Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Adam (Daem) van den Bergh: verschil tussen versies
k (link Schilfgaarde) |
k (→Bronnen: cat) |
||
Regel 12: | Regel 12: | ||
*''De inboedel van den Boetselaersborg te 's-Heerenberg in 1556'', [[Schilfgaarde, Mr. A.P. van|A.P. van Schilfgaarde]] in: Gelre, Bijdragen en Mededelingen 31 (1928), blz. 189-220 | *''De inboedel van den Boetselaersborg te 's-Heerenberg in 1556'', [[Schilfgaarde, Mr. A.P. van|A.P. van Schilfgaarde]] in: Gelre, Bijdragen en Mededelingen 31 (1928), blz. 189-220 | ||
− | + | [[Categorie:Landdrosten]] |
Versie van 13 nov 2016 om 11:17
Adam (Daem) van den Bergh werd rond 1500 geboren als onwettige zoon van graaf Willem III. Zijn moeder was de 's-Heerenbergse waardin Lyse Poer. Samen met zijn broer Hector, die dezelfde moeder had, werd hij in 1520 door zijn vader gewettigd.
In 1550 trouwde Daem met Walburg van Helmond, en in datzelfde jaar bouwde hij samen met Hector een huis in de stad, dat naar hem het Drost Daemenhuis werd genoemd. Daem was namelijk van 1534 tot 1536 landdrost van Bergh geweest.
De broers hebben helaas niet lang van hun huis kunnen genieten. Hector overleed in 1552 en Daem in 1555. Omdat zij geen nageslacht hadden, erfde graaf Oswald II het Drost Daemenhuis. In 1556, het jaar na het overlijden van Daem, werd er voor zijn weduwe Walburg een inventaris van de inboedel van de Boetselaersborg opgesteld, waarschijnlijk op aandringen van graaf Oswald II. Deze gedetailleerde lijst geeft een gevarieerd beeld van de meubels en de verdere inrichting van het huis op dat moment, inclusief kleding, sieraden, keukengerei en dergelijke. Walburg overleed overigens in 1559.
Later hebben onder anderen de landdrosten Hendrick van Zuylen en Willem Jacob van den Boetselaer er gewoond. Naar laatstgenoemde draagt het huis sinds 1632 de naam Boetselaersborg.
Bronnen
- Kastelen in Gelderland
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 467
- De inboedel van den Boetselaersborg te 's-Heerenberg in 1556, A.P. van Schilfgaarde in: Gelre, Bijdragen en Mededelingen 31 (1928), blz. 189-220