Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Stichting Huis Bergh: verschil tussen versies
(13 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | + | De '''Stichting Huis Bergh''', voluit de ''Stichting tot Instandhouding en Beheer der Goederen en Rechten van het Huis Bergh'', is opgericht op 5 april [[1946]]. | |
− | |||
− | + | Al in [[1916]], vier jaar na de aankoop, schreef [[Heek, Dr Jan Herman van|Jan van Heek]], dat hij [[Huis Bergh]] met alles wat erbij hoorde ([[Bergherbos|de bossen]], de landerijen, [[Archief Huis Bergh|het archief]], de inboedel en de [[Kunstverzameling Huis Bergh|kunstverzameling ]] die hij er bijeenbracht) voor de ondergang wilde behoeden en als historisch monument voor de toekomst bewaren. Alles moest ook na zijn dood als één geheel aan het nageslacht worden overgeleverd. Om dit te bereiken moest het in één hand blijven, want gezamenlijk bezit zou alleen maar tot "verwikkelingen" leiden. | |
− | + | ||
+ | Om dit te bereiken richtte Van Heek in [[1923]] de ''Naamlooze Vennootschap tot Instandhouding en Beheer der Goederen en Rechten van het Huis Bergh'' (N.V. Huis Bergh) op. Het besluit hiertoe werd mede ingegeven door de slechte relatie met [[Smit, Hermanus Johannes|burgemeester Smit]] en het [[Politiek|gemeentebestuur]] van [[Gemeente Bergh|Bergh]]. Als rijke bewoner van een groot pand werd hij voor een flink bedrag aangeslagen voor de gemeentelijke inkomstenbelasting. Die kon hij via de N.V. vermijden als hij er minder dan negentig dagen per jaar woonde. | ||
+ | [[Bestand:Logo Huis Bergh.png|right|200px]] | ||
+ | De constructie van een n.v. bleek niet te bevallen. Na familieoverleg, dat in [[1939]] begon, werd in [[1940]] besloten het bezit onder te brengen in een stichting. Door [[Brand Huis Bergh 1939|de brand]] van 1939 en [[Tweede Wereldoorlog|de oorlog]] duurde het tot 5 april 1946 voor de ''Stichting tot Instandhouding en Beheer der Goederen en Rechten van het Huis Bergh'' een feit was. Bij de omzetting van de n.v. in een stichting was medewerking van ambtenaren in Den Haag nodig, zodat het een geluk was dat [[Leeuw, Gerardus van der|dr. G. van der Leeuw]], die van [[1916]] tot [[1918]] [[Dominees|predikant]] in [['s-Heerenberg]] was geweest, de eerste naoorlogse minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen was. Van der Leeuw steunde Van Heeks plan en kon ook andere ministers tot medewerking bewegen. Van de kant van de gemeente Bergh was er geen tegenwerking, want de verstandhouding met [[Nederveen, mr. Alphons Joseph Marie|burgemeester Nederveen]] was goed. | ||
+ | |||
+ | Artikel 1 van de Stichting luidt: | ||
+ | ::'' Het doel der Stichting is het tot in lengte van Dagen ter plaatse en ongeschonden voor Nederland bewaren van al hetgeen tot het Huis Bergh behoort of daaraan in de toekomst zou worden toegevoegd, als historische monument en natuurreservaat'' | ||
+ | |||
+ | Het stichtingsbestuur bestaat uit vijf personen. Jan van Heek was hiervan voorzitter tot zijn dood in [[1957]]. Zijn weduwe heeft deze functie daarna tot [[1967]] bekleed. Sindsdien hebben leden van de familie Van Heek nog steeds zitting in het bestuur, maar niet meer als voorzitter. Wel is [[Heek,_Arnold_Albert_Willem_van|Arnold van Heek]] een tijdlang directeur van de Stichting geweest. | ||
+ | |||
+ | == Bron == | ||
+ | * [[Het oude kasteel herleefde]], blz. 82–87 | ||
+ | |||
+ | [[Categorie:Huis Bergh]] [[Categorie:Stichtingen]] [[Categorie:Heek, van]] |
Huidige versie van 16 dec 2020 om 10:02
De Stichting Huis Bergh, voluit de Stichting tot Instandhouding en Beheer der Goederen en Rechten van het Huis Bergh, is opgericht op 5 april 1946.
Al in 1916, vier jaar na de aankoop, schreef Jan van Heek, dat hij Huis Bergh met alles wat erbij hoorde (de bossen, de landerijen, het archief, de inboedel en de kunstverzameling die hij er bijeenbracht) voor de ondergang wilde behoeden en als historisch monument voor de toekomst bewaren. Alles moest ook na zijn dood als één geheel aan het nageslacht worden overgeleverd. Om dit te bereiken moest het in één hand blijven, want gezamenlijk bezit zou alleen maar tot "verwikkelingen" leiden.
Om dit te bereiken richtte Van Heek in 1923 de Naamlooze Vennootschap tot Instandhouding en Beheer der Goederen en Rechten van het Huis Bergh (N.V. Huis Bergh) op. Het besluit hiertoe werd mede ingegeven door de slechte relatie met burgemeester Smit en het gemeentebestuur van Bergh. Als rijke bewoner van een groot pand werd hij voor een flink bedrag aangeslagen voor de gemeentelijke inkomstenbelasting. Die kon hij via de N.V. vermijden als hij er minder dan negentig dagen per jaar woonde.
De constructie van een n.v. bleek niet te bevallen. Na familieoverleg, dat in 1939 begon, werd in 1940 besloten het bezit onder te brengen in een stichting. Door de brand van 1939 en de oorlog duurde het tot 5 april 1946 voor de Stichting tot Instandhouding en Beheer der Goederen en Rechten van het Huis Bergh een feit was. Bij de omzetting van de n.v. in een stichting was medewerking van ambtenaren in Den Haag nodig, zodat het een geluk was dat dr. G. van der Leeuw, die van 1916 tot 1918 predikant in 's-Heerenberg was geweest, de eerste naoorlogse minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen was. Van der Leeuw steunde Van Heeks plan en kon ook andere ministers tot medewerking bewegen. Van de kant van de gemeente Bergh was er geen tegenwerking, want de verstandhouding met burgemeester Nederveen was goed.
Artikel 1 van de Stichting luidt:
- Het doel der Stichting is het tot in lengte van Dagen ter plaatse en ongeschonden voor Nederland bewaren van al hetgeen tot het Huis Bergh behoort of daaraan in de toekomst zou worden toegevoegd, als historische monument en natuurreservaat
Het stichtingsbestuur bestaat uit vijf personen. Jan van Heek was hiervan voorzitter tot zijn dood in 1957. Zijn weduwe heeft deze functie daarna tot 1967 bekleed. Sindsdien hebben leden van de familie Van Heek nog steeds zitting in het bestuur, maar niet meer als voorzitter. Wel is Arnold van Heek een tijdlang directeur van de Stichting geweest.
Bron
- Het oude kasteel herleefde, blz. 82–87