Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Pancratiuskerk

Uit Berghapedia
Versie door Benny Schuurman (overleg | bijdragen) op 9 apr 2011 om 09:55 (het Katholieke leven in 's-Heerenberg)
Ga naar: navigatie, zoeken

De Pancratiuskerk

De tegenwoordige R.K. Pancratiuskerk in 's-Heerenberg in de voormalige gemeente Bergh is in 1895-1897 gebouwd naar een ontwerp van de bekende bouwmeester van de neogotiek, Alfred Tepe op initiatief van pastoor Nales. Het meubilair en de kruiswegstaties komen uit de ateliers van W. Mengelberg. In de toren hangen de drie luidklokken, die in 1496 door Geert van Wou zijn gegoten. In het kerkgebouw boven het priesterkoor hangt een kruis dat in de volksmond het botterkruus wordt genoemd. Het is geschonken door een inwoner van 's-Heerenberg, die rijk was geworden van de botersmokkel.

In de Tweede Wereldoorlog zijn de pastoor van deze kerk, pastoor Galama en zijn kapelaan Van Rooijen in concentratiekamp Dachau vermoord. Ter herinnering zijn er na de Tweede Wereldoorlog enkele glas-in-lood ramen over hun deportatie en moord in de kerk aangebracht.

In 1967 zijn een tweetal gebrandschilderde ramen geplaatst die een geschenk waren van de heer Eugen Reintjes. De ramen zijn van de hand van G. Lelivelt uit Doetinchem.

Het kerkelijk zangkoor draagt de naam Pancratiuskoor.

De Sint Pancratiusparochie is opgegaan in het parochieverband Didam-'s-Heerenberg-Wehl, waaruit op 1 januari 2010 de nieuwe Parochie Heilige Gabriël is voortgekomen.

Het Maarschalkerweerdorgel

In de eerste jaren van haar bestaan had de kerk nog geen beschikking over een orgel, maar deed een harmonium in plaats hier van dienst. Het orgel is in 1893 in gebruik genomen, en gebouwd door de fa. Maarschalkerweerd & Zoon uit Utrecht. Deze firma was destijds een vooraanstaande en vernieuwende orgelbouwer. De dispositie van het orgel luidt als volgt:

Hoofdklavier

  • Bourdon 16'
  • Prestant 8'
  • Bourdon 8'
  • Fluit Harmonique 8'
  • Violoncello 8'
  • Octaaf 4'
  • Fluit dolce 4'
  • Octaaf 2'
  • Mixtuur
  • Trompet 8'

Bovenmanuaal

  • Dolce 8'
  • Gamba 8'
  • Holpijp 8'
  • Fluit travers 8'
  • Salicet 4'
  • Fluit amabilis 4'

Pedaal

  • Subbas 16'

Tevens zijn er (uiteraard) twee pedaalkoppels en een manueelkoppel aanwezig. Opmerkelijk is dat de Salicet 4' in werkelijkheid een 8' voet is, en iets lager dan gebruikelijk gestemd is, zodat in combinatie met de Gamba 8' feitelijk het geluid van een Voix Celeste ontstaat.

Kruisweg Staties

Kruisweg staties,uit het atellier van W.Mengelberg aan de wand,links en rechts in de kerk

Kruiswegfoto's, Benny


Old Ni-js nummer 38

Old Ni-js nummer 38 (jaargang 14 blz 27-91) is een thema-nummer over 100 jaar Sint-Pancratius 's-Heerenberg. Aan deze uitgave werkten mee: Netje Berndzen, Rob Dunnwald, Ruth Esselink, Jan Hoogakker, Annette Kneepkens, Jan Loskamp, Jan Lukkezen, Herman Nollen, Ans te Pas, John Thoben (eindredactie), Edwin Zweers. Pastoor G. Bruggink schreef: Ten Geleide. Onderwerpen:

  • 1399-1897 Voorgeschiedenis en bouw van de kerk blz 28-47
  • 1897-1940 Het feest van de kerkwijding en het Rijke Roomse Leven blz 48-67
  • 1940-1945 Sint-Pancratius tijdens Wereldoorlog II.
  • De 'Martelaren van 's-Heerenberg' blz 68-75
  • 1945-1965 Sint-Pancratius na de oorlog blz 76-85
  • 1965-1997 Na het tweede Vaticaans Concilie. Grote veranderingen. De restauratie van de Pancratiuskerk blz 86-90

De geschiedenis van het kerkgebouw

De eerste steen van de bouw van de kerk werd gelegd op 22 mei 1896. Op 17 augustus 1897 was de kerk klaar en werd de kerk door de pastoor ingewijd.

In een gesloten rijtuig, door zestig bruidjes omgeven, bracht de pastoor het Allerheiligste sacrament langs de rijk versierde straat, te midden van een ontelbare menigte, naar de nieuwe kerk, om daar naar de bisschop, het eerste heilige offer te brengen. Toen de pastoor de kerk binnentrad klonk uit duizenden kelen: ‘de grote God, U loven wij’. Het maakte een grote indruk op de mensen en ze waren allemaal erg enthousiast.

Door twee evenementen krijgt katholiek ’s-Heerenberg in het eerste kwart van de eeuw landelijke, zelfs internationale bekendheid. Het eerste is de stichting van het klooster van de Duitse Jezuïeten, waarin nu Gouden Handen gevestigd is. Het klooster was bedoeld als studiehuis voor Jezuïeten, omdat het hun verboden was in Duitsland zelf studiehuizen te bezitten. Het was een gevolg van de door Bismarck gevoerde Kulturkampf. In 1910 betrokken de Jezuïeten het nieuwe klooster.

Het tweede is de Gelders katholiekendag die in 1924 in ’s- Heerenberg werd gehouden. Op de molenberg in het bos werd in de openlucht de heilige mis gevierd en in het Sint-Jozef gebouw werden de sectie bijeenkomsten gehouden. Een grote optocht en een pontificaal lof in de Sint-Pancratius kerk sloten het gebeuren af.

Het kerkkoor in de Pancratius kerk

De dirigent en organist van het kerkkoor in de Pancratius kerk was Johannes Lambertus ten Have. Het was hem gelukt om het kerkkoor in de Sint-Pancratiuskerk tot een hoog niveau te brengen. Zijn jongenskoor dat begon met 22 leden, gaf zelfs uitvoeringen over de grens, in Duitsland. Bovendien richtte hij een van de eerste fanfarekorpsen op: ‘ Fanfare Paus Pius X’, dat onder andere de jaarlijkse processie naar Kevelaer verzorgde.

Op 4 augustus 1935 vierde Jan ten Have zijn 50 jarig jubileum als organist. Voor zijn trouwe diensten ontving hij bij die gelegenheid de hoge pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice’, dit betekent: voor Kerk en Paus. Het was geen cadeautje uit Rome. Het draaglintje kreeg hij cadeau, maar de onderscheiding zelf zoals op de foto te zien is moest betaald worden en dat deed de familie. Alle spaarpotten werden geleegd om 300 gulden bij een te brengen. Dat was toen het jaarsalaris van een dienstmeisje. Ook het zangkoor deed wat voor hun dirigent. Ze lieten in het kerkblad in goudkleur een oproep drukken om hun dirigent te komen huldigen.

Op zaterdag 11 december 1920 verscheen het eerste proefnummer van de Kerklijst voor Bergh en met ingang van januari begon de eerste jaargang. De abonnementsprijs bedroeg 35 cent per kwartaal. Kleine advertenties kosten 50 cent en verder 10 cent per regel. Tot aan het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1945 heeft het blad een belangrijke rol vervuld. Enige dagen later verklaarde de drukker dat hij het blad niet langer kon drukken. Pastoor Galama wist dat het verdwijnen van het populair geworden blad een pijnlijke teleurstelling zou zijn voor de talrijke lezers en dat zowel de katholieke belangen als die van het zakenleven daardoor geschaad zouden worden. Daarom richtte hij een nieuw blad op onder de naam: ‘Kerkblad voor Bergh’. Het eerste nummer verscheen op 7 juli 1940. Pater Eligius van het Capucijnerklooster te Babberich en pastoor Galama namen de redactie voor hun rekening en de firma Velthausz te ’s-Heerenberg en gebroeders Leonard te Didam de technische verzorging. Toen de redactie werd gedwongen reclame op te nemen voor een film die in een katholieke bioscoop niet thuis hoorde, weigerde de pastoor. Het blad werd enige weken geschorst. Toen de pastoor op 5 augustus 1941 door de Gestapo werd opgepakt bestond het blad al enige maanden niet meer. Onder pastoor Horsthuis werd de uitgave op 8 juni 1945 hervat.

Kontaktblad

Sinds 1988 is er een gemeenschappelijk Kontaktblad voor de parochies van Sint-Pancratius te ’s-Heerenberg en de Emmausparochie te ’s-Heerenberg- Lengel, waarin de kerkberichten zijn opgenomen. Het blad wordt op de pastorie in ’s-Heerenberg vervaardigd door een team van vrijwilligers en het zijn eveneens vrijwilligers die het bezorgen. Dankzij de vele begunstigers is het blad kosteloos.

Hoe de Sint-Pancratius kerk door de vele jaren heen tot stand kwam In 1142 heeft ’s-Heerenberg nog geen eigen kerk en parochie in hun dorp. Om deze reden horen ze bij de parochie van Zeddam samen met een aantal andere dorpen. In 1240 verlaat heer Hendrik van den Bergh zijn woontoren die hij had gebouwd in ‘s-Heerenberg. Hij gaat ergens anders wonen. Na zijn dood bouwt zijn zoon Adam I rond 1259 bij deze nieuwe woontoren ook een kapel, toegewijd aan de heilige ridders Sint-Pancratius en Sint-Georgius.

Als Willem I van den Bergh in 1379 de nederzetting bij zijn kasteel stadsrechten heeft verleend, gaan de kerkelijke mensen van ’s-Heerenberg nog steeds naar de kerk in Zeddam. Dit was natuurlijk een nare toestand omdat de mensen een eindje moesten reizen om bij de kerk te komen. Om deze reden bouwt Willems zoon Frederik III van den Bergh zijn Pancratiuskapel uit en stelt deze beschikbaar voor de stad ’s-Heerenberg. Zijn naamgenoot Fredrik van Blanckenheim bisschop van Utrecht geeft de oorkonde uit waarbij de stad ’s-Heerenberg binnen de grachten tot zelfstandige parochie wordt verheven. De kerk van ’s-Heerenberg wordt dan de vergrote Pancratiuskapel. De eerste pastoor van deze kerk wordt Dirck Liefgher. Onder Willem II (1404-1465), kleinzoon van Fredrik III wordt de kerk verder uitgebouwd. De kerk krijgt drie koren, acht altaren en koorbanken met 24 zetels voor geestelijken.

Willem van den Bergh wou van de Pancratiuskerk een collegiaatskerk maken met een kanunnikencollege, maar zover is het nooit gekomen. Wel liepen in ’s-Heerenberg erg veel geestelijken rond. Op elke 50-60 inwoners was er een priester!!!

Van deze Sint-Pancratiuskerk is niet veel overgebleven. In de Tachtigjarige Oorlog lag ’s-Heerenberg precies tussen twee strijdende legers in. Dit waren de Geuzenlegers in de strijd tegen de Spanjaarden. De kerk verandert dus al snel in een ruïne en er is bijna niets meer van over. Als de rust is wedergekeerd nemen de kerkmeesters het initiatief om op de puinhopen een nieuw bedehuis voor hun protestantse gemeente te bouwen. Op 17-7-1612 leggen zij de eerste steen. Zowel de katholieken uit de gemeente ’s-Heerenberg als de protestanten maken hier gebruik van. Omdat er voor de katholieken geen aparte kerk was.

Wat was de invloed van de oorlog op de mensen in ’s-Heerenberg?

De vrijheidsstrijd van de Verenigde Nederlanden onder aanvoering van Willem de Zwijger, tegen Philips II van Spanje is voor de roomsen in ons land eigenlijk slecht afgelopen. Het toeval wilde dat Calvinistische ideeën, vanuit het zuiden doordrongen in ons land. Deze ideeën pasten goed bij de mensen die tegen Spanje waren, zo kreeg de oorlog dus het karakter van een godsdienstoorlog. Omdat er twee verschillende godsdiensten waren die het niet met elkaar eens waren en daarom oorlog voeren. Wie voor de Nederlanders was daar van werd verondersteld dat zij Calvinist waren. Als iemand katholiek was dan werd al meteen verondersteld dat zij voor de katholieke Spanjaarden waren. Het Calvinisme werd dus de godsdienst die door de hele staat werd getolereerd. Als iemand deze godsdienst niet had dan werd zijn leven ontnomen. Kerken en kerkelijke goederen werden genationaliseerd en ter beschikking geteld van de Reformatie. Geestelijken die zich niet wilden of konden reformeren moesten vertrekken. Ook ’s-Heerenberg kreeg in 1584 zijn eerste predikant.

In ’s-Heerenberg kwam de Reformatie eigenlijk niet goed van de grond en het merendeel van ’s-Heerenberg was dan ook katholiek gebleven. Dit kwam omdat de katholieke Contrareformatie op volle toeren draaide in 1580. Maar ook omdat op het Kleefse gebied geen godsdienstdwang heerste, en dit gebied lag in de onmiddelijke nabijheid. De mensen konden dus gewoon naar de kerk gaan in Emmerik en Elten.

Een huiskerk Tot aan de komst van de Fransen in 1672 was de roomse godsdienst bij de wet verboden. Toen de Fransen kwamen bouwde ’s-Heerenberg als snel een schuurkerk. Hier konden de katholieken mensen in ’s-Heerenberg gebruik van maken. Je kan je voorstellen dat de schuurkerk van ’s-Heerenberg tegen het einde van de 18e eeuw veel te klein werd voor de ongeveer 600 mensen. Er moest dus iets gebeuren. In die tijd woonde er in een groot herenhuis een echtpaar. Zij waren zeer rijk en hadden geen kinderen. Achter hun huis lag een grote tuin en midden in die tuin lieten zij voor eigen rekening een ruime nieuwe kerk bouwen en inrichten. De mensen uit ’s-Heerenberg hadden dus weer een eigen kerk waar zij naar toe konden gaan. Dit was een hele opluchting voor ze!!!!

Pastoor Johannes Theodorus Nales: ‘de bouwer van de kerk’ Pastoor Johannes Theodorus Nales Pastoor Nales is op 1821 geboren te Groenlo. Na zijn eerste pastoorsplaats Varik (1857) komt hij naar ‘s- Heerenberg. Hij zorgt hier voor grote veranderingen.

In 1837 werden de katholieken begraven op het kerkhof bij de Nederlandse Hervormde kerk, dat gemeenschappelijk eigendom was van protestanten en katholieken. In 1837 schonk Jan Peeters, rentmeester van het Gasthuis en kerkmeester, een grondstuk met ijzeren hek en poort buiten de Molenpoort aan de Bleek, dat als begraafplaats voor de katholieken werd ingericht. Op 29 juni 1837 werd het nieuwe kerkhof ingewijd. Dit kerkhof wordt veel te klein. Op 2 januari 1863 deelt pastoor Nales het gemeentebestuur mee dat het kerkbestuur een nieuwe begraafplaats heeft aangelegd op een perceel bouwland, de Oude Molenberg genaamd.

Pastoor Nales broedt op grote plannen. Hij vindt de oude Bauwstetterkerk veels te klein voor de groeiende parochie en bovendien wordt het gebouw zeer slecht. Het mooiste was een geheel nieuwe kerk, maar wat kost dat wel! Als de pastoor alle aanwezige effecten bij elkaar telt, dan komt hij op een totaalbedrag van f 23.021, 00 gulden. Pastoor Nales besluit de hulp in te roepen van de burgemeester van Bergh Carolus Antonius Ludovicus baron van Hugenpoth tot Aaerdt, vorst Leopold van Hohenzollern. Ook gaat pastoor Nales een praatje maken met een aantal andere vorstelijken. Uiteindelijk leggen de mensen samen het bedrag neer dat nodig is om de kerk te bouwen.

Ondertussen is er een brand geweest in ’s-Heerenberg. Hierdoor liggen een stel huizen in puin. Deze open plek zou uitermate geschikt kunnen zijn voor de nieuwe kerk. Het zal anders namelijk niet meevallen om een andere locatie te vinden met zo’ n, grondstuk. Na veel overleggen en het maken van berekeningen kan de bouw van de kerk doorgaan en mag de bouw van de kerk beginnen. Het officiële contract laat echter nog een aantal jaren op zich wachten.

Echter stellen de mensen die geld in de kerk gaan leggen voor de bouw natuurlijk wel eisen waar de kerk aan moet voldoen en aan zaken die met de kerk hebben te maken.

De keuze van stijl en architect in de nieuwe kerk Het was de Franse Revolutie die in 1795 ook in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een complete omwenteling veroorzaakte. Een revolutie die ook een nieuw tijdperk in luidde op kerkelijk gebied. Deze Franse Revolutie bracht ingrijpende veranderingen teweeg in de situatie van de kerken. Er kwam namelijk een einde aan de zeer sterke band die tot dan toe bestond tussen de kerk en de staat. Een katholieke kerk mocht er ook weer uitzien als een kerk. Dit was namelijk eerder altijd alleen het recht voor hervormde kerken geweest. Er mocht nu dus weer een toren worden gebouwd enz.

Het verenigingsleven Sint-Jozef De Rooms-Katholieke vereniging st. Jozef is opgericht in 1902. Het doel van deze vereniging was de godsdienstige en maatschappelijke belangen van zijn leden te bevorderen en deze te vrijwaren tegen anti-christelijke invloeden. Ze proberen dit doel te bereiken door:

-wekelijkse bijeenkomsten en feestvergaderingen

-voordrachten over godsdienstig een maatschappelijke onderwerpen

-drankbestrijding

-heiliging van Zon- en feestdagen.

De vereniging was dus niet alleen een vereniging voor werklieden maar een vereniging voor iedereen. De eerste radio stond in het Sint-Jozef gebouw. Op het bovenzaaltje konden de liefhebbers in de vastentijd de vastenpreek van pater Henri de Greve beluisteren.

R.K. Werkliedenvereniging Sint-Joseph Deze is opgericht op 7 november 1915.

Het doel van deze vereniging is: de godsdienstige, maatschappelijke, zedelijke en stoffelijke belangen van de leden in het bijzonder en van de werknemersstand in het algemeen te bevorderen, naar de rooms-katholieke beginselen. Dit doel tracht men te bereiken door:

Het bevorderen van de godsdienstige, zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling van de leden door lezingen, cursussen, lectuurverspreiding en vooral ook door het houden van ledenvergaderingen.

-Het deelnemen aan openbare godsdienstoefeningen en andere godsdienstige werken.

-Het bevorderen van de organisatie van de schoolvrije jeugd tot voorlichting van de beroepskeuze.

Retraite-club Sint-Ignatius

Deze is opgericht in 1925.

Het was de bedoeling dat ieder jaar een flink aantal leden op retraite ging. De club bezat een fonds dat gevormd werd uit giften en bijdragen van de leden; bij dit fonds konden leden sparen om hun retraitekosten en dagverzuim te bestrijden. Op geregelde tijden kwamen de leden ’s-Avonds in de kapel van het Gasthuis bijeen, waar werd gebeden en gezongen en waar de geestelijke leider een toespraak hield.

De Jonge Werkman Deze is opgericht op 1 januari 1928.

Het doel van deze vereniging was: de katholieke jongens van 16 tot 21 jaar en behorend tot de arbeidersstand op te voeden tot plichtsgetrouwe en bekwame werklieden. Ze wilden dit bereiken door het houden van eigen ontwikkelingsvergaderingen, het bevorderen van retraites, gemeenschappelijke heilige communiën, het deelnemen aan openbare godsdienstoefeningen en andere godsdienstige werken, speciaal te waken tegen gevaarlijke omgang, tegen gevaren van sport en spel, van bioscoop en lectuur en van ontspanningsgelegenheden, het bevorderen van goede lectuur, goede clubs, gepaste ontspanning.

Katholieke Jonge Vrouwen (KJV)

Deze vereniging kende strenge regels, bijv. niet dansen onder de 18 jaar; geen verkering onder de 18 jaar.

Eenmaal per week kwamen de leden bijeen in het Johannes van Esserenhuis. Zij hielden zich bezig met goede werken: breien en naaien voor en ook werken in arme gezinnen. De KJV had een eigen vlag.

R.K. Jongenspatronaat Deze vereniging was ondergebracht in het Johannes van Esserenhuis. Elke zondag kwamen de jongens bij elkaar; zij kregen er onderricht (voorlichting m.b.t. het geloof) en konden van ontspanning genieten. In de zomer kwam men niet zo vaak bijeen. Behalve vakonderwijs kregen zij onderricht in godsdienstleer, kerkelijke geschiedenis, beginselen der natuurkunde, middeleeuwse gilden, grondbeginselen van het socialisme en staathuishoudkunde. In een driejarige cursus werd vakonderwijs gegeven in machinetekenen, bouwkundig tekenen en schilderen in de uitgebreidste zin.

Het lesgeld bedroeg per jaar per leerling F 6,00. De zonen van leden van de Werkliedenvereniging betaalden per jaar F 2,50.

Oratoriumvereniging Sint-Joseph Deze is opgericht in 1928.

Dit was een koor. Een keer per jaar werd een uitvoering gegeven. De KRO heeft ooit een uitvoering van dit koor via de radio uitgezonden.

Maria Congregatie' Het was een poging van vrouwen om medezeggenschap te krijgen in de kerk. Een keer per maand kwamen de meisjes bij elkaar in de kapel van de zusters. Iedereen had een lichtblauw lint met een medaille eraan. Er was een soort lof waar werd gezongen, gebeden en gepreekt. Ze gingen af en toe op bedevaart naar Kevelaer. Op maandagmorgen vertrokken de bedevaartgangers vroeg met de trein en dinsdagavond kwamen zij weer thuis. Zij namen koffie en broodjes mee.

Er gingen bruidjes mee en enkele geestelijken. ’s-Avonds was er een fakkelprocessie om de Genadekapel. In de trein werden Marialiederen gezongen en werd er de rozenkrans gebeden.

Plaatselijk comité Herwonnen Levenskracht ‘Herwonnen Levenskracht’ was een landelijke organisatie die zich het lot van tuberculoselijders aantrok: zij werden naar een sanatorium gezonden of eventueel thuis verpleegd.

De geldmiddelen kwamen uit bijdragen van arbeiders die iedere week een cent van de contributie afdroegen. Ook werden er bloemendagen gehouden: tien procent van de opbrengst ging in het fonds en er waren natuurlijk ook vrijwillige bijdragen.

R.K. Coöperatieve Verbruikersvereniging Ons Belang Deze is opgericht op 31 augustus 1916.

Deze vereniging stond rechtstreeks in verband met de Werkliedenvereniging. Alleen leden van laatstgenoemde vereniging konden lid worden. Uitzondering werd gemaakt voor weduwen van leden; zij mochten lid blijven. Wel kon iemand als verbruiker worden toegelaten, die had dan geen stemrecht en kon nooit een bestuursfunctie bekleden. De vereniging had een fonds voor arbeidersbelangen. Dit fonds gaf een uitkering bij gezinsvermeerdering en bij overlijden. Een gedeelte van de winst werd ieder jaar in dit fonds gestort.Ook konden zwakke kinderen voor rekening van dit fonds naar de vakantiekolonie ‘Mooi Gaasterland’ worden gezonden.

Diegene die op het tijdstip van de gezinsvermeerdering twee jaar lid waren, konden aanspraak maken op het fonds. De uitkering bestond hierin dat het betrokken lid recht had op het twee-en-vijftigste deel van de afname berekend over het verbruik naar het laatste boekjaar aan de bevalling voorafgaande. Dus een week gratis levensmiddelen. Bij de geboorte van een tweeling had men recht op een dubbele uitkering. Bij het overlijden van het lid of diens echtgenote werd een geldelijk bedrag uitgekeerd, mits op de dag van oerlijden het lidmaatschap twee achtereenvolgende jaren had bestaan en de warenafname uit de vereniging minstens F150,00 over het laatst afgesloten boekjaar had bedragen. Bij een afname tot F150,00 bedroeg de uitkering F5,00; van F150,00 tot F250,00 was de uitkering F7,50 en van F250,00 tot F350,00 F10,00. Bij een afname van meer dan F350,00 was de uitkering F12,50.

De Centrale Spaarkas Deze spaarbank voor katholieke arbeiders gaf 3,6 en 4 procent rente. Als men iedere maand een gulden spaarde (dus ongeveer een kwartje per week) dan bezat men na een jaar een spaartegoed van f12,20, na vijf jaar f65,45, na tien jaar f143,51 en na twintig jaar f347,90. De rente bedroeg dus na een jaar f0,20; na 5 jaar f5,45; na 10 jaar f23,51 en na 20 jaar f107,90.

In de oorlog 1940-1945 werden de meeste verenigingen door de bezetters verboden. Harmonie Crescendo en de Voetbalvereniging Bergh hebben de oorlog overleefd.

De Witte Paters Een ‘klapstuk’ van het Rijke Roomse Leven was in 1937 de intocht van de Witte Paters van Kardinaal Lavigerie in ’s-Heerenberg. Hun Congregatie had het monumentale Bonifatiusklooster aangekocht dat de Duitse Jezuïeten in 1910 vlak aan de grens hadden gebouwd. Zij vestigden er hun scholasticaat; de hogere studies voor het priesterschap. Jongemannen werden hier opgeleid om als Missionarissen van de Afrikaanse Missie naar Afrika te worden uitgezonden. De Witte Paters hebben in ’s-Heerenberg een belangrijke rol vervuld en vele harten veroverd, vooral tijdens de oorlog 1940-1945.

De Rozenkrans-lichtprocessie In oktober, de Rozenkransmaand, werd een lichtprocessie gehouden in de tuin van het klooster. Na een kort lof in de kerk wandelden de deelnemers naar de paterstuin. Daar kregen zij allemaal een fakkel. Aan de processie namen deel de Gidsen, de VKAJ, de KAJ, het gilde en meestal ook de twee hoogste klassen van de jongens- en meisjesschool.

Onder het zingen van het lied ‘Te Lourd’ op de bergen verscheen in een grot’ trok de stoet naar de kapel, waar een bloemenhulde werd gebracht. Onder het bidden van de Rozenkrans trok de processie door de tuin, waar de priesterlijke zegen werd gegeven. Bij de poort stond een teil met water om de fakkels te doven.

De Kindsheidsoptocht Kinderen die aan de jaarlijkse Kindsheidsoptocht wilden deelnemen, moesten jaarlijks een paar dubbeltjes contributie betalen. Propagandisten regelden de optocht, waarin onder begeleiding van muziek kinderen als heiligen, paters en nonnen, heidenkinderen, Chineesjes en nikkertjes en zelfs als paus verkleed door de stad trokken.

De propagandisten De dames-propagandisten kwamen elke week bijeen in het Johannes van Esserenhuis. Zij borduurden voor de kerk, naaiden voor de armen en breiden sokken voor de soldaten.

De Sint-Pancratiusparochie tijdens de tweede wereldoorlog Inval In de vroege ochtenduren van 10 mei 1940 werd ’s-Heerenberg, net als vele andere dorpen en steden aan de Nederlands-Duitse grens, gewekt door het gebrom van Duitse vliegtuigen. Met honderden zwermden de Duitse jagers en bommenwerpers richting Nederland om daar hun vernietigende werk uit te voeren. Enige uren daarna marcheerden Duitse soldaten van de 207e divisie van het 18e leger door het stille grensstadje, later gevolgd door Duitse tanks en vrachtwagens. Pas bij Westervoort en Doesburg zouden deze troepen op het eerste serieuze verzet van Nederlandse troepen stuiten. De Duitse verovering van ’s-Heerenberg verliep snel en zonder opvallende incidenten. Er was helaas wel een dode te betreuren. De Duitse doortocht door ’s-Heerenberg was echter maar een klein onderdeel van een enorme militaire operatie, ‘Fall Gelb’ genaamd. Onder deze benaming trachtten de Duitse legers vanaf 10 mei 1940 Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk in 1 beslissende veldtocht te veroveren.

De gedachte dat Nederland net als in de 1e Wereldoorlog neutraal zou kunnen blijven, kan niet anders als naïef worden beschouwd. Als sinds de machtsovername van zijn NSDAP in januari 1933 had Adolf Hitler telkens weer laten zien dat verdragen en afspraken voor hem niets meer waard waren dan het papier waarop ze geschreven waren.

Eind juni 1940 was de strijd op het Europese vasteland voorbij en werd de naar Londen gevluchte Nederlandse regering vervangen door de Oostenrijkse nazi Arthur Seys-Inwuart, die als rijkscommissaris voor het bezette Nederland werd aangesteld.

Galama, Van Rooijen en Hegge De ’s-Heerenbergse pastoor Jan IJsbrands Galama en zijn kapelaans Marinus Adrianus van Rooijen en Regneurs Hendericus Franciscus Hegge zijn voor velen in de Berghse gemeenschap symbool geworden voor die uitermate belangrijke waarden in ieders leven: vrijheid, gerechtigheid en vrede. Hun arrestatie en hechtenis en het uiteindelijke overlijden van Galama en Van Rooijen in het Duitse concentratiekamp Dachau in juni 1942 brachten in ’s-Heerenberg en de omliggende kerkdorpen een schok van ontzetting teweeg.

Jan IJsbrands Galama Hij werd op 24 februari 1885 geboren in Blauwhuis in Friesland. Al tijdens zijn kinderjaren overleden zijn beide ouders, waarna hij op 11-jarige leeftijd op een kostschool in Sittard geplaatst werd. Hier openbaarde zich zijn roeping. Enkele jaren later begon hij daarom een opleiding tot priester op het seminarie Culemborg. Hij stond daar bekend als een nuchtere, eerlijke en rechtvaardig mens. Galama mocht nu naar het groot-seminarie.

Op 30 januari 1931 werd hij uiteindelijk pastoor te ’s-Heerenberg. Deze parochie stond toentertijd bekend als een moeilijke parochie. Galama’s nuchtere, haast onbuigzame karakter en zijn uitgesproken vastbeslotenheid hebben bij deze benoeming zeker een rol gespeeld.

Galama was zeer populair als pastoor en als mens. Hij hield van duidelijke afspraken, draaide niet om de dingen heen, maar was wel bereid een ingenomen stand[punt te verlaten als via duidelijke argumenten kon worden aangetoond dat hij het niet bij het juiste eind had. Zijn afschuw van de nationaal-socialistische ideologie was echter onwrikbaar. Op alle mogelijke manieren, via het kerkblad, via de preken in de heilige missen en tijdens vergaderingen, maakte hij zijn afkeurende mening hierover duidelijk. Deze activiteiten tegen het nationaal-socialisme zou Galama uiteindelijk met zijn dood moeten bekopen. Hij was zichzelf hier goed van bewust.

Marinus van Rooijen

Hij werd geboren op 21 oktober 1897 in Houten. Ook bij hem openbaarde zich al vroeg de roeping om priester te worden. Als kind speelde hij thuis op zijn zolderkamertje heilige missen na. Na de lagere school in Houten voltooid te hebben, ging de jonge van Rooijen naar het seminarie in Culemborg. In augustus 1924 werd hij tot priester gewijd.

Op 13 januari 1933 benoemd werd van Rooijen benoemd tot kapelaan in de parochie ’s-Heerenberg. Van Rooijen was in ’s-Heerenberg vooral bekend wegens zijn liefde voor de sport, in het bijzonder de voetbalsport. Sport zag van Rooijen als een gave van Gods. De populariteit die van Van Rooijen kende onder de ’s-Heerenbergse bevolking werd nog een vrsterkt door zijn activiteiten op het gebied van de armenzorg. Van Rooijen schonk veel van zijn eigen schamele bezittingen weg aan de armen van ’s-Heerenberg. Ook stond hij klaar voor een bemoedigend woord of een helpende hand. Naast de liefde voor sport en zijn betrokkenheid bij de armenzorg stond kapelaan Van Rooijen bekend als een enthousiast redenaar die mensen kon activeren. Hij bezat groot organisatorisch talent en vele sportevenementen konden dankzij zijn inzet tot een goed einde worden gebracht.

Anti-klerikale tegenkrachten

De jaren ’30 betekenden voor veel parochianen in ’s-Heerenberg ook een periode van armoede en gebrek. Na de beurskracht op de effectenbeurs van Wall Street in New York in oktober 1929, stortte een aanzienlijk gedeelte van de economische structuur van de landen in Noord-Amerika en Europa ineen. Overal moesten fabrieken hun poorten sluiten vanwege failissementen en kregen nationale regeringen hun begrotingen niet meer sluitend. De mensen onder aan de sociale ladder kregen ook nu weer, net als tijdens zoveel andere crises in de geschiedenis, de hardste klappen. Ook in Duitsland ging het economisch snel bergafwaarts. Veel Berghenaren hadden lange tijd hun brood kunnen verdienen in de industrie te Emmerik of in verderop in Duitsland gelegen plaatsen. Als een tegenactie op de economische crisis konden in Nederland, maar vooral in Duitsland, politieke partijen succes hebben die radicale veranderingen nastreefden. De NSDAP van Adolf Hitler was ook zo’n partij. Na het veroveren van de macht door de nazi’s , in januari 1933, ging Hitler er toe over om de economie weer impulsen te geven. Zoals bekend was het vooral de bewapeningsindustrie die de grootste orders kreeg. Veel ’s-Heerenbergers zagen echter alleen de positieve zijde van dit beleid; de werkloosheid in Duitsland verdween en ook buitenlandse werknemers, zoals bijv. arbeiders uit Bergh, vonden weer werk in Duitse fabrieken. De economische groei van Duitsland na 1933 was een belangrijke reden voor veel ’s-Heerenbergenaren om te sympatiseren of zelfs lid te worden van een partij met een nationaal-socialistische levensvisie, zoals de NSB.

Dat de partij enige tijd behoorlijk populair was in ’s-Heerenberg bewijst de verkiezingsuitslag van de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer vlak voor de Tweede Wereldoorlog: een stembureau in ’s-Heerenberg telde 122 stemmen voor de NSB op een totaal van 568 uitgebrachte stemmen! De invloed die de katholieke geestelijkheid in ’s-Heerenberg op haar parochianen had, stond een verdere uitbreiding van het aantal NSB’ers echter danig in de weg. Alhoewel het aantal betalende leden in ’s-Heerenberg na de Duitse inval in mei 1940 enigszins steeg tot ruim 100, bleven de lokale NSB-leiders ontevreden. Ook de plaatselijke afdeling van de Jeugdstorm, de jeugdorganisatie van de NSB, had veel concurrentie van de katholieke jeugdverenigingen geleid door kapelaan Van Rooijen. Voor de lokale NSB-leiders was er dan ook maar 1 oplossing mogelijk: Galama, Van Rooijen en Hegge zouden verwijderd moeten worden uit ’s-Heerenberg. Het enige probleem dat zich hierbij voordeed was het vinden van een duidelijke reden om de geestelijken op te kunnen laten pakken. Deze reden werd gevonden in het voorlezen van een bisschoppelijke brief door pastoor Galama tijdens de heilige mis van zondagmorgen 3 augustus 1941. In deze brief, die door de beide kapelaans bovendien vermenigvuldigd was en in ’s-Heerenberg huis-aan-huis werd rondgebracht door de jongens van de KJC, veroordeelden de Nederlandse bisschoppen in acht punten het beleid van het nazi-regime in Nederland en haar Nederlandse handlangers. Het voornaamste punt van protest richtte zich tegen de opheffing van het R.K. Werkliedenverbond door de Duitse bezetter.

De ’s-Heerenbergse NSB-top nam nog dezelfde dag contact op met de Gestapo in Emmerik. Deze aarzelde echter, aangezien ’s-Heerenberg formeel onder de controle viel van de Sicherheitsdienst te Arnhem. Na overleg met het hoofdbureau van de Gestapo te Wesel werd overeengekomen dat de Gestapo van Emmerik de arrestaties zou uitvoeren en dat de geestelijken dan naar de Sicherheitsdienst in Arnhem gebracht zouden worden. Op maandagmorgen 4 augustus om half elf stopte een auto voor de pastorie in ’s-Heerenberg. Twee mannen in lange jassen stapten uit en belden aan.

Arrestatie

De huishoudster van de pastorie opende de deur en schrok. Ze vertelde dat pastoor Galama niet thuis, maar ergens in de parochie was. De agenten liepen naar binnen en vonden daar alleen kapelaan hegge, die nog net op tijd de knop van de radio, die op een Engelse zender stond afgesteld, een slag om kon draaien. Na ongeveer een kwartier kwam pastoor Galama thuis. De mannen van de Gestapo vertelden Galama dat hij was gearresteerd wegens ‘Deutschfeindlichkeit’ en sommeerden hem zich als leek te kleden en met hen mee te komen. De pastoor weigerde echter om in burger mee te gaan en hield zijn zwarte toog aan. De angenten bevalen dat kapelaan Hegge en kapelaan Van Rooijen, die die dag naar zijn ouders in Houten was, zich de volgende dag om twee uur ’s-Middags m oesten melden bij het bureau van de Sicherheitsdienst aan de Utrechtseweg in Arnhem. Pastoor Spruyt van Stokkum kwam juist via de achterdeur de pastorie binnen. Hij had twee brieven van de Duitse bisschoppen bij zich. Deze brieven zouden verder gebracht moeten worden naar het Nederlandse episcopaat.

De lijdensweg

Rond het middaguur werd pastoor Galama opgesloten in cel no. 18 van het Arnhemse Huis van Bewaring. De volgende dag 5 augustus 1941, meldden de twee ’s-Heerenbergse kapelaans zich bij het gebouw van de Sicherheitsdienst. Ook zij werden gearresteerd en gevangen gezet in het Huis van Bewaring. Om zoveel mogelijk in het ritme van alledag te blijven, hielden de drie priesters er een zeer strikte dagindeling op na. Naast slapen, eten en luchten werden de dagen vooral gevuld met bidden, lezen, mediteren, het schrijven van brieven en het bijhouden van een dagboek. Deze situatie duurde tot 11 oktober 1941. Kapelaan Hegge werd toen naar kamp Amersfoort gebracht. Na een verblijf van ruim een jaar aldaar moest hij naar kamp Vught verhuizen. Toen op 5 september 1944 de Duitse troepen uit Brabant vluchtten, werden de gevangenen van Vught naar concentratiekamp Sachsenhausen, het voormalige Oranienburg, getransporteerd. Toen de Russische troepen uit het oosten het kamp dreigden te bevrijden, brachten de Duitsers alle gevangenen over naar het concetratiekamp Bergen-Belsen bij Hamburg. Daar werd kapelaan Hegge op 15 april 1945 bevrijd door het 2e Britse leger. Na aangesterkt te zijn in een ziekenhuis in Hildesheim keerde Hegge spoedig daarna terug naar zijn ouderlijk huis in Groningen. In januari 1946 keerde hij op eigen verzoek terug naar de parochie ’s-Heerenberg. Zijn terugkomst werd groot gevierd.

Kapelaan Van Rooijen werd rond 11 oktober 1941 op transport gesteld naar het concentratiekamp Oranienburg bij Berlijn. Tijdens de reis daar naar toe verbleef hij tot 23 oktober 1941 in de gevangenis van het politiebureau in Emmerik. Op 2 Februari 1942 werd Van Rooijen van Oranienburg naar het concentratiekamp Dachau bij Munchen gebracht.

Pastoor Galama was eind november 1941 al van Arnhem naar Dachau gebracht. IN dit kamp verbleven toentertijd enkele duizenden priesters uit Duitsland en heel bezet Europa die niet wensten te buigen voor het nazi-regime. De vreugde bij hun weerzien zal zeker groot zijn geweest, ondanks de verschrikkelijke omstandigheden in het kamp.

Deze slechte omstandigheden in het kamp (honger, ziektes, lijfstraffen, ongedierte, vuil en kou) tastten de lichamelijke en geestelijke weerstand van de beide ’s-Heerenbergse priesters aan. Uiteindelijk stierf kapelaan Van Rooijen op 16 juni 1942 in het lazaret van Dachau aan de gevolgen van een hartverlamming. Deze hartverlamming was weer veroorzaakt door een extreme vorm van dysenterie waar de kapelaan aan leed. Vier dagen later, op 20 juni 1942, stierf pastoor Galama aan een beroerte en een verlamming van de ademhalingsorganen.

Deze overlijdensberichten kwamen in ’s-Heerenberg zeer hard aan. De NSB had nu het allerlaatste restje sympathie van eventuele resterende twijfelaars verloren en kreeg sindsdien ideologisch geen been meer aan de grond.

De klokken gered

Toen de kopervoorraden, nodig voor de fabricage van munitie en wapens, in Duitsland dreigden op te raken, gingen de Duitse legers in de bezette gebieden over tot het stelselmatig vorderen van kopergeld, koperen keukengerei en bronzen klokken. Ook enkele ’s-Heerenbergse klokken, allen van grote culturele waarde, werden door de Duitse autoriteiten gevorderd. In totaal werden drie klokken uit ’s-Heerenberg weggevoerd. Een daarvan was de 1360 kg zware Sint-Pancratiuskerk klok en de klok van het raadhuis. Gelukkig voor ’s-Heerenberg zijn de raadhuisklok en de grote Sint-Pancratiusklok in verband met het verloop van de oorlog ontsnapt aan de smeltoven. In oktober 1945 werden de geredde klokken weer naar ’s-Heerenberg teruggehaald en in de torens van het raadhuis en de pancratiuskerk opgehangen.

Door het duister naar het licht

De laatste jaren van de oorlog vormen ook voor de bevolking van ’s-Heerenberg een zware periode. Vele mannen moesten noodgedwongen hun gezinnen verlaten om in het kader van de Arbeitseinsatz of de Organisation Todt te werken in de Duitse industrie of bij grote militaire infrastructurele projecten. Verschillenden van hen zouden nooit meer levend terugkeren maar diep in Duitsland sterven aan uitputting, ondervoeding of honger of omkomen bij een van de vele geallieerde bombardementen op Duitse steden. De Joodse gemeenschap van ’s-Heerenberg werd nagenoeg geheel uitgemoord. In 1940 bestond zij uit zo’n 70 personen. Hierbij bevonden zich ook enkele joodse families die uit Duitsland gevlucht waren voor de discriminerende maatregelen van het nationaal-socialistisch regime. Na mei 1940 kregen ook de Joden in Nederland het steeds moeilijker. Op allerlei manieren trachtte de Duitse bezetter de Joodse bevolkingsgroep in Nederland meer en meer te isoleren om ze daarna systematisch te kunnen deporteren. In totaal zijn 31 in Bergh geboren Joden omgekomen in de verschikkingen van Auschwitz en Sobidor.

Na de Duitse nederlaag bij Stalingrad in januari 1943 en de geallieerde landingen in Italië en Normandie in het voorjaar van 1944 werden de kansen op een Duitse eindzege behoorlijk verkleind. Daarnaast bombardeerden de geallieerde luchtvloten dag en nacht Duitse industrie- en wooncentra. De verschrikkingen van het bombardement op Emmerik op 7 oktober 1944 staan veel oudere Berghenaren ook nu nog zeer helder voor de geest. Nog slechts eenmaal wist de Wehrmacht, gesteund door de elitetroepen van de Waffen-SS, de oprukkende geallieerden te stoppen.

Na een zeer zwaar bombardement tijdens de Paasnacht van 31 maart op 1 april 1945 werden ’s-Heerenberg en omgeving in de vroege morgen van 1 april door Canadese troepen bevrijd. Dolgelukkig dat de oorlog eindelijk afgelopen was, kropen de mensen uit de kelders van hun huizen of uit de kelders van Huis Bergh of van het klooster van de Witte Paters.

Na bijna vijf lange jaren van onderdrukking, onrecht, angst en pijn was de langverwachte bevrijding dan toch eindelijk gekomen. De katholieke gemeenschap van ’s-Heerenberg kon zich weer gaan richten op de toekomst.

Priesterwijdingen

In de oorlogsperiode die voor ons land en zeker voor ’s-Heerenberg zoveel sombere en tragische momenten met zich bracht, kende de Sint-pancratiuskerk ook ongekende hoogtepunten. Drie jaren achtereen vonden in deze kerk de priesterwijdingen plaats van de Witte Paters: in 1942, 1943 en 1944. Deze witte paters hebben ’s-Heerenberg tijdens de oorlog zeer grote diensten bewezen toen de drie priesters opgesloten zaten.

De parochie na de oorlog 1945-1965 Na de Tweede Wereldoorlog kwam langzaam maar zeker het leven weer normaal op gang, ook het parochieleven. In de oorlog hadden de Witte Paters van Afrika, die woonden in het klooster bij de Duitse grens, de honneurs in de kerk waargenomen, omdat de pastoor en de twee kapelaans door de Duitsers waren gevangen gezet. Helaas kwam alleen kapelaan Hegge terug. Hij is nog een poosje kapelaan geweest in ’s-Heerenberg, maar werd toen overgeplaatst naar Hengelo (Overijssel). Pastoor Horsthuis was na de oorlog pastoor en na kapelaan Hegge was kapelaan Janning nog aanwezig. In 1946 kwam kapelaan Carree als tweede kapelaan van Jutfaas naar ’s-Heerenberg. In 1947 vertrok kapelaan Janning; hij werd opgevolgd door kapelaan Teuben. Deze geestelijken hebben zich ingespannen om het parochieleven na de oorlog weer volop op gang te brengen. In 1946 werd pastoor Horsthuis ziek; hij vertrok naar het ziekenhuis in zijn geboorteplaats Oldenzaal. Daar is hij op 54-jarige leeftijd als een afgeleefde man gestorven; hij werd in ’s-Heerenberg begraven. Hij was helemaal op, helemaal leeg; geen cent hadden de armen in zijn zak gelaten. De nieuwe pastoor van ’s-Heerenberg werd pastoor Gribnau.

Het godsdienstig leven nam in die tijd een grote plaats in. Iedere week werd er biecht gehoord, iedere dag was er een schoolmis voor de kinderen. Op school werd elke dag genoteerd wie wel en wie niet naar de schoolmis was geweest en ook op het schoolrapport werd hiervan verslag gedaan. In mei en oktober was er elke avond Marialof. In de Vasten werd ’s-Zondagsavonds de Vastenmeditatie gehouden door een pater, een kapelaan of een pastoor uit een andere parochie. De kerk zat dan stampvol. Ook werd eenmaal per jaar het Veertigurengebed gehouden. Dan kwamen er paters die er speciaal op getreaind waren je ervan te doordringen dat je op de hel of tenminste het vagevuur moest rekenen, als je je kerkelijke plichten niet goed nakwam.

Op 2 februari was het feest van Maria Lichtmis. Je kreeg dan de Blasiuszegen; je moest bij de communiebank gaan staan, de priester hield twee gekruiste kaarsen tegen je keel en sprak een gebed. Dit ritueel beschermde tegen keelpijn.

De parochiegeestelijken hadden het druk met huisbezoek. Elk gezin werd tenminste een keer per jaar bezocht; huisbezoek wekte vertrouwen en bracht je dichter bij elkaar. In de jaren zestig kwam pastoor Arts in beeld. Hij was een heel aardige man, maar als hij op huisbezoek kwam en het gesprek kwam niet goed op gang, dan viel hij in slaap. Van hem wordt de volgende anecdote verteld. Hij kwam ergens op huisbezoek; de televisie stond aan; er werd een voetbalwedstrijd uitgezonden. De heer des huizes was dol op voetballen en toen de pastoor in slaap viel, zei hij; ‘Laat hem maar slapen; ik maak hem na het voetballen wel wakker’.

Hoogtepunten waren ook de dagen dat je de eerste commnie deed en de hernieuwing van de doopbeloften in de laatste klas van de lagere school. De erste communie is gebleven, maar de hernieuwing van de doopbeloften is een gepasseerd station. In de laatste klas van de lagere school werden de leerlingen ook gevormd. Het heilig Vormsel werd door de bisschop of hulpbisschop toegediend, wat ook vandaag nog gebeurt.

Op Allerzielen, 2 november, kon je aflaten verdienen voor de zielen in het vagevuur. Je moest vijf onzevaders, vijf weesgegroeten en vijfmaal ‘Heer geef hun de eeuwige rust’ bidden. Dan gauw even de kerk uit en snel weer naar binnen om het nog eens te doen. Sommige mensen noemden dit “Zieltjes wippen”, na elk gebed vloog er een ziel uit het vagevuur de hemel in.

Als katholiek was je verplicht je Pasen te houden. Dat hield in dat je verplicht was te biechten en de communie te ontvangen. Het moest gebeuren in je eigen parochiekerk. Kon dat om een of andere reden niet, dan moest je dit melden op de pastorie. Goede katholieken gingen vaak naar de communiebank, maar er waren er ook die alleen met Pasen gingen, omdat het verplicht was.

Op de lagere school leerde je de catechismus van buiten: eerst de kleine en later de grote. Je moest alle vragen kunnen beantwoorden, te beginnen met: ‘Waartoe zijn wij op aarde? –Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor in de hemel te komen’. Zij werden streng overhoord: thuis door moeder en op school door de kapelaan en een acht voor catechismus was wel het minste dat een goed katholiek kind op zijn rapport moest hebben. Het vak godsdienst stond bovenaan de lijst: direct goed gedrag en vlijt. Op Aswoensdag ging je het askruisje halen en dan maar hopen dat het nog te zien was, als je thuis kwam. Dan begon het vasten. Ieder had zijn eigen trommeltje om het snoep in te bewaren. Op zondag mocht het open, maar er waren ook standvastige kinderen die het dicht hielden tot Pasen.

In de loop van het jaar moest op vrijdag ook gevast worden: je mocht dan geen vlees of ‘jus-uit-vlees’ gebruiken.

Tot 1960 was het katholieke gehuwden streng verboden voorbehoedsmiddelen te gebruiken.

Bij de doop van een kind gebeurde het vrijwel nooit dat de moeder zelf aanwezig was: het kindje werd zo mogelijk op de dag van de geboorte zelf, of anders toch zeker de volgende dag gedoopt. Als de jonge moeder weer op de been was, ging zij haar ‘kerkgang’ doen: haar (eerste) kerkbezoek na de geboorte van haar kind, om God voor haar welstand te bedanken en de zegen van de preister te vragen. Deze kerkgang, ook wel het ‘inhalen van de moeder’ genoemd, betekende de opdracht van het kind en de zuivering van de moeder ter herinnering aan Maria’s zuivering in de tempel. De priester, in superplie met witte stola gekleed, geleidde haar naar het altaar. Daar knielde zij neer met een brandende kaars in de hand: zij werd met wijwater besproeid en luisterde naar het gebed dat over haar uitgesproken werd. Voor vee moeders was deze kerkgang een omstreden zaak.

Een hoogtepunt was elk jaar weer de processie naar Kevelaer. Broedermeesters zorgden voor aanmelding, vervoer en het verdere programma in Kevelaer. De processie naar Kevelaer bestaat nog steeds.

Bankenverpachting In het ‘Register der Verhandelingen en Besluiten van het Kerkbestuur van de parochie van den H. Pancratius te ’s-Heerenberg’ of wel Notulenboek van het Kerkbestuur vinden wij ook aantekeningen die gaan over de bankenpacht.

Meestal vond de verpachting plaats in september voor een periode van drie jaar. De eerste banken in de kerk brachten het meeste geld op. Daar zaten de notabelen; de middenstanders en andere mensen met geld. De arbeidersmensen zaten meer naar achteren en voornamelijk in de zijbeuken. Vaak pachtten twee families een of twee plaatsen samen en spraken af naar welke mis zij zouden gaan. Er waren in die tijd toch genoeg missen. Achterin de kerk waren een paar armenbanken voor mensen die helemaal niets konden betalen.

Wat de pastoor ergerde was: dat hele volksstammen van mannen nooit in een bank gingen zitten, maar achterin stonden. Als zij rumoerig werden, greep de kerksuisse in.

In een vergadering van het kerkbestuur op 10 april 1964 moest er beslist worden of er een nieuwe bankenverpachting zou worden gehouden of dat een algemeen plaatsengeld zou worden ingevoerd van 25 cent per plaats per mis. Besloten werd via het kerkblad een enquete te houden. De overgrote meerderheid was voor plaatsengeld en op de eerste zondag van september 1964 werd dit ingevoerd. De leeftijdsgrens was 15 jaar. Met de plaatsen van Huis Bergh werd geen rekening meer gehouden en de eerste bank voor het Maria-altaar bleef de bank voor de collectanten.

In 1942 was kapelaan Janning in ’s-Heerenberg benoemd.

In 1947 kwam kapelaan Ben Teuben naar ’s-Heerenberg. Hij werd geestelijk adviseur van de Jonge Middenstand en van de Verkenners. Voorzitter van de Jonge Middenstand was Joep Holleman die later door gebrek aan zuurstof is overleden. Johan Schulte was hoofdleider bij de Verkenners. Alle meisjes van ’s-Heerenberg die de leeftijd hadden, waren gek op Johan. Hij heeft ze allemaal het bos ingestuurd, want hij werd border bij de Salesianen van Don Bosco.

Op 31 augustus 1947 vierde de Sint-Pancratiusparochie te ’s-Heerenberg het gouden jubileum van de parochiekerk. De plechtige hoogmis werd opgedragen door Pastoor Gribnau, geassisteerd door de kapelaans Carree en Teuben als diaken en subdiaken. De feestpredicatie werd gehouden door oud-kapelaan R. Hegge. ’s-Middags trok een optocht door de stad: voorafgegaan door de Muziekvereniging Crescendo trokken alle verenigingen, organisaties en jeugdbewegingen mee. Na het lof volgde in het parochiehuis een officiele receptie.

Jeugdbeweging en verenigingen Na de oorlog kwam het verenigingsleven weer op gang. De oude verenigingen die in de oorlog door de bezetter verboden waren, keerden niet terug. Onder de bezielende leiding van de geestelijkheid werden nieuwe verenigingen opgericht.

Verkennerij De Verkennerij werd opgericht in het laatst van 1945. De groepsbijeenkomsten werden gehouden in het parochielokaal in de Kerkstraat. De Verkenners beschikten over twee tenten en een altaartent, waarin de H. Mis werd opgedragen, wanneer zij op kamp waren. De tenten werden ten bate van de klas ook aan andere verenigingen verhuurd. De Verkenners waren onderverdeeld in : Welpen van 7-11 jaar en Verkenners van 11-17 jaar.

Jongensgilde Naast de Verkennerij was er ook nog het Jongensgilde. Veel jongens waren lid van deze club. Door de vele jeugdbewegingen en de motivatie van de leiders kwamen er practisch geen zinloze vernielingen voor en de ouders konden rustig slapen, want er werd op hun kinderen gepast.

Kajotters In januari 1946 werd de KAJ opgericht. Een hoogtepunt voor de Kajotters was een reis naar Rome. Enkelen slaagden erin de Paus een hand te geven en zij waren daar bijzonder trots op. Tot 1965 waren de Kajotters actief: toen viel voor hen het doek.

Gidsen De Gidsen vormden de na-oorlogse voortzetting van allerlei jeugdbewegingen voor meisjes. De bijeenkomsten werden gehouden op een zolder tussen de kerk en de pastorie. Er werd veel gezongen, gewandeld en geknutseld. De installatie was altijd een plechtig gebeuren. Je kreeg een uniform (blauwe jurk), een hoed, een insigne en een wit koord. En je was natuurlijk apetrots op je uniform. In de jaren 1960 verdwenen de gidsen en er kwam eigenlijk niets voor in de plaats.

KAB' De KAB is ontstaan uit de vroegere Werkliedenvereniging Sint-Jozef. Het was een katholieke vakbond die later fuseerde met het NVV en toen FNV werd. Er ontstond een zangkoor dat meedeed aan koordagen in de regio en ook plaatselijke evenementen opluisterde. Behalve een zangkoor was er ook een toneelvereniging. Omdat de spelers vonden dat hun kas beter gespekt moest worden en de KAB daar niet veel voor voelde, maakte deze toneelvereniging zich zelfstandig en ging verder onder de naam “Alphons Ariens’. Hij bestaat nu nog.

De activiteiten van de KAB werden in het Sint-Jozefgebouw gehouden, dat alleen voor katholieken toegankelijk was.

Zangkoren Het Pancratiuskoor dat al vele jaren de missen zingt, bestaat al een hele lange tijd. Het Pancratiuskoor was een mannenkoor en na een trouw-of rouwplechtigheid werd er een borreltje gedronken en dat liep wel eens uit de hand. Op het einde van de jaren 1960 kwamen er ook dames bij; het kerkkoor is tot op heden een gemengd koor.

Dameskoor In die tijd was er ook een dameskoortje. De dames oefenden op een bovenzaaltje van het Sint-Jozefgebouw. Subsidie was er in die dagen niet bij en toen er een piano moest komen, gaf ieder uit eigen zak F50,00. Onder pianobegeleiding kon er verder geoefend worden. Veel leden van dit koor werden na de opheffing lid van het kerkkoor.

Scholen De katholieke scholen van ’s-Heerenberg zijn in de oorlog wegens brandstofgebrek gesloten geweest. In 1945 werd de draad weer opgepakt. Zowel de bewaarschool als de jongens en meisjesscholen werden bestuurd door het kerkbestuur en door de pastoor die een wakend oog had voor onderwijs en onderwijzers.

Begin van het einde Toen de laatste pastoor van de oude stempel, Karel Gribnau, in 1957 ten grave werd gedragen, begonnen zich veranderingen af te tekenen binnen ‘Gods Kerk’. Zijn begrafenis kan men zien als een symbool voor het einde van het Rijke Roomse Leven; het begon in deze tijd verschijnselen van een naderend einde te vertonen. Het had zichzelf overleefd.

De bezielende gedachte achter bijna honderd jaar van emancipatie en strijd om de eerste plaats in de gemeenschap en de overtuiging dat het Katholieke volksdeel eigenlijk het enige echte en ware was en dat andersdenkenden eigenlijk geen volledige mensen waren, hadden in de oorlog sterk aan kracht ingeboet. De eenheid in de strijd en de houding tegenover ons aller vijand, Hitler en zijn trawanten, dreef alle overtuigingen samen en wij leerden in de nood met elkaar omgaan als mensen die elkaars overtuiging respecteren. Men heeft wel verkondigd dat de uitnodiging die onze Aartsbisschop Johannes de Jong na zijn verheffing tot kardinaal in 1946 kreeg en accepteerde om met H.M. Koningin wilhelmina te dineren, de bezegeling was van het feit dat de Nederlandse katholieken definitief werden beschouwd. De splendid isolation waarin de Kerk zich had teruggetrokken in haar stellingname tegen ‘de verworden wereld’, had geen zin meer. Er zijn voorbeelden te noemen – ook hier in ’s-Heerenberg – dat geestelijken hebben geprobeerd de klok nog eens terug te raaien, tot grote teleurstelling van de katholieken en ook van andersdenkeneden die juist in de toenadering perspectief zagen voor een betere samenleving. Denk aan het bordje ‘Alleen voor katholieken’ achter de ruit van het Sint-Jozefgebouw!

Maar dat zich veranderingen aftekenden aan de horizon, was onmiskenbaar. Een duidelijk voorbeeld is de oprichting van het ’s-Heerenbergse Carnaval in 1955. Aan het einde van de 19de eeuw had de geestelijkheid een einde gemaakt aan de Carnavalsvereniging. Het feest werd voor de oorlog alleen nog in een besloten club gevierd. Op 25-10-1955 startte de Carnavalsvereniging ‘D’ Olde Waskupen’.


1965-1997 Na het tweede Vaticaans Concilie

De katholieke Kerk in Nederland maakte sinds de jaren 60 een verschrikkelijke crisis door.

Er werd wel eens gezegd dat het Tweede Vaticaanse Concilie onder de pausen Johannes XXIII en Paulus VI de oorzaak is van de enorme veranderingen in de Kerk, maar er waren al jarenlang bepaalde zaken waarneembaar die door het Concilie als het ware in een stroomversnelling zijn terechtgekomen.

Toen paus Johannes in 1959 dit concilie aankondigde, noemde hij twee motieven:

1.een pastoraal motief: de innerlijke vernieuwing en aanpassing van de kerk

2.de bevordering van de eenheid van de christenen.

Aan het einde van deze concilie kwam een officiële verzoening tot stand tussen de rooms-katholieke kerk en de orthodoxe kerken.

Sedert de oorlog was er in ons land al veel veranderd, maar nu veranderde er heel veel, om niet te zeggen alles. Veel priesters namen alvast een voorschot op de opheffing van het priestercelibaat. Steeds meer hingen godgewijde mannen en vrouwen hun geestelijke kleding aan de kapstok om zich onopvallend onder het volk te kunnen bewegen. Het rijke roomse leven werd opgeruimd. Winkels stonden vol beelden en andere kunstwerken uit kreken en er werden goede zaken gedaan. Hippies liepen rond in kerkelijke gewaden enz. Het was dus geen wonder dat het aantal roepingen tot geestelijk ambt en tot het geestelijk leven drastisch terugliepen. Geen wonder ook dat kerken en kloosters begonnen leeg te lopen. Bij gebrek aan geld voor noodzakelijk onderhoud vielen kunstwerken van onder de slopershamer. In het begin van de jaren 60 ging het in ’s-Heerenberg nog goed. Iedere zondag waren er nog vijf heilige missen. Het kerkbezoek lag zelfs zo hoog, dat er wordt gedacht aan de oprichting van een tweede parochie. Gerrit Assink wordt in 1966 benoemd tot assistent te ’s-Heerenberg met de opdracht een nieuwe parochie te stichten. Hij kan met ingang van 1968 de pastorie van de Emmauskerk in ’s-Heereneberg-Lengel betrekken.

Ook ’s-Heerenberg kent priesters die in het huwelijksbootje stappen en ook hier loopt het kerkbezoek terug. Dus ook de stroom van inkomsten. In 1968 wordt de parochieraad geïnstalleerd, waarin leken meedenken en meepraten over de gang van zaken in de parochie. De kerk wordt gemoderniseerd, er klinken nieuwe liederen en al spoedig komt er een jongerenkoor en worden jongerenmissen opgeluisterd met begeleiding van elektrische gitaren en een drumstel.

De gemeente stelt ook voor om over te gaan tot gemengde scholen. Er komt een nieuwer Galamaschool in de Bongerd en de jongensschool verdwijnt. Er worden stappen ondernomen om school- en kerkbestuur los te koppelen. Er zijn nu dan twee grote rooms-katholieke lagere scholen: de Mariaschool en de Galamaschool.

De jongste restauratie Midden 1987 kwam een restauratie voor het eerst ter sprake toen de heer Smeenk de parochie adviseerde het gebouw goed win- en waterdicht te maken. Na een grondig onderzoek bracht Architectenbureau Boerman op 4-10-1989 een eerste begroting uit. Ondaks verklaringen van Rijksdienst, Gemeente Bergh en Aartsbisdom werden verschillende subsidieaanvragen niet gehonoreerd. Op 3-6-1993 besloot de Raad van Bergh om drie jaarschijven (1995,1996,1997) toe te wijzen, totaal f 351.088,00. In augustus 1994 werd bovendien f 100.000,00 subsidie door Provincie en Gemeente toegewezen.

Op 21-6-1993 vonden de eerste restauratiebesprekingen plaats van kerkbestuur en Bisdom. Na verschillende onderhandelingen kon op 6-7-1994 de eerste officiële bouwvergadering worden belegd, waarin het bouwcontract werd getekend.




Adres

Hofstraat 2
7041AD
's-Heerenberg
Telefoon: 0314-661224

Kaart

<googlemap lat="51.875229" lon="6.242874" zoom="18"> 51.875372, 6.242573</googlemap>

Bron

  • Foto-Archief Benny Schuurman (B.C.J.A)

Sjabloon:Onderwerp