Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Both, Abraham Stephanus Franciscus de
Mr. Abraham Stephanus Fransiscus de Both werd op 22 april 1771 geboren in 's-Heerenberg als zoon van Xaverius Anthonius Joseph Joannes Nepomucenus de Both en Joanna Catharina Burgers. Hij was een broer van Franciscus Johannes Baptista de Both.
In 's-Heerenberg ging Abraham de Both naar de Franse school. Daarnaast heeft hij, net als zijn broer, Latijn geleerd. Waarschijnlijk is dat gebeurd op het seminarie dat toen in Huis Bergh gevestigd was.
Vervolgens ging hij rechten studeren aan de katholieke universiteit in Douai in Frans-Vlaanderen (Nederlandse naam: Dowaai). Hij heeft zijn studie afgemaakt in Keulen, waarna hij nog enkele maanden heeft doorgebracht aan de universiteit van Harderwijk, waar hij op 8 juni 1793 promoveerde.
In 1797 vestigde hij zich in Didam, waar hij was benoemd tot richter en landschrijver. Hij was toen 28 jaar. Twee jaar later volgde zijn benoeming tot drost. In die tijd ontmoette hij Bährne Louise von Brun, met wie hij op 8 mei 1800 in Didam voor de wet trouwde. Het echtpaar kreeg twee zoons. De eerste werd geboren in 1801, maar overleed voor de geboorte van de tweede zoon Frans in 1803.
In december 1801 moest Abraham zijn ambt in Didam als gevolg van intriges tegen hem, verlaten. Daarna was hij als zelfstandig advocaat werkzaam. Hij deed dit vooral uit idealisme, want voor geld hoefde niet te werken. De erfenis van zijn vader was groot genoeg om van te rentenieren.
In mei 1805 verhuisde het gezin naar 's-Heerenberg en huurde daar van pastoor Otters een woonhuis aan de Markt. Op de oude plattegrond van 's-Heerenberg is dit het ongenummerde pand naast nummer 139, de latere kostschool van Bastiaan Kouwenberg. Op deze plek staat nu de Pancratiuskerk.
Vanwege onenigheid over het onderhoud van het huis had Abraham een moeilijke relatie met zijn huurbaas pastoor Otters. Er ontstond huurachterstand, waarop de inmiddels oud-pastoor op 11 juli 1807 een proces tegen Abraham aanspande. Hij eiste dat de woning onmiddellijk ontruimd werd. Van zijn broer Frans kreeg Abraham toen de informatie toegespeeld dat oud-pastoor Otters hun neef Jan de Both tot zijn erfgenaam had gemaakt. Het vermoeden was toen al gauw dat niet Otters, maar neef Jan het proces had aangespannen, omdat hij vreesde voor zijn erfenis. De uitslag van het proces is niet bewaard gebleven, maar waarschijnlijk kon Abraham met zijn gezin in het huis blijven wonen.
Lang zijn zij niet meer in 's-Heerenberg gebleven. In 1812 woonde het gezin in Zutphen en in 1814 stonden zij geregistreerd in Groenlo. In die jaren was Abraham nog als advocaat actief, maar in september 1815 behandelde hij zijn laatste zaak. Daarna heeft hij voor zover bekend zijn beroep niet meer uitgeoefend.
In november 1818 overleed zijn vader. Omstreeks die tijd is hij met zijn gezin naar Elten verhuisd. Archiefmateriaal uit die tijd is in 1944 bij de bombardementen op Emmerik verloren gegaan, zodat er over deze periode in Abrahams leven niets bekend is. Waarschijnlijk leidde hij er als rentenier een rustig leven.
Jarenlang gingen Abraham en zijn vrouw in de herfst een aantal maanden naar het landgoed Vilsteren bij Ommen. Abraham ging daar dan jagen met zijn vriend Michael Helmich, de eigenaar van het landgoed. Tijdens hun verblijf in 1837 werd Abraham ziek en overleed er op 21 oktober 1837, 66 jaar oud. Hij werd niet in Vilsteren begraven, zodat het mogelijk is dat zijn lichaam voor begrafenis is teruggebracht naar Elten.
Bron
- Het uur van de waarheid, blz. 93-99, 182, 188-191, 195-197, 201-204, 241