiezing van haar opvolgster Magdalena van Wied-Runkel op 15 maart 1544.
Haar achternaam, voorafgegaan door "van" dan wel "von" komt ook voor als Richensteyn en in vernederlandste spellingen als Rickestein, Rickesteyn, Ryckenstein en Ryckensteyn.
Zij is als vierjarig kind al in het Stift opgenomen, maar heeft haar leven lang slechts acht gulden steun van haar familie ontvangen. Zij was schatbewaarster (thesauraria) van het Stift toen zij op 24 oktober 1511 bepaalde dat deze acht gulden na haar overlijden aan haar familie moest worden teruggegeven. De rest van haar nalatenschap vermaakte zij aan het Stift.
Familiebanden
Veronica van Reichenstein is de eerste Eltense abdis van wie de familiebanden konden worden nagegaan. Haar ouders waren Wilhelm II van Reichenstein en Katharina van Sayn-Wittgenstein, maar het is niet bekend wanneer zij werd geboren. Naast vijf broers had zij één zuster: Elisabeth, die een familieband legde met de graven van Bergh en met enkele opvolgsters van haar zus Veronica.
Elisabeth van Reichenstein trouwde in 1487 met Adolf van Limburg Stirum. Hun zoon Georg trouwde in 1539 met Ermgard van Wisch, die een dochter was van Walburg van den Bergh en Hendrik van Wisch. Dit huwelijk leidde tot de geboorte van twee toekomstige abdissen. Hun zoon Herman Georg was de vader van Agnes van Limburg Stirum, de eenentwintigste abdis, terwijl hun dochter Anna Maria de grootmoeder was van Maria Sophia van Salm-Reifferscheidt, de tweeëntwintigste abdis.
Brieven in het archief van Huis Bergh
Abdis Veronica komt vreemd genoeg niet voor in het Necrologium van Elten, maar het archief van Huis Bergh bewaart wel een aantal brieven van of aan haar. Zo is er uit haar tijd als schatbewaarster een brief van 19 december 1510 die zij samen met abdis Elsa van Daun aan graaf Willem III geschreven heeft. Hierin vroegen zij hem een van hun dienaren te begiftigen met een vicarie die in 's-Heerenberg was opengevallen. Als voorwaarde stelden zij dat de dienaar zich niet verplicht in 's-Heerenberg hoefde te vestigen. Graaf Willem antwoordde op 31 december dat vestiging in 's-Heerenberg juist wel een voorwaarde was. De begiftiging zal dus niet door zijn gegaan.
Uit het voorjaar van 1535 – toen zij al geruime tijd abdis was – dateert een brief van graaf Oswald II, waarin hij haar om uitwijzing vroeg van een moordenaar die zich op het grondgebied van het Stift zou bevinden. Op 26 mei antwoordde zij dat de moordenaar was uitgewezen.
In het voorjaar van 1541 ontving abdis Veronica een verzoek van Daem van den Bergh. Hij had hulp nodig om een leengoed bij Gendringen terug te krijgen dat zijn halfbroer graaf Oswald hem en zijn broer Hector had ontnomen. Zij stemde toe, maar wilde dat eerst een tweetal ambtenaren de graaf om zijn kant van het verhaal gingen vragen. Op 25 april liet graaf Oswald weten dat Daem en Hector zich ernstig tegen hem misdragen hadden, en dat hij niet van plan was het leengoed terug te geven. Hierop volgde een briefwisseling tussen Daem en ambtenaar Arnt van der Empel, waarna graaf Oswald op 24 juni in een brief aan abdis Veronica nogmaals liet weten het leengoed niet te zullen teruggeven. Vier dagen later schreef Daem haar een brief, waarin hij zich over het besluit van zijn halfbroer beklaagde. Abdis Veronica wist toen niets anders meer te doen dan Daem een afschrift van graaf Oswalds brief te sturen. Op 31 juli liet ambtenaar Arnt van der Empel nog aan Daem weten dat hij niet in de positie was graaf Oswald te dwingen het leengoed terug te geven. Het lijkt erop dat abdis Veronica's bemiddeling niet heeft mogen baten.
Het conflict met kanunnik Beyer
Eveneens in 1541 ontstond er een conflict tussen abdis Veronica en Willem Beyer, een van de vier kanunniken van het Stift. Het ging erom in welke volgorde de kanunniken elkaar zouden afwisselen bij het lezen van de Hoogmissen. Het was de gewoonte dat de beurt in volgorde van de oudste naar de jongste ging en dan van de jongste terug naar de oudste, zoals dat ook in de kapittels van Emmerik en Xanten gebeurde. Het conflict rees over de vraag wat de doen wanneer er na een overlijden een nieuwe kanunnik aantrad. Een uitgebreide tekst in het Middelnederlands die als bijlage in het Necrologium van Elten is opgenomen, doet verslag van deze affaire.
Bronnen
- Op Google Books:
- Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij, N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 57, 130–132
- Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom, door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348
- Archief Huis Bergh, Briefregesten 2747, 2748, 4301, 4302, 4686, 4687, 4690, 4692, 4693, 4700, 4703 en 4705
- Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunden 1d (1513–1519), 206 (24 oktober 1511) en 236 (26 juli 1534)
- Diverse genealogische websites