Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Straus, Harry: verschil tussen versies
(foto toegevoegd) |
k (correctie Geerling) |
||
Regel 34: | Regel 34: | ||
Harry Straus werd op 18 februari 1918 geboren als zoon van Benjamin Joseph Straus en Hedwig Levita. Zijn vader had een slagerij in de Kellenstraat en daar groeide Harry op met zijn beide zussen Sara en Bernhardine. Op 11 februari 1943 werden zijn ouders gedeporteerd naar Westerbork en van daar afgevoerd naar de gaskamers van het vernietigingskamp Auschwitz in Duitsland. Zij zijn nooit meer terug gekeerd en hun namen staan gebeiteld in de herdenkingsmuur van het oorlogsmonument De Goede Herder in ’s-Heerenberg. | Harry Straus werd op 18 februari 1918 geboren als zoon van Benjamin Joseph Straus en Hedwig Levita. Zijn vader had een slagerij in de Kellenstraat en daar groeide Harry op met zijn beide zussen Sara en Bernhardine. Op 11 februari 1943 werden zijn ouders gedeporteerd naar Westerbork en van daar afgevoerd naar de gaskamers van het vernietigingskamp Auschwitz in Duitsland. Zij zijn nooit meer terug gekeerd en hun namen staan gebeiteld in de herdenkingsmuur van het oorlogsmonument De Goede Herder in ’s-Heerenberg. | ||
− | [[Bestand:Harry Straus met vrouw Lidia en Aloys Geerling.JPG|thumb|left|400px|'''Harry Straus op 25 januari [[2004]] met zijn vrouw Lidia en | + | [[Bestand:Harry Straus met vrouw Lidia en Aloys Geerling.JPG|thumb|left|400px|'''Harry Straus op 25 januari [[2004]] met zijn vrouw Lidia en Alouis Geerling, neef van verzetsman [[Geerling, Bernardus Franciscus|Berend Geerling]].]] |
Harry en zijn beide zussen ontsprongen de dans omdat ze vanaf dat moment - tot aan de bevrijding in 1945 - ondergedoken zaten op de boerderij van de familie Joep en Aagje Garben in Azewijn. Deze familie behoorde tot een kleine verzetsgroep waarvan o.a. ook Teun Hettelaar en Berend Geerling deel van uitmaakten. Betty Straus heeft over die bijna twee jaar durende onderduiktijd het schitterende gedicht “Onze Cabine” geschreven, waarmee ze hun situatie in een vijftal coupletten heel helder hebben verwoord. | Harry en zijn beide zussen ontsprongen de dans omdat ze vanaf dat moment - tot aan de bevrijding in 1945 - ondergedoken zaten op de boerderij van de familie Joep en Aagje Garben in Azewijn. Deze familie behoorde tot een kleine verzetsgroep waarvan o.a. ook Teun Hettelaar en Berend Geerling deel van uitmaakten. Betty Straus heeft over die bijna twee jaar durende onderduiktijd het schitterende gedicht “Onze Cabine” geschreven, waarmee ze hun situatie in een vijftal coupletten heel helder hebben verwoord. |
Versie van 13 dec 2010 om 06:13
Harry Straus werd geboren op 18 februari 1918 als zoon van Benjamin Joseph Straus en Hedwig Levita.
In de oorlog heeft Harry, omdat hij jood was, vanaf 11 februari 1943 tot de bevrijding ondergedoken gezeten. In de nacht van 10 op 11 februari werden Harry's ouders opgepakt, maar hij en zijn zussen Bernhardine Else en Sara Betty hebben zich in het bos kunnen verstoppen. Vroeg in de morgen hebben zij zich bij de Korenhorst in Lengel gemeld, waar zij hulp kregen om onder te duiken. Harry's zussen gingen naar Dieren, terwijl hijzelf een paar dagen bij Koenders in Braamt onderdak vond, maar al gauw werd doorgestuurd naar Azewijn.
Aanvankelijk zat hij daar bij Frits Beyer ondergedoken, maar vanaf 10 januari 1944 verbleef hij bij Garben in een leegstaand pand. Daar werden zijn beide zussen korte tijd later ook ondergebracht. In het huis had Toon Tomberg een schuilhok gemaakt waar de onderduikers zich in geval van gevaar konden verstoppen.
Harry en zijn zussen kregen van allerlei klusjes te doen. Een daarvan was spinnen met een spinnewiel, wat hen door een neef van Joep en Ag werd geleerd, Alois Winters uit Wijnbergen.
Na de invasie in Normadië in juni 1944 luisterde Harry in het schuilhok naar een illegale radio. De rapporten die hij daarover schreef, werden 's morgens door Agnes opgehaald en lagen dan voor betrouwbare mensen ter inzage tussen het dubbele tafelblad bij Garben. Rond het middaguur werden de rapporten opgehaald door dokter Dael of zijn assistent en naar de pastorie in 's-Heerenberg gebracht.
In Azewijn heeft Harry het neerstorten van twee Vliegende Forten beleefd, op 4 januari 1944 en op 8 april 1944.
Een van de bemanningsleden van het toestel dat in januari neerstortte, de navigator Albert Stern, was in de richting van Gendringen geland en daar door behulpzame mensen aan het verzet in Azewijn overgedragen. Die avond is Harry er samen met verzetsman Teun Hettelaar op uit geweest om Stern te halen. Ze hadden echter moeite hem te vinden, en met z'n tweeën zwierven ze door de "reven", terwijl Harry de Stars and Stripes en een joods liedje floot on Stern te lokken. Stern was namelijk ook jood. Harry heeft aan Stern een levenslange vriend overgehouden.
In maart 1945 zat bij Harry ook de Italiaan Constantino Albanese ondergedoken. Harry was aanwezig bij diens overlijden op 18 maart.
Niet alleen Harry en zijn twee zussen, maar ook hun broer Joseph Straus heeft de oorlog overleefd.
Harry trouwde in 1950 met Alida van der Wiel. Na haar overlijden in 2005 leefde hij in zijn woonplaatst Ochten samen met een dochter van Nathan Mendels.
Harry overleed op 22 november 2010 op 92-jarige leeftijd. Ter gelegenheid hiervan schreef oud-burgemeester Van Breemen het onderstaande In memoriam. Het gedicht dat hij noemt, staat op de pagina van Betty Straus.
Op maandag 22 november jl. is op 92-jarige leeftijd de oud-’s-Heerenbergenaar Harry Straus overleden.
Harry noemde zich ‘de onderduiker van Azewijn’ en was na de 2e wereldoorlog één van de weinige overlevenden van de eens zo bloeiende Joodse gemeenschap in ’s-Heerenberg.
Harry Straus werd op 18 februari 1918 geboren als zoon van Benjamin Joseph Straus en Hedwig Levita. Zijn vader had een slagerij in de Kellenstraat en daar groeide Harry op met zijn beide zussen Sara en Bernhardine. Op 11 februari 1943 werden zijn ouders gedeporteerd naar Westerbork en van daar afgevoerd naar de gaskamers van het vernietigingskamp Auschwitz in Duitsland. Zij zijn nooit meer terug gekeerd en hun namen staan gebeiteld in de herdenkingsmuur van het oorlogsmonument De Goede Herder in ’s-Heerenberg.
Harry en zijn beide zussen ontsprongen de dans omdat ze vanaf dat moment - tot aan de bevrijding in 1945 - ondergedoken zaten op de boerderij van de familie Joep en Aagje Garben in Azewijn. Deze familie behoorde tot een kleine verzetsgroep waarvan o.a. ook Teun Hettelaar en Berend Geerling deel van uitmaakten. Betty Straus heeft over die bijna twee jaar durende onderduiktijd het schitterende gedicht “Onze Cabine” geschreven, waarmee ze hun situatie in een vijftal coupletten heel helder hebben verwoord.
Na de bevrijding was hij o.a. werkzaam bij Kelder Plastibox in Utrecht als directiemedewerker verkoop en de uitstekende relatie met zijn baas H. Kelder is ook na de verhuizing van dit bedrijf naar ’s-Heerenberg altijd blijven bestaan. Toen hij op 1 november 1950 trouwde met Alida van der Wiel (overleden in 2005) was zijn baas Henk Kelder dan ook als getuige aanwezig.
Harry voelde zich de representant van de verdwenen Berghse Joodse gemeenschap en onder het motto ‘dit mag nooit worden vergeten” was hij altijd aanwezig bij de dodenherdenking op 4 mei in ’s-Heerenberg en samen met hem en zijn vrouw ging ik dan naar het monument waarin de namen van zijn ouders stonden gegraveerd. Na afloop kwamen ieder jaar de herinneringen aan die voor hem zo verschrikkelijke tijd weer boven. Overigens heeft hij zijn herinneringen aan die tijd vastgelegd/ ‘ van zich afgeschreven’ in zijn boek ‘Azem, van ’t Hof tot heden’.
Samen met Harry - die zijn beschermers in Azewijn zo dankbaar was - heb ik in 1970 bij de Stichting 40-45 in Arnhem gedaan gekregen dat deze onbaatzuchtige familie Garben financieel ook werd ondersteund.
Harry Straus heeft er jaren aan gewerkt om de dankbaarheid naar zijn beschermers ook door de staat Israël te laten tonen en op 17 augustus 2000 ontvingen Berend Geerling en Teun Hettelaar uit Azewijn beiden – zij het postuum - de Yad Vashem onderscheiding. Het was een indrukwekkende ceremonie in het Berghse Stadhuis waarmee Harry Straus “iets terug kon doen” zoals hij toen zelf zei.
Wij zullen deze enthousiaste, markante man - deze onderduiker van Azewijn – node missen bij de jaarlijkse herdenkingen en danken hem voor hetgeen hij voor zijn Joodse gemeenschap nà die verschrikkelijke oorlog heeft betekend.
Met hem is een stukje geschiedenis met een blijvende impact heengegaan.
's-Heerenberg 25 november 2010
G.C.H. van Breemen, oud-burgemeester van Bergh
Bronnen
- Het dagboek van Harry Straus in Azem van 't Hof tot heden (blz. 374-423)
- Harry Straus