Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Herman van den Bergh (1558-1611): verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Bronnen)
k (Correspondentie met Willem van Oranje: 1559-1618)
Regel 26: Regel 26:
 
[[Bestand: Handtekeningen graven Bergh en Nassau.JPG|thumb|right|400px|'''De handtekeningen van de graven Herman, Frederik en Oswald van den Bergh en Willem Lodewijk, Jan VII en Georg van Nassau onder de hiernaast genoemde brief.'''<br/><small>Graven van den Bergh en van Nassau aan Willem van Oranje, 7-6-1574, De correspondentie van Willem van Oranje, brief nr.5681</small>]]
 
[[Bestand: Handtekeningen graven Bergh en Nassau.JPG|thumb|right|400px|'''De handtekeningen van de graven Herman, Frederik en Oswald van den Bergh en Willem Lodewijk, Jan VII en Georg van Nassau onder de hiernaast genoemde brief.'''<br/><small>Graven van den Bergh en van Nassau aan Willem van Oranje, 7-6-1574, De correspondentie van Willem van Oranje, brief nr.5681</small>]]
  
In de overgeleverde [[Willem van Oranje#Correspondentie met Willem van Oranje|correspondentie van Willem van Oranje]] bevindt zich één brief van Herman aan zijn oom. Hij heeft deze brief op 7 juni [[1574]] samen met zijn broers [[Frederik van den Bergh (16e eeuw)|Frederik]] en [[Oswald van den Bergh|Oswald]] en zijn neven Willem Lodewijk, Jan VII en Georg, zoons van oom Jan VI van Nassau, geschreven op Dillenburg, het stamslot van de Nassaus. Het is een bemoediging na de verloren Slag op de Mokerheide van 14 april 1574, waarbij zijn ooms Lodewijk en Hendrik van Nassau waren gesneuveld.
+
In de overgeleverde [[Willem van Oranje#Correspondentie met Willem van Oranje|correspondentie van Willem van Oranje]] bevindt zich één brief van Herman aan zijn oom. Hij heeft deze brief op 7 juni [[1574]] samen met zijn broers [[Frederik van den Bergh (1559-1618)|Frederik]] en [[Oswald van den Bergh (1561-1586)|Oswald]] en zijn neven Willem Lodewijk, Jan VII en Georg, zoons van oom Jan VI van Nassau, geschreven op Dillenburg, het stamslot van de Nassaus. Het is een bemoediging na de verloren Slag op de Mokerheide van 14 april 1574, waarbij zijn ooms Lodewijk en Hendrik van Nassau waren gesneuveld.
 
<br clear="all"/>
 
<br clear="all"/>
  

Versie van 22 sep 2017 om 13:08

Herman van den Bergh op zijn doodsbed met de keten van de Orde van het Gulden Vlies.

Herman van den Bergh was het tweede kind van de zestien kinderen van Willem IV van den Bergh en Maria van Nassau. Hij werd geboren in 1558 en overleed in 1611.

Hij was een militair in de Tachtigjarige Oorlog en had in 1584 samen met zijn vader en zijn broers de Spaanse kant gekozen. Voordien was hij nog een korte tijd in Staatse dienst als ritmeester en garnizoenscommandant. In die periode was hij onder meer actief in 's-Heerenberg en Doetinchem.

In Spaanse dienst was hij onder meer actief bij het Beleg van Deventer, waarbij hij de stad na tien dagen moest overgeven aan zijn neef prins Maurits. Twee jaar later, in 1593, promoveerde hij naar de functie van stadhouder van Spaans Gelre.

Hij was getrouwd met Maria Mencia van Wittem, markiezin van Bergen op Zoom, met wie hij één dochter had, Maria Elisabeth Clara van den Bergh. Zij werd geboren in 1610.

In 's-Heerenberg is de Graaf Hermanstraat naar hem genoemd.

Proces Mechteld ten Ham

Tijdens het proces tegen Mechteld ten Ham verbleef hij in Venlo. Zijn vertegenwoordiger in 's-Heerenberg was de landdrost Hendrick van Zuylen.

Vanuit Venlo scheef Graaf Herman dat men gehoor moest geven aan het verzoek van Mechteld om de waterproef te ondergaan. Ook schreef hij dat de zaak zo snel mogelijk afgehandeld moest worden om al te hoge kosten te vermijden.

Biografie

Het Biographisch Woordenboek der Nederlanden vermeldt in negentiende-eeuws Nederlands het volgende over Herman van den Bergh.


[Hij] wordt beschuldigd van, terwijl zijn vader nog Stadhouder was, reeds een regiment voor den Koning te hebben willen wapenen, of hij werkelijk dit voornemen gehad hebbe is niet zeker, daar het niet ten uitvoer is gelegd geworden. Bij de gevangenneming zijns vaders in 1583, werd hij met twee zijner broeders ook eerst in hechtenis gezet, doch daar zij hunne onschuld bewezen, terstond ontslagen. Daarop begaven de drie broeders zich te zamen naar Holland, om de zaak huns vaders te bepleiten en volgden hem bij zijne overgang in 's Konings dienst. Herman werd bevelhebber der Ruiterij en diende vooral onder Tassis. Hij was een dapper krijgs- en bekwaam Staatsman. Bij den slag van Amerongen, 23 Januarij 1585 voerde hij de achterhoede aan en droeg door zijnen beslissenden aanval veel tot de overwinning bij. In het volgende jaar deed hij onder Tassis eenen inval in de Zevenwolden en werd in den slag van Boxum, 23 Januarij 1586 gewond. In 1591 werd hem bij eene kloekmoedige verdediging van Deventer het eene oog uitgeschoten. Omstreeks 1593, toen Graaf Herman reeds Kolonel van een regiment Nederduitsche Infanterie in Spaansche dienst was, werd hij tot Gouverneur en Kapitein-Generaal van Spaansch Gelderland en tot Ridder van het Gulden Vlies verheven. Toen Mondragon in 1595 eenen togt tot ontzet van Groenlo ondernam, was Graaf Herman eenen krachtigen steun bij die onderneming. Sedert hield hij zich te Venlo op, beschermde en bezette de steden van zijne Landvoogdij (het zoogenaamde Overkwartier), benevens het zoo dikwijls genomen en hernomen Rijnberk, en de overige plaatsen in Duitschland gelegen. Zijne taak was de gemakkelijkste niet: de convooijen bijeen te brengen en te dekken, op de uiterste wacht te leggen, kennis te geven van alle ondernemingen des vijands, afleiding voor grootere ondernemingen te maken; dit was de ondankbare, maar niet te min gewigtige post, welke hem was toevertrouwd, en evenwel vervulde hij dien zoodanig dat niet alleen de Aartshertogen Albertus en Izabella maar ook alle andere voorname personen in de Spaansche Nederlanden hulde bragten aan zijn beleid en zijne kloekheid. Van beide gaf hij mede blijk door het dempen der muiterijen in het Spaansche leger, zoo te Grave als te Weert; terwijl het ontzet van 's Hertogenbosch door zijnen ijver voorbereid en mogelijk gemaakt werd. Hij overleed te Spa in 1611 en was gehuwd met Maria Mancia van Witthem, Markgravinne van Bergen op Zoom, Gravin van Walhain, Vrouwe van Beerzel, Perweis, Ghlimes,Wavre, Gheel enz., bij welke hij slechts eene dochter verwekte, Maria Elizabeth, Gravin van den Bergh, Markgravin van Bergen op Zoom, geboren in 1610, gehuwd in 1625 met haren vollen neef, Albert, Graaf van den Bergh, en overleden in 1633, zonder kinderen na te laten. Graaf Hermans weduwe, hertrouwde met Guillaume de Melun, Prins van Espinoi.


Correspondentie met Willem van Oranje

De handtekeningen van de graven Herman, Frederik en Oswald van den Bergh en Willem Lodewijk, Jan VII en Georg van Nassau onder de hiernaast genoemde brief.
Graven van den Bergh en van Nassau aan Willem van Oranje, 7-6-1574, De correspondentie van Willem van Oranje, brief nr.5681

In de overgeleverde correspondentie van Willem van Oranje bevindt zich één brief van Herman aan zijn oom. Hij heeft deze brief op 7 juni 1574 samen met zijn broers Frederik en Oswald en zijn neven Willem Lodewijk, Jan VII en Georg, zoons van oom Jan VI van Nassau, geschreven op Dillenburg, het stamslot van de Nassaus. Het is een bemoediging na de verloren Slag op de Mokerheide van 14 april 1574, waarbij zijn ooms Lodewijk en Hendrik van Nassau waren gesneuveld.

Bronnen