Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Leonora Catharina Febronis van den Bergh
Inhoud
Haar Berghse wortels
Leonora Catharina Febronis van den Bergh (in het Frans Éléonore Catherine Fébronie de Bergh) werd op 6 mei 1613 geboren in Brussel als dochter van Frederik van den Bergh en Françoise de Ravenel.
Leonora was vijf jaar oud toen haar vader in Boxmeer overleed. Haar moeder hertrouwde vier jaar later. Zodoende heeft zij, samen met haar zus Anna Maria, een groot deel van haar jeugd doorgebracht bij haar grootmoeder van moederskant, Marie de Renty. De bronnen vermelden niet waar dit geweest is. Na haar grootmoeders dood in 1632 werd zij hofdame aan het Brusselse hof van aartshertogin Isabella, de landvoogdes van de Spaanse Nederlanden van 1598 tot 1633.
Vanaf 1625 ontvingen zij en haar zus een jaarrente uit de inkomsten van Diksmuide, een Vlaamse heerlijkheid die haar ouders in 1608 hadden gekocht. Dit gebeurde nadat haar broer Albert, die inkomsten ontving uit deze heerlijkheid, dat jaar trouwde met hun nicht Maria Elisabeth Clara. Albert droeg toen zijn aandeel over aan hun moeder (hun vader was al overleden) als vergoeding voor de onkosten gemaakt voor de totstandkoming van het huwelijk. Leonora en haar zus ontvingen vanaf toen de genoemde jaarrente.
In 1631,een jaar voor haar grootmoeders dood, had zij haar achterneef Frederik Maurits de La Tour d'Auvergne ontmoet. Hij was een zoon van Elisabeth Flandrika van Nassau, dochter van Willem van Oranje. Leonora was katholiek en Frederik Maurits was protestant, zodat hun families zich tegen hun huwelijk verzetten. Toch zijn zij op 1 februari 1634 in besloten kring op het kasteel van Boxmeer getrouwd. Een afschrift van het huwelijkscontract wordt bewaard in het archief van Huis Bergh.
Er zijn geen aanwijzingen dat Leonora ooit in 's-Heerenberg is geweest. Na haar huwelijk is zij niet meer terug geweest in de Noordelijke Nederlanden.
Vorstin van Sedan
Door haar huwelijk werd Leonora hertogin-gemalin van Bouillon en vorstin-gemalin van Sedan. Bouillon en Sedan liggen dicht bij elkaar in het zuiden van de Ardennen. Leonora en Frederik Maurits gingen wonen in Sedan, een soeverein vorstendom waar veel vervolgde Franse protestanten een toevluchtsoord hadden gezocht. In dit bolwerk van protestantisme was Frederik Maurits op 22 oktober 1605 geboren. Als telg uit het geslacht van de graven van Nassau ging hij al 1621 naar de Republiek der Verenigde Nederlanden, waar hij in dienst van zijn ooms Maurits en Frederik Hendrik een militaire opleiding kreeg. In 1632 werd hij gouverneur van Maastricht.
Hoewel hij weinig in Sedan was en protestants was opgevoed, kon Leonora haar man er in 1637 toe overhalen katholiek te worden. Hierop moest hij alle banden met de Nederlandse Nassaus verbreken en zijn functies daar opgeven. Hij ging terug naar Sedan, waar hij op 6 juli 1641, met hulp van troepen uit onder meer de Spaanse Nederlanden, een Franse legermacht versloeg. Deze slag was een van de vele in de Dertigjarige Oorlog (1618–1648). Ondanks hun nederlaag slaagden de Fransen er kort daarna in Sedan te belegeren. Frederik Maurits gaf zich over en zwoer trouw aan de Franse koning Lodewijk XIII. Hij nam toen als generaal van de cavalerie dienst in het Franse leger. De feitelijke macht was in Frankrijk echter in handen van kardinaal Richelieu, die Frederik Maurits naar Italië stuurde als bevelhebber van de Franse troepen daar. In 1642 werd hij daar gearresteerd op verdenking van samenzwering. Hij belandde in een gevangenis in Lyon, waar kardinaal Richelieu hem wilde laten onthoofden.
Frederik Maurits' zieke moeder Elisabeth Flandrika van Nassau smeekte kardinaal Richelieu in een brief het leven van haar zoon te sparen, maar hij weigerde. Nog datzelfde jaar overleed zijn moeder, waarna Leonora in actie kwam. Vanuit Sedan, waar zij nog steeds woonde, richtte zij zich rechtstreeks tot koning Lodewijk XIII met de eis dat haar man moest vrijkomen, anders zou zij opnieuw troepen uit de Spaanse Nederlanden naar Sedan laten komen. Koning Lodewijk XIII en kardinaal de Richelieu stemden in, op voorwaarde dat Frankrijk het vorstendom Sedan kon inlijven. Het was 1644. Leonora ging akkoord en Frederik Maurits kwam vrij, maar zij moest Sedan als laatste vorstin onmiddellijk verlaten. Zij bleef wel hertogin van Bouillon.
Haar latere leven
Van 1644 tot 1648 was Leonora in de Auvergne, het stamland van de dynastie van haar man in Midden-Frankrijk. Haar man diende in die jaren in het leger van paus Innocentius X. Vanaf 1648 woonden Leonora en haar man in Parijs, waar zij actief waren in La Fronde, de opstand van edelen tegen kardinaal Mazarin, de opvolger van kardinaal Richelieu. Toen haar man in 1650 op reis was in Zuid-Frankrijk, liet Mazarin haar arresteren en opsluiten in de Bastille. Door bemiddeling van een hofdame kwam zij in 1651 vrij en trok zich met haar man terug uit de Franse politiek. Samen verlieten zij La Fronde en ondertekenden een akte die de overdracht van het vorstendom Sedan aan Frankrijk bekrachtigde.
Tussen 1635 en 1652 kreeg zij tien kinderen, die allemaal volwassen zijn geworden. Haar vijfde kind, dat net als zijn vader Frederik Maurits heette, trouwde in 1662 met zijn achternicht Henriëtte Francisca van Hohenzollern-Hechingen, dochter van Maria Elisabeth van den Bergh, markiezin van Bergen op Zoom.
In 1655 kende zij haar zus Anna Maria een jaarrente van 4.000 gulden toe.
Leonora stierf op 14 juli 1657 in haar residentie in Parijs, omringd door haar kinderen. Zij was 44 jaar oud en werd in Parijs begraven. Haar man was op 9 augustus 1652 al overleden in Pontoise, even ten noorden van Parijs. Hij werd begraven in de abdij van Sint Taurinus in Évreux, Normandië.
Het monument in Cluny
Leonora's zoon Emmanuel Théodosius (1644–1715), bekend als de kardinaal van Bouillon, was een hoge geestelijke. Hij was nog net geen 25 toen hij in 1669 tot kardinaal werd verheven. Aan het eind van de 17e eeuw was hij ambassadeur van Frankrijk bij de paus in Rome. Daar ontmoette hij de beeldhouwer Pierre Le Gros de jonge, die hij de opdracht gaf een grafmonument te maken voor zijn ouders. Het monument moest geplaatst worden in de abdij van Cluny in Bourgondië, waarvan de kardinaal abt was.
Het monument bevat een bas-reliëf van de Slag bij Marfée, waar troepen onder bevel van zijn vader de Fransen een nederlaag hadden toegebracht. Lodewijk XIV, die nu koning van Frankrijk was, was hierdoor zo beledigd dat hij verbood het monument in zijn land op te richten. Delen van het monument waren al in kisten in Cluny aangekomen en werden daar in de abdij opgeslagen. De rest is nog in Turijn aangekomen, maar is daarna nooit meer gezien.
Meer dan een eeuw later werden de kisten geopend. Ze bevatten de beelden van Leonara en van haar man, en het bas-reliëf van de Slag bij La Marféé. Ze werden niet in de abdij opgesteld, maar in de kapel van het Hôtel Dieu in Cluny. Het monument zoals de kardinaal van Bouillon dat ter nagedachtenis van zijn ouders bedoeld had, is nooit tot stand gekomen.
Bronnen
- Op Wikipedia
- Het archief van het Huis Bergh (boek), blz. 60
- R.W. Tadama in Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg, uitgeverij I.A. Nijhoff, Arnhem (1846), blz. 11
- Archief Huis Bergh, inventarisnummers 877, 885 en 7033